pak blijft op deze wijze weinig over.
Ik heb dan ook de indruk dat Pop te weinig is ingevoerd in een structurele aanpak, want hij begaat op het theoretische vlak nogal wat misstappen. Hij laat de lezer bijvoorbeeld in het onzekere, in welke zin hij het begrip ‘motief’ hanteert, want in het desbetreffende hoofdstuk gebruikt hij de term op verschillende manieren, enerzijds spreekt hij van het zogenaamde Artemis-motief (waarmee hij bedoelt het motief van de geïdealiseerde geliefde, overigens door notoire Vestdijkkenners het ‘Ina Damman-motief’ genoemd), anderzijds hanteert hij Bloks structurele opvatting van motief (motief gezien als een verzameling lijnstukken), bijv. de tuin en de muziek. In het eerste geval is het motief beperkt tot één werk.
Ook bij zijn behandeling van het perspectief glijdt Pop uit: ‘De kleine Nol kunnen we moeilijk van zo subtiele gedachten beschuldigen’ en ‘Een en ander wordt nog hachelijker als de verteller in het begin een kind is, dat nog lang niet alles kan begrijpen, laat staan overzien.’ Deze opmerkingen gaan voorbij aan het feit dat de roman ons verteld wordt door een Nol op latere leeftijd, (hij spreekt ergens ook over zijn ‘memoires’), wat tot gevolg heeft dat de ‘belevende ik’ en de ‘vertellende ik’ voortdurend met elkaar interfereren, m.a.w. het is heel wel mogelijk dat de jongere ik motieven toegeschreven krijgt, die eigenlijk eerder passen bij het reflectievermogen van een ouder iemand. Dat dit kan en ook gebeurt hangt samen met het door Vestdijk gekozen perspectief.
Binnen dit kader stelt Pop zich ook merkwaardige vragen, wanneer hij zegt dat ondanks al zijn onaangename kanten Cuperus voor ons sympathiek blijft. Het antwoord op een dergelijke opmerking ligt uiteraard in het gehanteerde perspectief, immers de verteller van de roman. Nol Rieske, adoreert de dirigent en het lijkt me onmogelijk dat je iemand, die je bijna aanbidt, onsympathiek zult voorstellen. Zo is ook de vraag ‘Is het beeld dat de roman van haar (Nols moeder, H.B.) geeft, wel volledig?’ eigenlijk onzinnig, want uiteraard bevestigend te beantwoorden. De verteller wil kennelijk dit beeld aan de lezers overdragen en dus is het per definitie volledig.
Tenslotte nog enkele interpretatieve opmerkingen. Pop maakt het zich onnodig moeilijk, wanneer hij uitgebreid ingaat op het probleem wat nu eigenlijk het hoofdthema is van de roman, de (jeugd)liefde op de muziek, waarbij hij dan kiest voor de liefde, terwijl er evenveel voor te zeggen valt om beide een even belangrijke plaats toe te kennen. Te meer, daar beide kwantitatief een even grote plaats binnen de roman innemen, je zou het beter als volgt kunnen omschrijven: Centraal in deze roman staat het individuatieproces (zoals in veel van Vestdijks verhalen en romans), waarbinnen de muziek en de liefde hun eigen, katalyserende, rol spelen.
Pop noemt de moeder van Nol op een aantal plaatsen een ‘geremde’ figuur. M.i. maakt hij hierbij de fout (waarschijnlijk veroorzaakt door zijn vergelijking van ‘De koperen tuin’ en ‘Kind tussen vier vrouwen’) de moeder van Nol te identificeren met de inderdaad geremde moeder van Anton Wachter. Men kan de gevierde society-lady, die Nols moeder is, moeilijk een geremde figuur noemen, of zou Pop bedoelen dat zij onmiddellijk op de avances van Cuperus in had moeten gaan?
Hij spreekt ook over een gebrek aan wezenlijk contact tussen Nol en zijn moeder en ziet dit gebrek aan contact dan als een voorbode van de latere mislukking in de relatie met Trix. De enige figuur, met wie Nol naast Cuperus een redelijk intensief contact heeft, is nu juist de moeder. Het is niet toevallig dat ook zij van muziek houdt, bovendien worden Nol en zijn moeder vaak als een eenheid voorgesteld tegenover het blok dat zijn broer Chris met zijn vader vormt. Door de dood van zijn moeder geraakt hij ook in de grootst mogelijke verwarring. Het zal duidelijk zijn dat ik daarom ook niet geloof dat de verhouding tot zijn moeder als een voorbereiding gezien moet worden van de mislukte relatie met Trix.
Curieus is ook dat Pop de eerste zin van de roman niet gelukkig noemt, omdat daarin niet onmiddellijk het hoofdthema aangeduid wordt, maar de suggestie gewekt wordt dat het de verteller gaat om een afrekening met het kleinsteedse milieu in het plaatsje W.. Nog even afgezien van het feit dat dit element wel degelijk een belangrijke rol speelt in de roman, lijkt het me een nogal vreemd criterium, zeer veel eerste zinnen van zeer veel romans zouden dan niet meer door de beugel kunnen.
Resumerend, een voor het onderwijs nuttige serie, die uitgaat van redelijke doelstellingen, maar helaas nog niet die auteurs gevonden heeft, die deze doelstellingen adequaat kunnen concretiseren. (HB).