[Nummer 4]
Voorwoord
In de hier opgenomen artikelen staat de traditionele vorm van letterkundige tekstinterpretatie ter diskussie. De bestaande poëtikale voorstellen, uitgaande van presupposities als ‘de tekst vormt een eenheid’ en ‘de tekst is diepzinnig’, blijken onbruikbaar als het gaat om experimentele teksten van bijvoorbeeld Vogelaar, Van Marissing, Robberechts of Insingel. Voor de lektuur van Insingels werk nu zal een andersoortig poëtikaal voorstel worden gedaan in Mark Insingel en de taal.
Over het verschil tussen traditionele vormen van literatuurbeschouwing, een Brechtiaanse - en een wetenschappelijke vorm van literatuurbeschouwing kan men lezen bij Verdaasdonk in Het mes in het beeld (1976). Zijn bijdrage, alsook de kreatieve bijdragen van Vogelaar, Van Marissing en Robberechts aan genoemd boek, zullen onderwerp van bespreking zijn in Wetenschap, poëtika's en experimentele literatuur.
In het buitenland, met name in de duitstalige gebieden, lijkt de aandacht verlegd van de letterkundige tekstinterpretatie naar de rekonstruktie van het lezersgedrag. Ook in Nederland neemt de belangstelling hiervoor toe. Vooral de invloed van de voorstellen van Iser en Wienold op dit gebied begint zich af te tekenen. In De lektuur van literaire teksten en de analyse van literaire teksten zullen Verdaasdonk en Van Rees deze twee aanzetten tot ‘receptie-theoretisch’ onderzoek nader bekijken. Zij vragen zich daarbij af of de in de traditionele literatuurwetenschap gehanteerde postulaten over het leesproces niet ook in de aanzetten tot ‘receptie-theoretisch’ onderzoek van Iser en Wienold zijn terug te vinden. Beweerd wordt dat deze postulaten problematisch zijn, d.w.z. dat zij geen goede grondslag vormen voor empirisch-wetenschappelijk onderzoek. Het laatste gedeelte van deze bijdrage bevat een suggestie om de besproken moeilijkheden de baas te worden.
In Rationele interpretatie tenslotte gaat De Vriend na of het door Petöfi en Rieser ontworpen rationele interpretatiemodel bruikbaar is voor de literatuurwetenschap. Hij stelt de vraag of we met dit TeS-WeS (=tekststruktuur-wereldstruktuur) model kontroleerbare uitspraken kunnen doen over het toekennen van betekenis aan literaire teksten.