| |
| |
| |
Wa.R.D. van Oostrum / M. Hochscheid-Mabesoone
Julia (-) drukken
Iets over de nederlandstalige drukken vóór 1800 van Julia (1783) van Rhynvis Feith, over de betreffende Julia-drukkers, en aantekeningen over de vertaling van Julia in het duits, frans en russischGa naar eind*
Я вас люб л так
скренно, так нéжно,
Как да вам бог люб мо быть друг м.
| |
Inleiding
Dit artikel zal in twee gedeelten verschijnen.
In het eerste gedeelte worden de nederlandstalige Julia-drukken vóór 1800 op een rij gezet, wordt een beschrijving van een aantal exemplaren van de onderscheiden drukken gegeven en een vergelijking van de onderscheiden drukken gemaakt. Dit in het kader bij te dragen het noodzakelijke materiaal te leveren voor de copytext, basis voor een moderne wetenschappelijk verantwoorde tekstuitgave van Julia.Ga naar eind2.
Slechts voorwerk te leveren voor dergelijk basismateriaal geven wij op dit moment prioriteit boven de realisering van de tekstuitgave in kwestie zelf, gelet op de neerlandistieke peilstand, het publiek waar dergelijkheden voor bestemd zijn, de beschikbare menskracht en het totaal aan financiële mogelijkheden. Hebben wij het over het uitgeven van achttiende-eeuwse teksten, dan bevat onze prioriteitenlijst gans andere - voor velen uiterst obscure - titels, hier nu buiten de orde. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat een (wat betreft het kernverhaal) soort ‘boek-voor-oudere-meisjes’ (in traditionele zin, zusters! VO) van de upper middle class als Sara Burgerhart, en een troostrijke handwijzer voor diep gevoelige zielen van de betere stand als Julia vanzelfsprekend niet buiten de gezichtskring kunnen vallen, want op een specifieke uitdrukkingswijze een alleraardigst gruwzaam beeld biedend van ‘de kringen van ut’: daar waar de bon ton gezet wordt.Ga naar eind3.
In het tweede gedeelte wordt vanuit een andere optiek tegen de nederlandstalige Julia-drukken aangekeken en ligt het accent op de drukkers in
| |
| |
kwestie. Doel hierbij is aan de hand van één werkje, Julia, een minuscuul stukje achttiende-eeuwse drukgeschiedenis te geven. Daarin zullen de volgende drukkers aan de orde komen:
- | Cornelis van Hoogeveen Jun., beschouwd als vriend van Feith, gaf onder meer diens Julia uit. Waarom veranderde Feith van drukker? Een vriendenruzie of een politieke kwestie? Welke rol speelde de Leidse vrijmetselaarsloge La Vertu hierin? En in het verlengde hiervan: was het uit bescheidenheid dat Feith een aantal erepenningen van het Leidse genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkreegen’ weigerde? Wat voor drukkerij had Van Hoogeveen Jun.? Waaruit bestond zijn fonds? Wat was Van Hoogeveen Jun. voor een figuur? |
- | J.B. Elwe en D.M. Langeveld geven een Julia-druk uit. Was dat wel zuivere koffie? Kwade eigentijdse tongen beweren dat Elwe zijn dubbelbelegde boterham voornamelijk met het onrechtmatig nadrukken verdiende. Hoe zag het fonds van Elwe er uit. En dat van Langeveld? En hoe hun drukkerij? Wie waren Elwe en Langeveld eigenlijk? |
- | Joh. Allart geeft in 1792 een Julia-druk uit. Waarom dan pas, terwijl Allart en Van Hoogeveen Jun. al in 1783 m.b.t. Julia contact met elkaar hadden? Welke plaats neemt Elwe t.o.v. Allart in? Wat voor drukkerij had Allart en hoe zag zijn fonds er uit? Wat was Allart voor een figuur over wie jaloerse eigentijdse tongen beweren dat hij de ‘Hoofdbederver van de Hollandse boekhandel’ is? |
Tot slot zal enige aandacht worden besteed aan de vertalingen van Julia in het duits, frans en russisch.
Hetgeen hieronder volgt is het eerste onderdeel van het eerste gedeelte van het artikel, namelijk een chronologisch overzicht van de nederlandstalige Julia-drukken vóór 1800.
| |
1 De nederlandstalige drukken van Julia vóór 1800
Alle vleesch is grasch
Het lichaam keert tot stof,
geknaagd door wormen, die, verslonden zijnde, een hof
van doodlijk gras of kruid voor andre dieren teelen:
is eerst, oorspronglijk, mensch; de mensch dus, na 't verdeelen,
een mesthoop der natuur, en alle vleesch is grasch.
| |
| |
Wanneer de meest recente wetenschappelijke publicatie met gegevens over de drukken van Julia van Rhynvis Feith, namelijk Buijnsters' dissertatie (1963), geloofd mag worden zijn er vóór 1800 vijf nederlandstalige drukken van dit werk verschenen.Ga naar eind5. Voegen we hier de twee drukken aan toe die Ten Bruggencate in zijn dissertatie over Feith (1911) en Ghysen in haar tekstuitgave van Julia (1933) nog noemenGa naar eind6. - en waarvan het niet duidelijk is waarom Buijnsters ze niet vermeldt - dan ziet het totaal er als volgt uit (TB = Ten Bruggencate, G = Ghysen, B = Buijnsters):
- 1783 |
bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam |
(TB, G, B) |
- 1783 |
bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden |
(B) |
- 1783 |
bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden |
(B) |
- 1786 |
bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam |
(G,B) |
- in/vóór |
bij (wschl) J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam |
(G) |
1788 |
|
- 1792 |
bij J. Immerzeel Jun. te 's Gravenhage |
(TB,G) |
- 1792 |
bij J. Allart te Amsterdam.Ga naar eind7. |
(TB,G,B) |
Hoeveel drukken zijn er vóór 1800 van het werk in kwestie verschenen? Vier? Vijf? Zeven?
In 1952 gaf Buisman een overzicht van de nederlandstalige drukken van Julia waarin hij, zich baserende op primaire bronnen en niet op secundaire zoals Ten Bruggencate en Ghysen, deze beide auteurs -zoals later zal blijken terecht - corrigeerde.Ga naar eind8.
Hieronder zullen wij de summiere gegevens van Buisman aanvullen, corrigeren en uitbreiden.Ga naar eind9.
| |
1. Chronologisch overzicht nederlandstalige Julia-drukken vóór 1800
Buisman stelde in 1952 dat er vóór 1800 vier nederlandstalige drukken van Julia zijn geweest. Hij merkte op dat Ghysen te veel is afgegaan op de bibliografie van Ten Bruggencate, terwijl die op zijn beurt de drukken niet met eigen ogen heeft gezien ‘doch gebruik [heeft] gemaakt van boekenlijsten, zoals hij eerlijk zegt’. Het noemen van een druk in 1783 bij Elwe en Langeveld te Amsterdam, vóór of in 1788 bij dezelfden, en in 1792 bij Immerzeel Jun. te Den Haag blijkt volgens hem te berusten op mislezingen, het niet kunnen hanteren van secundaire bronnen en het geen onderzoek verricht hebben naar primaire bronnen.Ga naar eind10.
| |
1783: één, twee of drie drukken?
Alleen op basis van door hem geziene exemplaren stelt Buisman dat er in
| |
| |
1783 sprake is van een eerste en een tweede druk bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden. Deze beide drukken worden noch door Ten Bruggencate, noch door Ghysen genoemd. Waarom zowel Ten Bruggencate als Ghysen concluderen dat er in 1783 een (eerste) druk van Julia bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam geweest moet zijn, vermeldt Buisman echter niet expliciet.Ga naar eind11.
Wat ten Bruggencate's bron betreft ligt de zaak vrij helder: hij baseerde zich hier op het Naamregister Abkoude-Arrenberg.Ga naar eind12. Abkoude-Arrenberg geeft onder ‘Feith’ inderdaad ‘Julia/1783, Amsterdam/J.B. Elwe en D.M. Langeveld, 8. 1-5’.Ga naar eind13. Ten Bruggencate interpreteert deze mededeling als ‘bewijs’ dat Elwe en Langeveld in 1783 drukkers van Julia zijn geweest.
Arrenberg zegt echter in zijn voorbericht dat hij graag het voorbeeld van Van Abkoude had willen navolgen om zowel de naam van de eerste drukker van een werk te geven als er ‘dien van hun, welke sedert de Copy van dat Boek gekogt had’ aan toe te voegen. Maar omdat ‘sedert eenige jaren in ons Land meerder Boeken van Bezitter veranderd zyn dan voorheen geschiedde en het daar door zeer moeilyk na te gaan was, zoo wierd het my ook van byna niemand der Boekverkooperen, die my met het zenden van hunne Lysten vereerden, opgegeeven’. Noodgedwongen heeft hij zich op grond hiervan de beperking opgelegd ‘alleenlyk den tegenwoordigen Bezitter, of Drukker te noemen’ (curs. VO/H-M). Bovendien voegt hij daar aan toe: ‘Ik liet egter van zulke, die niet herdrukt waren, het jaartal [waarin het werk laatstelijk was verschenen (VO/H-M)] staan’.Ga naar eind14.
Met andere woorden: weten we niet anders dan zouden Elwe en Langeveld op grond van deze mededeling in het voorbericht kunnen worden beschouwd óf als de drukkers van Julia in 1783, óf als degenen die het copyrecht van Julia bezitten maar die er, sinds de bij een ánder verschenen druk in 1783, zelf geen druk van hebben uitgebracht. Een derde mogelijkheid is dat zij zowel als de drukkers als de ‘tegenwoordige Bezitters’ kunnen worden gezien. Voor iedere mogelijkheid is - zonder verdere informatie - evenveel ‘bewijs’ aanwezig. We laten op deze plaats nog in het midden welke mogelijkheid als de meest waarschijnlijke geldt.
Ghysen kan zich in eerste instantie op Ten Bruggencate baseren. Voor het bestaan van een ‘eerste’ druk bij Elwe en Langeveld te Amsterdam vindt zij echter ondersteuning in de druk die zij als ‘tweede’ codeert, namelijk de druk van 1786 bij Elwe en Langeveld te Amsterdam. Buisman stelt dat het ‘Voorbericht’ van de tweede druk bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden in 1783 [men vergete niet dat Ghysen de Leidse drukken niet kende] ‘letterlijk [is] overgenomen in de druk van 1786 bij Elwe en Langeveld, waardoor men deze uitgave voor de tweede druk heeft kunnen houden’ (curs. Buisman). Wij kunnen het hiermee eens zijn, al moet wel worden opgemerkt dat er van een letterlijke overname - zoals Buisman
| |
| |
stelde - geen sprake is geweest.Ga naar eind15.
Wat uit het ‘Voorbericht’ van de druk van 1786 heeft Ghysen dan de indruk gegeven met een tweede druk te maken te hebben?
Staat er in de tweede druk (bij Van Hoogeveen, Jun., 1783) ‘Ik heb deezen tweeden druk niet in de waereld willen zenden [...]’, in de druk van 1786 (bij Elwe en Langeveld) is ‘tweeden’ vervangen door ‘nieuwen’.Ga naar eind16. Zegt de auteur van het ‘Voorbericht’ in de tweede druk het te betreuren ‘in deezen tweeden druk [geen] gebruik te kunnen maken van de gegronde en keurige critiques’, in de druk van 1786 is ‘tweeden’ weer vervangen door ‘nieuwen’.Ga naar eind17.
Geen van deze mededelingen geeft echter het idee in 1786 nadrukkelijk met een tweeden druk te maken te hebben, proberen wij de gedachtengang van Ghysen te volgen.
Als reden voor het niet gebruiken van de ‘critiques’ geeft de auteur van het ‘Voorbericht’ in de tweede druk op: ‘de algemeene klagte van de Bezitters des eersten druks, op het horen dat ik, binnen een' zo korten tijd, eenen tweeden verbeterden uit zou geven, heeft mij dit belet’.Ga naar eind18. Ook nu is in de druk van 1786 ‘tweeden’ vervangen door ‘nieuwen’Ga naar eind19., en voor iemand die niet op de hoogte is van de beide Leidse drukken maar alleen een ‘papieren’ druk van 1783 bij Elwe en Langeveld, ‘kent’ - en dat was het geval met Ghysen - ligt het voor de hand op grond van het na elkaar voorkomen van ‘eersten druks’ en ‘eenen nieuwen verbeterden’ in de druk van 1786, deze als ‘de tweede’ te beschouwen.
Ghysen wordt in haar mening in 1786 met een ‘tweede druk’ te maken te hebben gesterkt door de mededeling die daar direct op volgt (en die in beide drukken in kwestie gelijk luidt): ‘Ik begreep in de daad dat het onbillijk ware de waarde des eersten druks voor dezulken, die denzelven werkelijk bezaten, en de eenige oorzaak geweest zijn, dat de tegenswoordige nieuwe uitgave noodzaaklijk zij geworden, te verminderen’.Ga naar eind20.
Kortom, voor Ghysen die niet op de hoogte was van de Leidse drukken maar alleen via Ten Bruggencate een druk in 1783 bij Elwe en Langeveld te Amsterdam veronderstelde, en die in de haar wel zelf bekende druk van 1786 bij Elwe en Langeveld te Amsterdam wordt geconfronteerd met een ‘Voorbericht’ waarin de 1786-druk als ‘nieuw’ en direct volgend op de ‘eerste druk’ wordt genoemd, is het voor de hand liggend de druk van 1786 als ‘de tweede’ te beschouwen. Zo terugredenerend is het bovendien vanzelfsprekend dat zij de volgens haar en Ten Bruggencate bestaande - maar niet geziene - druk van 1783 bij Elwe en Langeveld ziet als ‘de eerste’.
Maar: het feit dat het ‘Voorbericht’ van de tweede druk in 1783 bij Van Hoogeveen Jun. te Leiden met enige veranderingen is overgenomen in de druk van 1786 bij Elwe en Langeveld te Amsterdam kan wel achteraf als een verklaring dienen voor deze interpretatie van Ghysen. Het is geen sluitend bewijsstuk dat er in 1783 geen sprake zou kúnnen zijn van een ‘eerste’ druk bij Elwe en Langeveld te Amsterdam.
De oorzaak van alle twijfel in dit geval echter, Abkoude-Arrenberg
| |
| |
(waar Ten Bruggencate zich op baseerde) dient met de nodige omzichtigheid gehanteerd te worden.
Aan de andere kant is het feit dat Buisman voor 1783 alleen maar een eerste (en een tweede) druk van Julia bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden heeft kunnen terugvinden vanzelfsprekend op zichzelf eveneens geen sluitend bewijsstuk dat er in 1783 van andere drukken - bij wie dan ook - géén sprake zou kunnen zijn.
Zijn er andersoortige indicaties die wel/meer vaste grond onder de voeten geven?
Onderzoek naar een eventuele octrooi-aanvrage leverde geen positief resultaat op in die zin dat er m.b.t. Van Hoogeveen Jun. of Elwe en Langeveld een dergelijkheid betreffende Julia werd gevonden.Ga naar eind21.
Maar er zijn meer mogelijkheden - afgezien van gegevens uit drukkers-archieven der betreffenden en correspondenties, waarover in het tweede gedeelte van dit artikelGa naar eind22. -, bijvoorbeeld: is Julia indertijd in couranten geannonceerd? En zo ja, op welke wijze?
De Zuid-Hollandsche Courant van maandag 21 april 1783 geeft ‘Te Leyden by C. VAN HOOGEVEEN Junior is gedrukt, en alom in alle Steden verzonden: JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, in klein Octavo, op Schryfpapier gedrukt, de Prys is 25 Stuiv. Dit fraaije Werkje, 't welk met ongemeene graagte ontvangen wordt, bevat [...]’, een annonce die in dezelfde courant op vrijdag 25 april en maandag 28 april 1783 wordt herhaald.Ga naar eind23.
De Leydse Courant van woensdag 7 mei 1783 voegt aan de vrijwel identieke advertentie toe: ‘NB. Om het zeer klein getal van overige kan dit Werkje niet meer in Commissie gezonden worden’, m.a.w. de verkoop - ongeacht de grootte van de oplage - liep goed.Ga naar eind24.
Is Julia gerecenseerd? Een tweetal voorbeelden.
De Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen (deel VI (1784), eerste stuk) de ‘kiesche en zuivere minnenhandel van Eduard en Julia’ als ‘een Meesterstuk in zyne soort’ beschouwend, noemt het werk als in 1783 verschenen bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden.Ga naar eind25.
Al eerder (afl. jan./febr./mrt 1783) had de Nouvelle Bibliothèque Belgique het werk in kwestie meer dan lovend besproken, en geeft in de boektitel: ‘JULIE, par Mr. R. FEITH, à Leyden chez C. van Hoogeveen Jun. 1783 [...]’.Ga naar eind26. De recensent prijst de typografische verzorging: ‘elle fait un honneur infini aux presses du Sr. Van Hoogeveen’, en kondigt tevens aan: ‘la seconde Edition qui est sous presse sera orné de quelques planches en taille douce, auxqu'elles on travaille actuellement’.Ga naar eind27.
De tweede druk ligt bij Van Hoogeveen Jun. op de pers: de verkoop van de eerste druk - ongeacht de grootte van de oplage - blijkt goed te ver- | |
| |
lopen, een mededeling die ondersteuning vindt in de eerder genoemde annonce in de Leydse Courant van 7 mei 1783 waarin gesteld wordt dat de voorraad Julia's zodanig is dat er geen exemplaren meer ‘in commissie’ kunnen worden gezonden. Bovendien zal het werk voorzien worden van kunstplaten. (Het ‘succes’ van de verkoop en de platen-aankondiging bij de 2e druk kan vergeleken worden met de toch veel duurdere - afgezien van de omvang van beide werken in kwestie - Sara Burgerhart (1782) van Wolff en Deken.Ga naar eind28.)
Om op de eerste druk terug te komen: wij hebben in annonces en recensies alleen een druk in 1783 bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden aangetroffen. Buisman maakt melding van één exemplaar van deze druk ‘in eigen bezit’; wij kunnen hieraan vooralsnog drie exemplaren toevoegen.Ga naar eind29.
In de Nouvelle Bibliothèque Belgique werd aangekondigd dat een tweede druk van Julia reeds ter perse was, en dat daarbij een aantal kunstplaten zou verschijnen. Is van deze mededelingen iets terug te vinden in bijvoorbeeld aankondigingen in couranten?
De Zuid-Hollandsche Courant van vrijdag 22 augustus 1783 meldt: ‘C. VAN HOGEVEEN Junior, Boekhandelaer te Leyden, geeft op heden uit den TWEEDEN DRUK van JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH’, en spreekt erover dat ‘door voornaeme Meesters, twaelf KUNSTPLAETEN voor hetzelve Werkje [...] in het licht [zullen worden] gebragt; waervan reeds eenige Tekeningen by den Uitgever Hoogeveen kunnen gezien worden’. De uitgave van de platen zal ‘by wyze van Inschryving’ geschieden en ‘voor het einde dezes jaers zal een gedeelte, het zy van vier of zes Plaeten geleeverd worden’. En dit niet alleen: ter meerdere eer en glorie en ‘Ter versiering van dit fraeie Werkje is vervaerdigd een MUZYKSTUKJE op de Ongelukkige Gelieven, door den Heer H.G. BERCKENHOFF’.Ga naar eind30.
Een tweede druk de wereld in, een aankondiging van - later bij te binden - platen, en bovenal ook nog een ‘muziekstukje’ bij ‘De Ongelukkige Gelieven’, een gedichtje opgenomen in het achter de Julia-tekst voorkomende Mengelwerk.Ga naar eind31.
In de Nederlandsche Courant van 19 en 21 november 1783, en in de Zuid-Hollandsche Courant van 3 december 1783, zo'n drie maanden later, kondigt Van Hoogeveen Jun. opnieuw aan dat hij ‘op heden uit[geeft] den TWEEDEN DRUK van JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH’. Over platen rept hij echter met geen woord, en evenmin maakt hij melding van het eerder genoemde muziekstukje.Ga naar eind32.
Buisman geeft van de tweede druk (zoals hij ook opmerkt de enige waar expliciet een druk-vermelding wordt gegevenGa naar eind33.) twee exemplaren; wij voegen daar nog twee aan toe.Ga naar eind34.
Wat wil het geval nu. Enkele exemplaren van de eerste en de tweede druk van
| |
| |
1783 bevatten elk zes platen; de onderschriften daarbij zijn letterlijke citaten uit resp. ‘De Ontmoeting’, ‘De Rampzalige’, ‘De Uitkomst’, ‘De Rots’, ‘Het Gevoel’ (uit Julia) en ‘De Hermiet’ (uit Mengelwerk).Ga naar eind35.
Alle platen vermelden echter bovendien: ‘D.J. v.d. Laan, inv. et del. Elwe & Langeveld, excuder. N. v.d. Meer, jun. sculp. 1785.’Ga naar eind36. Het jaartal 1785 zegt niets over het al dan niet bij de uitgave van de platen betrokken zijn van Van Hoogeveen Jun. Hij had weliswaar beloofd ‘voor het einde dezes jaers’ (= 1783) een gedeelte van de platen te zullen afleveren, en hij rept weliswaar met geen woord in de hernieuwde aankondiging van de tweede druk over eventuele platen, maar er zou om welke reden dan ook vertraging in de uitgave van de platen kunnen zijn opgetreden.
Het ‘Elwe & Langeveld, excuder’ wijst echter in een andere richting. Heeft Van Hoogeveen Jun. de uitgave van de kunstplaten aan Elwe en Langeveld overgedragen? Kunnen ze wel als tot ‘Van Hoogeveen Junior's-Julia-druk(ken) behorend worden beschouwd? Of zijn ze bedoeld geweest voor een latere druk?
Al kort na de aankondiging van Van Hoogeveen Jun. in de Zuid-Hollandsche Courant van 22 augustus 1783 verschijnt in dezelfde courant nog vóór de sluitingsdatum van de inschrijving op de kunstplaten (30-9-1783)Ga naar eind37. op 3 september 1783 het volgende bericht: ‘J. ALLART, Boekverkoper te Amsterdam, adverteert, dat hy na voorgegaene conventie met C. VAN HOGEVEEN Junior, Boekverkoper te Leyden, en onder approbatie van den Heer Mr. R. FEITH, alleen zal uitgeeven, een stel van 12 Kunstplaaten voor de JULIA van gemelde Heer Feith, welke kunstplaaten zullen zyn getekend door J. BUYS, en gegraveerd door R. VINKELES’.Ga naar eind38.
Twee maanden later, 3 november 1783, laat Allart via de Nederlandsche Courant weten: ‘By J. ALLART, Boekverkooper te Amsterdam, zullen worden uitgegeven XII KUNSTPLAATJES voor DE JULIA, van den Heer en Mr. RHYNVIS FEITH, geteekend door D.J. van der Laan, en in 't Koper gebragt door R. Vinkeles’.Ga naar eind39.
Het aantal, twaalf, is gelijk gebleven; van ‘voornaeme Meesters’ zijn we via J. Buys - R. Vinkeles bij D.J. van der Laan - R. Vinkeles terechtgekomen.
In 1785 worden zes kunstplaten voor Julia te koop aangeboden, maar niet bij Allart. In de Leydsche Courant van 8 juli 1785 wordt van het volgende melding gemaakt: ‘In de Boekwinkel van ELWE en LANGEVELD te Amsterdam, word met goed succes afgeleeverd: Een fraay Stel KONST-PLAATEN, behoorende tot DE JULIA van den Heere R. FEITH; geteekend door V.D. LAAN, en in 't Koper gebragt door N.V.D. MEER Junior. De verkoozene Onderwerpen behooren tot de Ontmoeting, de Rampzalige, de Uitkomst, de Rots, het Gevoel en de
| |
| |
Heremiet. - De Uitgaave geschied, voor de Bezitters van het Werkje zelf, tot den laatsten July, na welken tyd deze Plaatjes niet meer afzonderlyk te bekomen zullen zyn: de Prys is 36 Stuivers’.Ga naar eind40.
Tot 31 juli 1785 zijn de zes platen los verkrijgbaar, daarna niet meer; ze waren bedoeld om te worden bijgebonden in exemplaren van reeds bestaande drukken. Tot nu toe zijn we slechts aankondigingen en exemplaren van een eerste en een tweede druk in 1783 bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden tegengekomen. Vergelijken we de opmerking hierboven n.a.v. de voorkomende platen in enkele exemplaren van de eerste en tweede druk van 1783 met de mededelingen in de annonce hiervoor, dan blijkt het aantal hetzelfde, de ontwerper en graveur zijn identiek, de onderwerpen zijn gelijk. Dit geeft in elk geval geen aanleiding te veronderstellen met verschillende platen te maken te hebben. Het feit dat de platen na 31 juli 1785 niet meer ‘afzonderlyk’ verkrijgbaar zijn, betekent niet dat ze na die datum niet meer te verkrijgen zouden zijn. Elwe en Langeveld zouden bijvoorbeeld het plan kunnen hebben zelf een druk van Julia uit te geven, mét platen.
In de Nederlandsche Courant van maandag 5 december 1785 wordt aangekondigd: ‘Heden is van de Pers gekomen, en wordt met goed succes gedebiteerd, een geheel Nieuwe en onder opzicht van den Autheur vervaardigde Druk, van het zo sterk getrokken Werkje, ten Tytel voerende JULIA, door den Heer RHYNVIS FEITH; versierd met een keurlyk Stel van uitvoerige KUNSTPLAATEN. [...] deeze nieuwe en fraaije druk is in groot Octavo à 44 Stuiv. en op best Papier met de eerste Plaatdrukken à 95 Stuiv. te bekomen [...]’.Ga naar eind41.
Alle ons bekende exemplaren van de druk-1786 bevatten platen, identiek aan degenen die voorkomen in de door ons hiervoor genoemde exemplaren van de eerste en tweede druk van 1783.Ga naar eind42.
Keren we terug naar ons beginpunt: zijn er in 1783 één, twee of drie drukken van Julia geweest? Advertenties in couranten, recensies, en gevonden exemplaren hebben geen aanleiding gegeven te veronderstellen dat er in 1783 sprake zou zijn geweest van een druk van Julia bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam. De mededeling in Abkoude-Arrenberg zouden wij dan ook willen interpreteren als berustend op gegevens die Arrenberg heeft ontvangen vóór er sprake was van een druk bij Elwe en Langeveld, terwijl beiden zich wel als ‘den tegenwoordigen Bezitter’ konden (of meenden te kunnen) aanmerken. Het feit dat Abkoude-Arrenberg als prijs voor de Julia 1 gulden en 5 stuivers (= 25 stuivers) opgeeft, en zowel de eerste als de tweede druk van Julia bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden in 1783 25 stuivers kostte, is een verleidelijk gegeven de veronderstelling uit te spreken dat Elwe en Langeveld het restant Julia-drukken van Van Hoogeveen Jun. hebben ‘overgenomen’. Laten wij dat niet hier doen, maar
| |
| |
dit feit van ‘gelijke prijzen’ voorlopig als een toevalligheid met een vraagteken beschouwen.
Exemplaren hebben wij - evenals Buisman - slechts aangetroffen van een eerste en een tweede druk in 1783 bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden. Deze gegevenheid werd ondersteund door annonces in couranten en recensies in tijdschriften. In enkele exemplaren van beide drukken zijn de in 1785 bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam uitgegeven kunstplaten bijgebonden.Ga naar eind43.
| |
1786: een nieuwe druk, maar de hoeveelste?
In eerste instantie lijkt het ‘Voorbericht’ bij de druk in 1786 bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam weinig houvast te bieden: er wordt een ‘nieuwe’ druk in aangekondigd, terwijl er daarnaast alleen over een ‘eerste’ druk wordt gesproken. Het feit dat dit ‘Voorbericht’ vrijwel letterlijk is overgenomen uit de in 1783 bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden verschenen druk, leverde na vergelijking van de beide voorberichten wonderlijke inconsequenties voor het voorbericht van de druk-1786 op.Ga naar eind44.
Voor 1783 hebben we een eerste en een tweede druk van Julia genoemd. Buisman spreekt op grond van het totaal aantal door hem vermelde drukken, in 1786 van een ‘derde’ druk.Ga naar eind45.
Hierboven noemden wij (n.a.v. de kunstplaten-kwestie) een advertentie in de Nederlandsche Courant van maandag 5 december 1785 waarin een druk bij Elwe en Langeveld wordt aangekondigd. Deze annonce geeft het idee van een derde druk voeding: ‘De Verkoop van twee geheele Drukken, in een korten tyd, bewyst de algemeene lof waar mede dit Kunststuk van vernuft en gevoel ontvangen is, het is te zeer bekend dan dat men `er iets van zou behoeven te zeggen; deeze nieuwe en fraaije druk is in groot Octavo à 44 Stuiv. en op best Papier met de eerste Plaatdrukken à 95 Stuiv. te bekomen, te Amsteldam by J.B. Elwe en D.M. LANGEVELD, en verders alomme’.Ga naar eind46.
Dat de verkoop van de eerste druk zo voorspoedig verliep dat Van Hoogeveen Jun. het verantwoord achtte binnen een paar maanden een tweede druk van de pers te laten ‘rollen’ hebben we gezien bij het gedeelte over de drukken-1783.
Een druk van Julia in 1785 is ons niet bekend geworden (Sara Burgerhart (1782) bijvoorbeeld, om dicht bij huis te blijven, werd eind 1782 voor het eerst aangekondigdGa naar eind47.).
Het feit dat tussen de twee drukken van 1783 en deze aangekondigde druk in 1785 geen andere drukken van Julia via advertenties of gevonden exemplaren zijn aangetroffen, en het feit dat in couranten van 1786 geen
| |
| |
annonce is gelezen die een ‘vierde druk’ bij Elwe en Langeveld noemt of suggereert, brengt ons er toe de hiervoor geciteerde advertentie als de aankondiging van de ‘derde druk’ te beschouwen en de ons bekende exemplaren van de druk in 1786 bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam als behorende tot de derde druk te coderen.
| |
1788: wel of geen druk?
Ten Bruggencate signaleerde dat achterin het Poëtisch Mengelwerk van Rhynvis Feith melding wordt gemaakt van ‘reeds een 3den, verbeterden’ druk van Julia bij Elwe.Ga naar eind48. Ghysen baseerde zich op Ten Bruggencate toen zij stelde dat er ‘vóór of in 1788’ sprake moet zijn geweest van een ‘derde verbeterde druk’ (de druk-1786 beschouwde zij als de tweede).Ga naar eind49.
Buisman noteert n.a.v. deze kwestie het volgende: ‘Achter de uitgave van Poetisch Mengelwerk van Feith, in 1788 bij J.B. Elwe verschenen, vermeldt de uitgever een derde verbeterde druk van de Julia. Duidelijk is het nu wel, dat hij de uitgave van 1786 bedoelt. Een druk in 1788 mogen we dus als niet bestaand beschouwen’.Ga naar eind50. Nogmaals, expliciet baseert Buisman zelf zich in zijn artikel op door hem gevonden én geziene exemplaren.
Achterin de uitgave van Poëtisch Mengelwerk staat: By den UITGEEVER deezes [= J.B. Elwe) zijn mede de volgende werken te bekomen, als’, en dan volgen drie pagina's lang boektitels. De eerste is: ‘Een geheel nieuwe en onder opzigt van den Autheur vervaardigde druk, van het zo
sterk getrokken Werkje, den tijtel voerende, Julia, door den Heer Rhijnvis Feith, versierd met een keurlijk stel van uitvoerige kunstplaaten. De verkoop van twee geheele drukken in een korten tijd, bewijst den algemeenen lof, waarmede dit konststuk van vernuft en gevoel ontfangen is: â f 2:4-, op best papier met de eerste plaatdrukken f 4:15.’.Ga naar eind51.
Een vrijwel identieke aankondiging als de eerder geciteerde annonce in de Nederlandsche Courant van 5 december 1785, ook wat de prijs betreft. In ieder geval hebben we hier met een stukje uitgeverspolitiek te maken: zoals zo vaak gebeurde (en nog steeds gebeurt) wordt, bijvoorbeeld op deze manier, een verwijzing naar het eigen fondsbezit gegeven.
Op geen enkele wijze zijn wij er van overtuigd kunnen raken het bericht in kwestie niet als een her-aankondiging van de derde druk van 1786 te moeten opvatten. Natuurlijk zou er ‘vóór of in 1788’ sprake kunnen zijn van een herdruk of van een nadruk van de druk-1786, maar dat is hier in dit kader niet van belang. De mededeling in kwestie beschouwen wij dan ook met name als informatie gevend over J.B. Elwe, en de verkoop van de druk-1786. Een druk ná 1786 maar ‘vóór of in 1788’ beschouwen wij vooralsnog als niet-bestaand.
| |
| |
| |
1792: één druk of twee?
Ten Bruggencate en Ghysen geven voor 1792 twee drukken: een bij J. Immerzeel Jun. te 's-Gravenhage en een bij J. Allart te Amsterdam.
Wat betreft de druk bij J. Immerzeel Jun. te Den Haag noemt Ten Bruggencate als bron het vervolg op Abkoude-Arrenberg, de Naamlijst van De Jong.Ga naar eind52. Ghysen baseert zich op Ten Bruggencate.Ga naar eind53.
Buisman merkt op dat er in 1792 geen sprake kan zijn van een druk bij J. Immerzeel Jun. omdat deze toen 16 jaar was ‘en dus nog lang geen uitgever’.Ga naar eind54.
Kossmann deelt mee dat J. Immerzeel Jun. ‘als boekverkoper in Den Haag niet vóór 1803 [is] aan te wijzen (Haagsche Courant 10 Dec). De opgaven in de Naamlijst van 1835, dat hij 1791/98 werken van Rhijnvis Feith e.a. uitgaf, zijn te beschouwen zooals vele anderen, nl. als overgenomen boeken met het oorspronkelijke jaartal’.Ga naar eind55. Buisman merkt eveneens n.a.v. de Naamlijst van De Jong op dat deze lijst (1835) ‘immers niet de oorspronkelijke uitgever op[geeft], doch de persoon, die in 1835 het copierecht bezat, en dat was toen J. Immerzeel’.Ga naar eind56.
Allereerst een correctie. Zowel Ten Bruggencate, Kossmann als Buisman verwijzen naar de Naamlijst van 1790-1832 van De Jong, verschenen in 1835. Deze nu is een supplement op de Naamlijst van 1790 tot en met 1831 van De Jong, verschenen in 1832. In het Supplement komt de naam van R. Feith, resp. Julia echter niet voor. Wél in het deel dat aan het supplement voorafgaat; daar treffen we aan: ‘Julia; en Mengelwerk, nieuwe druk, met platen, gr. 8vo, 1792. 's Hage, J. Immerzeel Jun. 1,80’.Ga naar eind57.
In dit deel (1832) deelt De Jong mee dat hij de boekhandelaren ‘in de Noordelyke provincien’ heeft aangeschreven en ‘met aandrang [heeft] verzocht, om van al hunne eigendoms-artikelen, tot het einde van 1824 toe, eene juiste opgave mede te deelen van den schryver, den titel, het jaar der uitgave, de deelen, het formaat, en den prijs’; hij heeft ‘voor zoverre de voortgang van het alphabeth zulks toeliet’, ook ‘hetgeen in 1825 tot en met 1829 is uitgekomen’ opgenomen.Ga naar eind58.
Met andere woorden, het gaat in de Naamlijst van De Jong (1832) hier m.b.t. Julia inderdaad om degenen die zich in ieder geval (ook) als fondseigenaar kon beschouwen.
Buisman noemt voor 1792 alleen een druk bij Johannes Allart te Amsterdam, welke hij als vierde beschouwt.Ga naar eind59.
We stellen weer de bekende vraag: is er een aankondiging van een druk-1792 in couranten of anderszins terug te vinden?
In de Oprechte Haarlemsche Courant van dinsdag 25 september 1792 wordt aangekondigd: ‘By J. ALLART, Boekverkoper te Amsterdam, is van de Pers gekomen en alomme verzonden: [...] II Eene geheel nieuwe verbeterde, en met zeer fraaije Plaaten, geteekend door J. Buis en gegraveerd door Vinkeles en Vrydag, versierde uitgave van JULIA, van den- | |
| |
zelfde Autheur’ (= Rhijnvis Feith: daarvóór nl. werd Feith's Het Graf geannonceerd).Ga naar eind60.
De Lyst van nieuw uitgekomen boeken in oktober 1792 II vermeldt: ‘R. Feith, Julia, waar achter eenig Mengelwerk. Nieuwe Druk, met Plaaten. gr. 8vo te Amst. bij J. Allart’, en geeft daarbij als prijs twee gulden en tien stuivers op.Ga naar eind61.
Uit geen van de door ons geraadpleegde couranten van 1789 tot en met 1793, geen van de lijsten met nieuw uitgekomen boeken van 1790 tot en met 1793, noch uit gevonden exemplaren is ons gebleken dat er buiten de druk-1792 bij Allart te Amsterdam, sprake moet zijn geweest van een andere druk bij wie dan ook. De beide berichten hiervóór m.b.t. de druk-1792 bij Allart beschouwen wij dan ook als een aankondiging van, resp. mededeling over de ‘vierde druk’. De ons bekende exemplaren van de druk-1792 bij Allart te Amsterdam coderen wij als behorend tot de vierde druk van Julia vóór 1800.Ga naar eind62.
| |
Hoeveel nederlandstalige Julia-drukken vóór 1800?
Het eerste deel van de Naamlyst van Nederduitsche Boeken (1790-1793) bevestigde het bestaan van de druk-1792 bij Allart, maar vermeldde geen andere drukken van Julia. Het tweede en het derde deel van deze lijst, resp. voor 1794-1798, 1799-1803, levert vóór 1800 geen nieuwe Julia-drukken op.Ga naar eind63. Dit feit wordt ondersteund door afwezigheid van annonces in couranten m.b.t. nieuwe Julia-drukken; evenmin zijn ná de druk-1792 bij Allart en vóór 1800 exemplaren van nieuwe drukken van Julia aangetroffen.
Op grond van bovenstaande gegevens komen wij op dit moment vóór 1800 tot een totaal van vier drukken van Julia:
1783 [1e druk] bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden |
1783 2e druk bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden |
1786 [3e druk] bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam |
1792 [4e druk] bij Johannes Allart te Amsterdam.Ga naar eind64. |
In het tweede deel van het eerste gedeelte van dit artikel zullen wij een beschrijving van de ons bekende exemplaren van de onderscheiden drukken geven, en een vergelijking van de onderscheiden drukken.
slachtmaand 1970 - lentemaand 1971
(red. art. lentemaand 1974)
| |
| |
| |
Bibliografie
Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, waar in de boeken en schriften, die dagelyks in ons Vaderland en elders uitkomen, oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden. Benevens Mengelwerk, tot Fraaije Letteren, Konsten en Weetenschappen betrekkelyk. Met Plaaten.
Deel V, eerste stuk. Te Amsterdam, by A. van der Kroe, en by Yntema en Tieboel, 1783. (UBA Z 432) |
Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen [...]
Deel V, tweede stuk. Te Amsterdam, by A. van der Kroe, en by Yntema en Tieboel, 1783. (UBA Z 432) |
Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen [...].
Deel VI, eerste stuk. Te Amsterdam, by A. van der Kroe, en by Yntema en Tieboel, 1784. (UBA Z 432) |
Amsterdamsche Courant van de jaren 1787, 1788, 1789, 1790, 1791, 1792, 1793. (UBA Kr 11) |
Apparaat-Enschedé, in de Bibliotheek van de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels’ te Amsterdam. |
Apparaat Van Stockum, in de Bibliotheek van de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels’ te Amsterdam. |
| |
| |
Arrenberg, R. Naamregister van de bekendste en meest in gebruik zynde Nederduitsche Boeken, Welke sedert het jaar 1600 tot het jaar 1761 zyn uitgekomen, met byvoeginge wanneer, waar en by wien dezelven gedrukt zijn, alsmede van het Formaat, het getal der Deelen, en de Platen, benevens de Pryzen, die op dezelven by de uitgaven gesteld zyn; voorheen uitgegeven door Johannes van Abkoude [...], Nu overzien, verbeterd en tot het jaar 1787 vermeerderd door [...].
Tweede druk. Te Rotterdam, by Gerard Abraham Arrenberg, 1788. |
Astakhova, L., K. Vinogradova, A. Kalmykova, e.a. We read Russian. [...]
Ed. N. Fudel. Moscow z.j. |
Bruggencate, H.G. ten. Mr. Rhynvis Feith, een bijdrage tot de kennis van zijn werken en persoonlijkheid. Wageningen 1911 (Diss. Leiden). |
Buisman, J. Fzn., M. ‘De drukken der “Julia” van Rhijnvis Feith’. In: Folium librorum vitae deditum 2 (1952), p. 109-110. |
Buisman J. Fzn., M. Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815. Romans, novellen, verhalen, levensbeschrijvingen, arcadia's, sprookjes. Alphabetische Naamlijst. Met medew. van F.J. Dubiez en een voorwoord van H. de La Fonatine Verwey. Amsterdam [1960]. |
Buijnsters, P.J.A.M. Tussen twee werelden. Rhijnvis Feith als dichter van ‘Het Graf’. Assen 1963 (Diss. Nijmegen). |
Catalogus der bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Bokehandels te Amsterdam. 's-Gravenhage 1920-1965. |
Centrale Catalogus in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. |
Diemer of Watergraafs Meersche Courant van de jaren 1782, 1783 (incompleet). (UBA Kr. 48) |
Feith, Rhynvis. Julia. Te Leyden, bij C. van Hoogeveen, Jun., 1783. (Exx. in bezit van M. Buisman J. Fzn; dr. P.J.A.M. Buijnsters; Jhr Mr P.R. Feith te Vorden; drs A.N. Paasman). |
Feith, Rhynvis. Julia. [Tweede druk]. Te Leyden, bij C. van Hoogeveen, Jun., 1783. (Exx. in bezit van: UBA (1162 C 22); UBL (1212 E 28); Prov. Bibl. Friesl., Leeuwarden (A 389); Inst. v. Neerl. van de UvA te Amsterdam (51).) |
Feith, Rhynvis. Julia. Te Amsterdam, bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld, 1786.
(Exx. in bezit van: UBL (1172 D 1); UBU (Z oct. 792); KB (3123 B 1); Prov. Bibl. Friesland., Leeuwarden (2968 TL); Prov. Bibl. Zeeland, Middelburg (55 A 6); Gem. Bibl. Rotterdam (1155 A 5); Mus. Meermanno - Westreenianum (113 H 15).) |
Feith, Rhynvis. Julia. Met Plaaten. Te Amsterdam, bij Johannes Allart, 1792.
(Exx. in bezit van: UBA (1047 B 1); UBG (EEf 258); UBL (1210 B 14); KB (1350 B 27); Prov. Bibl. Friesl., Leeuwarden (2969 TL); TH Delft.) |
Feith, Rhynvis. Julia. Met inl. en aant. van H.C.M. Ghysen. Purmerend 1933. |
Feith, Rhynvis. Julia. Met een inl. van M.C. van den Toorn. Den Haag [1967].
Kramers Pockets van Formaat nr. 36. |
Feith, Rhynvis. Poëtisch Mengelwerk. Te Amsteldam, by J.B. Elwe, 1788.
(UBA 633 A 15) |
Fontaine Verwey, E. De illustraties van letterkundige werken in de XVIIIe eeuw, Amsterdam 1934. |
[Jong, J. de]. Alphabetische Naamlijst van Boeken, welke sedert het jaar 1790 tot en met het jaar 1831, in Noord-Nederland zijn uitgekomen, met aanduiding van het getal deelen, de platen en kaarten, het formaat, het jaar der uitgave, den naam des eigenaars, en de prijzen; Strekkende ten vervolge op het Naamregister van Nederduitsche Boeken van R. Arrenberg.
In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebroeders van Cleef, 1832. |
[Jong, J. de]. Alphabetische Naamlijst van Boeken, welke sedert het jaar 1790 tot en met het jaar 1832, in Noord-Nederland zijn uitgekomen, met aanduiding
|
| |
| |
van het getal deelen, de platen en kaarten, het formaat, het jaar der uitgave, den naam des eigenaars, en de prijzen; Strekkende ten vervolge op het Naamregister van Nederduitsche Boeken van R. Arrenberg. Supplement.
In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebroeders van Cleef, 1835. |
Kossmann, E.F. De boekhandel te 's-Gravenhage tot het eind van de 18de eeuw. 's-Gravenhage 1937. |
Leydse Courant van de jaren 1783 (incompleet), 1785 (incompleet), 1786 (incompleet), 1792 (incompleet). (UBA Kr 69) |
Naamlyst van Nederduitsche Boeken, als mede van Fransche en Latynsche Werken, Oratien, Dissertatien, Konstprenten, Pourtraiten, Landkaarten enz. gedurende de jaaren 1790-1793 in ons Vaderland uitgekomen. Te Amsterdam, by A.B. Saakes, 1794. |
Naamlyst van Nederduitsche Boeken [...], gedurende de jaaren 1794-1798 in ons Vaderland uitgekomen.
Te Amsteldam, by A.B. Saakes, 1799. |
Naamlyst van Nederduitsche Boeken [...], geduurende de jaaren 1799-1803 in ons Vaderland uitgekomen. Te Amsteldam, by A.B. Saakes, 1804. |
Nederlandsche Courant van de jaren 1783 (incompleet), 1784, 1785, 1786. (UBA Kr 49) |
Nouvelle Bibliothèque Belgique. Tome IV, première partie. Pour les mois janvier, février, mars, 1783. A La Haye, chez C. Plaat, 1783. |
Oprechte Haarlemsche Courant van de jaren 1787, 1788, 1789, 1790, 1791, 1792, 1793. (Ned. Persbibl. Amsterdam) |
Rotterdamsche Courant van de jaren 1792 (incompleet), 1793 (incompleet). (UBA Kr 153) |
Ruloffs, Bartholomeus. Album Amicorum van. (UBL Hskamer Ltk 2001) |
Zuid-Hollandsche Courant van de jaren 1783 (incompleet), 1784 (incompleet), 1786 (incompleet). (UBA Kr 73) |
|
-
eind*
- In het cursusjaar 1970-1 heeft een kandidatenwerkgroep 18e eeuw van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam bestaande uit A.F.M. Auping, A. Bossers, A.J. Hanou (eerst als participant, na 1970 als belangstellende), M. Hochscheid-Mabesoone, J. Kunst, Wa.R.D. van Oostrum en H. van der Vlist zich onder leiding van drs. A.N. Paasman beziggehouden met de bestudering van een aantal aspecten van Julia (1783) van Rhynvis Feith.
De verantwoordelijkheid voor de redactie van dit artikel berust bij Wa.R.D. van Oostrum en M. Hochscheid-Mabesoone.
-
eind1.
- Citaat uit het gedicht ‘V Sibir’, opgenomen in: L. Astakhova, K. Vinogradova, A. Kalmykova, e.a. We read Russian [...] Ed. N. Fudel. Moscow z.j. - p. 183. (In dank ontvangen van andré j. hanou, aan wie de heuvelende passages in dit artikel u.v.v.g., v.e.m. worden opgedragen (PvO)).
-
eind2.
- De meest recente tekstuitgave van Julia, die van M.C. van den Toorn (Den Haag [1967], Kramers Pockets van Formaat, nr. 36) pretendeert blijkens de ‘Verantwoording van de uitgave’ geen wetenschappelijke uitgave te zijn: ‘De tekst is integraal herdrukt [...]. Dit is vooral hierom gedaan, omdat de tekstbezorger en uitgever ervan zijn uitgegaan dat een zo belangrijk achttiende-eeuws werk ook voor studiedoeleinden bruikbaar moet zijn, zolang een wetenschappelijke uitgave nog ontbreekt [...]’. (p. 11) (Voortaan: Van den Toorn)
In hoeverre Van den Toorn werkelijk een bijdrage heeft geleverd hopen wij in het vervolg van dit artikel aan te tonen.
-
eind3.
- Ter verheldering: wij bedoelen een ander soort ‘bon ton’ dan daar waar de hier volgende annonce in de Diemer of Watergraafs Meersche Courant van 27 november (nr. 143) 1782 op punt (fol. 2 recto, linkerkolom): ALMANACH DE BON TON, voor 't Jaar 1783, en 't geheime kabinet van Venus ontslooten, waar in vertoond worden meer dan 36 DAMES na de eerste Smaak, benevens eene Beschryving van haare Schoonheden, Deugden, Gebreeken, Wonderbaare Ontmoetingen, Levenswyze, enz. met Platen, verders Galante Dichtstukjes, Aardigheden, enz., à 8 stuiv. in Fransche Band à 18 stuiv. alom door gantsch Nederland by de meeste Boekverkopers te bekomen’. (In de Zuid-Hollandsche Courant van 1 januari (nr. 1) 1783 nog vrolijk mede aangekondigd met ‘Om als een St. NICOLAAS GESCHENK te dienen’ (fol. 1 verso)!)
-
eind4.
- Geciteerd uit: Album Amicorum van Bartholomeus Ruloffs. (Sign. UBLeiden, Hskamer Ltk 2001), - f. 10 verso.
-
eind5.
- P.J.A.M. Buijnsters. Tussen twee werelden. Rhynvis Feith als dichter van ‘Het Graf’. Assen 1963 (Diss. Nijmegen). - p. 262 nt 1. (Voortaan: Buijnsters)
-
eind6.
- H.G. ten Bruggencate. Mr. Rhynvis Feith, een bijdrage tot de kennis van zijn werken en persoonlijkheid. Wageningen 1911 (Diss. Leiden). - p. 243-244. (Voortaan: Ten Bruggencate)
Rhijnvis Feith. Julia. Met inl. en aant. van H.C.M. Ghysen. Purmerend 1933. - p. XXXIV. (Voortaan:Ghysen)
-
eind7.
- 1783 (bij Elwe & Langeveld te A'dam): Ten Bruggencate p. 243; Ghysen p. XXXIV; Buijnsters p. 262 nt 1;
1783 (bij Van Hoogeveen Jun. te Leiden): Buijnsters p. 262 nt 1;
1783 (bij Van Hoogeveen Jun. te Leiden): Buijnsters p. 262 nt 1;
1786 (bij Elwe & Langeveld te A'dam): Ghysen p. XXXIV; Buijnsters p. V en 262 nt 1;
vóór/in 1788: (wschl bij Elwe & Langeveld): Ghysen p. XXXIV;
1792: (bij Immerzeel Jun. te Den Haag): Ten Bruggencate p. 244; Ghysen p. XXXIV;
1792: (bij Allart te A'dam): Ten Bruggencate p. 244; Ghysen p. XXXIV; Buijnsters p. 262 nt 1.
Ten Bruggencate noemt drie drukken vóór 1800, maar suggereert er vijf. Bij de ‘Nieuwe druk’ in 1792 bij Immerzeel Jun. te Den Haag tekent hij aan (p. 244 nt 2): ‘De hoeveelste? J.B. ELWE (een der uitgevers van den 1sten druk) vermeldt achter in zijn uitgave van Poëtisch Mengelwerk, Amsterdam 1788, reeds een 3den, verbeterden’.
Deze opmerking van Ten Bruggencate met name is voor Ghysen de bron geweest om ‘vóór of in 1788’ een ‘derde verbeterde druk’ te plaatsen (Ghysen p. XXXIV). De drukken die zij vóór 1800 noemt codeert zij achtereenvolgens als ‘1ste’, ‘3de verbeterde’, ‘nieuwe 4de (?)’ en ‘5de (?)’ druk.
Buijnsters spreekt niet expliciet van een ‘1ste’, enz. druk. Hij tekent aan (P. 262 nt 1): ‘Ten Bruggencate, p. 243 vermeldt voor 1783 enkel de uitgave die bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te A'dam verscheen. In 1783 verschenen echter nog twee uitgaven van Julia bij C. Hoogeveen Jr. te Leiden. De editie Elwe-Langeveld werd in 1786 herdrukt; in 1792 verscheen een nieuwe uitgave bij Allart te A'dam. Men krijgt dus uit de bibliografie van Ten Bruggencate een onvolledig beeld van Feiths werkelijke populariteit’.
Bij de vermelding van de tekstuitgave van Julia van Ghysen neemt hij over (‘Lijst van de meest gebruikte afkortingen’, p. V) dat deze een ‘ongewijzigde herdruk van de 2e uitgave te Amsterdam 1786 [is], die op haar beurt gelijk is aan de eerste editie van 1783’ (curs. auteurs).
Ook Van den Toorn gebruikt éénduidige termen zodanig dat ze polyinterpretabel worden: ‘[...] is de hier volgende editie [d.w.z. VdT's tekstuitgave van Julia. VO/HM.] een getrouwe weergave van de editio princeps van 1783, in welk jaar overigens ook nog een tweede oplage van de pers kwam. De zeldzaam geworden eerste druk werd voor deze uitgave welwillend ter beschikking gesteld door dr Buijnsters te Nijmegen [...]’ (curs. VO/H-M). Bovendien willen wij toch een kanttekening plaatsen bij het gelijkstellen van het exemplaar van de eerste druk van Buijnsters met ‘de editio princeps’, zonder enige vermelding van enig druk-/exemplaaronderzoek (Van den Toorn p. 11).
Voor de Amsterdamse drukken van 1783 en 1792 baseert Buijnsters zich op Ten Bruggencate en Ghysen, voor de Amsterdamse druk van 1786 op Ghysen; voor de Leidse drukken ontbreekt nadere specificatie.
-
eind8.
- M. Buisman J. Fzn. ‘De drukken der “Julia” van Rhijnvis Feith’. In: Folium librorum vitae deditum 2 (1952), p. 109-110. (Voortaan: Buisman) In een gesprek in 1971 verwees dr. P.J.A.M. Buijnsters ons ook naar Buisman.
-
eind9.
- Als bijzonderheden bij de exemplaren van de onderscheiden drukken vermeldt Buisman het formaat, totaal aantal pagina's (= Julia + Mengelwerk), aantal pagina's dat Julia in beslag neemt, en het voorkomen van vignetten en gravures.
-
eind11.
-
Buisman p. 109; vermeldt bij de ‘eerste druk’ van Julia bij C. van Hoogeveen Jun. ‘Exemplaar in mijn bezit’. Bij de tweede druk bij dezelfde verwijst hij naar ‘Exemplaren te Amsterdam en Leiden’.
Buisman p. 110, stelt n.a.v. de door hem genoemde drukken met vindplaats(en) van exemplaren slechts: ‘Zoals we zien verscheen de eerste druk te Leiden bij C. van Hoogeveen in 1783. In hetzelfde jaar kwam bij dezelfde uitgever de tweede druk in het licht. Niet op het eigenlijke titelblad, doch op de z.g. franse titel staat vermeld: Tweede druk’.
We gaan hier voorbij aan het feit dat de drukker niet altijd ook de uitgever behoeft te zijn.
-
eind12.
- Reinier Arrenberg. Naamregister van de bekendste en meest in gebruik zynde Nederduitsche Boeken, Welke sedert het jaar 1600 tot het jaar 1761 zyn uitgekomen [...]; voorheen uitgeg. door Johannes van Abkoude [...], Nu overz., verbet. en tot het jaar 1787 verm. [...]. Tweede druk. Te Rotterdam, by Gerard Abraham Arrenberg, 1788. (Voortaan: Abkoude-Arrenberg) Ten Bruggencate p. 243, geeft onder 1783 ‘Julia, A'dam, J.B. Elwe en D.M. Langeveld. 8vo-Zie 1792. A’. ‘A’ is (p. 242) ‘Naamregister [...] tot 1787 van Arrenberg. 2e dr. Rotterdam 1788’.
-
eind14.
-
Abkoude-Arrenberg [*4] recto.
-
eind16.
- Gebruikte exemplaren: Rhynvis Feith. Julia, [ 2e dr.]. Te Leyden, bij C. van Hoogeveen, Jun., 1783, (Sign. UBA 1162 C 22) Citaat: p. [ III ], en Rhynvis Feith. Julia. Te Amsterdam, bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld, 1786. (Sign. UBL 1172 D 1) Citaat: p. [ III ].
-
eind17.
- Druk Van Hoogeveen 17832, p. V; druk Elwe en Langeveld 1786, p. V.
-
eind18.
- Druk Van Hoogeveen 17832, p. VI.
-
eind19.
- Druk Elwe en Langeveld 1786, p. VI.
-
eind20.
- Druk Van Hoogeveen 17832, p. VI-VII; druk Elwe en Langeveld 1786, p. VII.
In de druk-1786 betekent deze mededeling voor degene die verantwoordelijk is voor het ‘Voorbericht’ in deze vorm, en die weet dat er in 1786 geen sprake is van een ‘tweede’ druk, een inconsequentie: het uitverkocht raken van de eerste druk maakte wel in 1783 ‘de tegenswoordige nieuwe uitgave’, d.i. de tweede druk, noodzakelijk, maar niet in 1786 de ‘derde’. Bovendien komt ook de mededeling dat ‘binnen een' zo korten tijd’ een volgende druk nodig bleek, in 1786 wel in een heel ander perspectief te staan dan in 1783 het geval was.
-
eind21.
- Hier wordt gerefereerd aan het 2 december 1970 afgesloten onderzoek. Verder onderzoek moet nog verricht worden.
-
eind22.
- De gevonden gegevens staan niet in een directe relatie binnen dit verband tot de Julia-drukken; daarom wordt er hier niet verder op in gegaan.
-
eind23.
-
Zuid-Hollandsche Courant van maandag 21 april (nr. 48) 1783. (Sign UBA Kr. 73). De volledige tekst luidt (fol. 1 verso, linkerkolom): ‘Te Leyden by C. VAN HOOGEVEEN Junior is gedrukt, en alom in alle Steden verzonden: JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, in klein Octavo, op Schryfpapier gedrukt, de Prys is 25 Stuiv. Dit fraaije Werkje, 't welk met ongemeene graagte ontvangen wordt, bevat: 1. De Ontmoeting. 2. Het Meisje. 3. Het Belang. 4. De Grafkelder. 5. Fragment. 6. Julia aan Eduard. 7. Het Afscheid. 8. Julia aan Eduard. 9. De Troost. 10. De Rampzalige. 11. De Uitkomst. 12. De Voorzienigheid. 13. Eduard aan Julia. 14. De Herinnering. 15. De Rots. 16. Het Gevoel. 17. De Kalmte. 18. Aan de Maan. - voorts MENGELWERK. 1. Themire. 2. De Alphin. 3. Selinde. 4. De Hermiet. - - DICHTSTUKKEN. 1. Aan Cesise. 2. De Nacht. 3. Aan Ongelukkige Gelieven. 4. Werther aan Ismene’.
(NB. ‘De Alphin’; ‘Aan Cesise’; ‘Werther aan Ismene’.)
Dezelfde annonce ook in de Zuid-Hollandsche Courant van vrijdag 25 april (nr. 50) 1783 (fol. 1 verso, linkerkolom), en maandag 28 april (nr. 51) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom). (Sign. UBA Kr. 73)
Nota bene: bij het citeren van annonces bedoelen wij niet tevens steeds de eerste maal dat de aankondiging van een druk in couranten verschijnt, te geven; de verscheidene couranten geven vaak niet te zelfder tijd dezelfde aankondiging. Punt was steeds: wordt de druk in kwestie in couranten geannonceerd?
-
eind24.
- De Leydse Courant van woensdag 7 mei (nr. 55) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom): ‘Te Leyden, by C. VAN HOOGEVEEN Junior is gedrukt, en alomme in alle Steden verzonden: JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, in klein 8vo., op Schryfpapier gedrukt: de Prijs is 25 St. Dit fraaije Werkje, 't welk met ongemeene graagte ontfangen word, bevat: 1. De Ontmoeting. 2. Het Meisje. 3. Het Belang. 4. De Grafkelder. 5. Fragment. 6. Julia aan Eduard. 7. Het Afscheid. 8. Julia aan Eduard. 9. De Troost. 10. De Rampzalige. 11. De Uitkomst. 12. De Voorzienigheid. 13. 14. De Herinnering. 15. De Rots. 16. Het Gevoel. 17. De Kalmte. 18. Aan Maan, Voorts: MENGELWERK 1. Themire. 2. Alpin. 3. Selinde. 4. De Hermiet. DICHTSTUKKEN. 1. Aan Cefise. 2. De Nagt. 3. Aan Ongelukkige Gelieven. 4. Werther aan Ismeene.
NB. Om het zeer klein getal van overige kan dit Werkje niet meer in Commissie gezonden worden.’
Deze advertentie ook in de Leydse Courant van maandag 12 mei (nr. 57) 1783 (fol. 2 verso, linkerkolom), en woensdag 14 mei (nr. 58) 1783 (fol. 2 recto, linkerkolom). (Sign. UBA Kr 69) (NB. ‘Aan Maan’; ‘De Nagt’.)
-
eind25.
-
Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen [...]. Deel VI, eerste stuk. Te Amsterdam, bij A van der Kroe en bij Yntema en Tieboel, 1784. (Sign. UBA Z 432). Recensie Julia: p. 128-130. Citaat: p. 128. De titelbeschrijving van het werk luidt daar als volgt (p. 128): JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, en verder eenig Mengelwerk van denzelfden Schryver. Te Leyden, by C. van Hoogeveen, Jun. 1783. Behalven het Voorbericht 231 bladz. in octavo’. Op. p. [ 618 ] wordt ook de prijs opgegeven: ‘Feith, (R.) Julia, en eenig Mengelwerk. Leyd. by C. Hoogeveen, Jun. in 8vo f 1-5-0.’
Julia wordt in de Alg. Vad. Lett. van 1784 gerecenseerd. Al eerder, in de Alg. Vad. Lett. van 1783 (Deel V, tweede stuk) heeft een artikel uit Mengelwerk over ‘Het Gevaar van sentimenteele en romaneske verbintenissen aan de jonge jufferschap ontdekt’ (p. 367-374) als motto een citaat uit Julia, nl.: ‘Ook zie ik nu dat 'er zich eene zekere Geestdryvery met onze Liefde vermengd heeft, die allergevaerlykste gevolgen voor onze Deugd kan hebben!’, ‘RHYNVIS FEITH. Julia’ (p. 367). Dit citaat is te vinden in ‘Julia aan Eduard’, p. 42 (gebruikte druk: Rhynvis Feith. Julia. Te Leyden, bij C. van Hoogeveen, Jun., 1783. Ex-drs. A.N. Paasman).
-
eind26.
-
Nouvelle Bibliothèque Belgique. Tome IV, première partie. Pour les mois de janvier, février, mars 1783. A La Haye, chez C. Plaat, 1783. Recensie Julia: p. 89-104. Citaat: p. 89. (Sign. UBA XX 131)
Als prijs geeft de Nouv. Bibl. Belg. (p. 89) ‘f 1 - 8 - 0’. Dit is drie stuiver meer dan in eerdere aankondiging werd vermeld. Op de betekenis daarvan gaan we hier niet verder in.
-
eind28.
- De Diemer of Watergraafs Meersche Courant van 27 november (nr. 143) 1782 kondigt aan (fol. 2 verso, linkerkolom): ‘J. VAN CLEEF, Boekverkooper in 's Hage, geeft uit en heeft alom verzonden: HISTORIE van Mejuffrouw SARA BURGERHART; uitgegeeven door Mejuffr. E. BEKKER, Wed. Do. WOLFF en A. DEKEN, 2 Deelen compleet. in gr. 8vo, à f 4:16. Dit Werk eene oorspronkelyke VADERLANDSCHE ROMAN, berekend voor den MERIDIAAN des Huislyken Levens, Schildert NEDERLANDSCHE KARAKTERS, Menschen die men in ons VADERLAND werkelyk vindt.’ (Sign. UBA Kr 48)
Deze annonce vindt men vrijwel letterlijk terug in de Zuid-Hollandsche Courant van 8 januari (nr. 4) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom): ‘J. VAN CLEEF, Boekverkooper in 's Hage, geeft uit en heeft alom verzonden: HISTORIE van Mejuffrouw SARA BURGERHART; uitgegeeven door Mejuffr. E. BEKKER, Wed. Ds. WOLFF en A. DEKEN, 2 Deelen compleet à 4 Gl. en 16 st. Dit Werk eene oorspronglyk VADERLANDSCHE ROMAN, berekent voor den MIRIDIAAN des Huiselyken [l]evens, schildert NEDERLANDSCHE KARAKTERS, Menschen die men in ons VADERLAND werkelyk vind.’
(NB. ‘MIRIDIAAN’ ‘[l]’ = ‘t’. Deze annonce wordt herhaald in dezelfde courant op 15 januari (nr. 7) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom), en 20 januari (nr. 9) 1783 (fol. 1 verso, linkerkolom). (Sign. UBA Kr 73)
In de Zuid-Hollandsche Courant van 7 maart (nr. 29) 1783 kondigt Van Cleef aan (fol. 1 verso, linkerkolom) dat er bij Sara Burgerhart kunstplaten zullen worden vervaardigd; teffens deelt hij mee aan het publiek ‘dat met zo veel genoegen, deze voortreflyken VADERLANDSCHEN ROMAN ontfangen heeft, dewelke dan ook alreede is uitverkogt’, dat ‘de TWEEDE DRUK 'er van op de Pers is’. Deze annonce wordt herhaald in dezelfde courant op 12 maart (nr. 31) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom). (Sign. UBA Kr 73)
De Leydse Courant van vrijdag 30 mei (nr. 65) 1783 (fol. 1 verso, linkerkolom) meldt: ‘J. VAN CLEEF, Boekverkooper in 's Hage, geeft uit en heeft verzonden: Eene TWEEDE DRUK van de HISTORIE van Mejuffrouw SARA BURGERHART, uitgegeeven door Mejuffrouw E. BEKKER, Wed. Ds. WOLFF en A. DEKEN, 2 Deelen compleet, in gr. 8vo.: à f 4:16. Dit Werk, eene oorspronkelyke VADERLANDSCHE ROMAN, bereekend voor den Meridiaan des Huislyken Levens, schilderd NEDERLANDSCHE CARACTERS, Menschen die men in ons VADERLAND werkelyk vind.’ (Sign. UBA Kr 69)
De Zuid-Hollandsche Courant van 8 september (nr. 108) 1783 meldt (fol2 verso, rechterkolom): ‘I. VAN CLEEF, Boekverkoper in 's Hage geeft uit en heeft alom verzonden: ZES KUNSTPLAATEN, behoorende tot de HISTORIE van Mejuffrouw SARA BURGERHART, door E. BEKKER Wed. Ds. WOLFF en A. DEKEN, geteekend door J. Buys, en gegraveerd door C. Bogerts à f 2:8:- eenige proefdrukken à f 3:4:-.’ (Sign. UBA Kr 73)
-
eind29.
-
Buisman p. 109.
Geen der nederlandse openbare bibliotheken - althans volgens opgave via de Centrale Catalogus in de Kon. Bibl. te 's-Gravenhage - bleek een exemplaar van deze druk in bezit te hebben.
Exemplaren van: Rhynvis Feith. Julia. Te Leyden, bij C. van Hoogeveen, Jun., 1783, zijn in bezit van de volgende particulieren: M. Buisman J. Fzn. (inmiddels t.g.v. veiling bij Beijers te Utrecht, (veilingcatalogus d.d. 12 en 13 december 1972, nommer 173) niet meer in zijn bezit; dr P.J.A.M. Buijnsters te Nijmegen; Jhr Mr. P.R. Feith te Vorden; drs. A.N. Paasman te Putten (Gld).
-
eind30.
- De volledige advertentie in de Zuid-Hollandsche Courant van vrijdag 22 augustus (nr. 101) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom) luidt: ‘C. VAN HOGEVEEN Junior, Boekhandelaar te Leyden, geeft op heden uit den TWEEDEN DRUK van JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, in klein Octavo, op schryfpapier gedrukt, en eenige zeer weinige in groot Octavo op schryfmediaen. Wordt niet in commissie verzonden. Doch de Boekverkopers kunnen dit Werkje mede bekomen te Amsterdam by de Erven Houttuyn, H. Keyzer, Erven Klipping en vander Kroe, te Rotterdam by Bothal, de Leeuw, Lindenberg, D. en A. Vis en Heyn, te Utrecht by A. v. Paddenburg en v. Vloten, en Wild enz
Ter versiering van dit fraaie Werkje is vervaerdigd een MUZYKSTUKJE op de Ongelukkige Gelieven, door den Heer H.G. BERCKENHOFF; alsmede zullen, door voornaeme Meesters, twaelf KUNSTPLAETEN voor hetzelve Werkje worden in het licht gebragt; waervan reeds eenige Tekeningen by den Uitgever Hoogeveen kunnen gezien worden. De Uitgave dezer Plaeten zal geschieden by wyze van Inschryving. By de Inschryving wordt geen geld gevorderd; maer de betaling zal moeten geschieden by de Leverantie.
De eerste Inschrijvers zullen de beste drukken ontvangen, en zy, die Proefdrukken begeeren, gelieven zulks uiterlyk voor den 15. September dezes jaers optegeeven. Na den laatsten September zal geen Inschryving meer plaets hebben. De Uitgave der Plaeten zal geschieden zoo spoedig eene beste uitvoering toelaet; doch voor het einde dezes jaers zal een gedeelte, het zy van vier of zes Plaeten geleverd worden. De Prys van het gehele stel Plaeten en Muzyk zal zyn: op klein papier f 2:10:0. en de Proefdrukken en de groot papieren f 3:15:0. De opgave ter Inschryving moet franco geschieden.’ (Sign. UBA Kr 73)
-
eind31.
- Zie de aankondiging in noot 23 (of 24).
-
eind32.
- De volledige tekst van de annonce in de Nederlandsche Courant van woensdag 19 november (nr. 32) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom) luidt: ‘C. VAN HOGEVEEN Junior, Boekhandelaar te Leyden, geeft op heden uit den TWEEDEN DRUK van JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, in klein Octavo op Schryfpap. gedrukt, à 25 Stuiv. en eenige zeer weinige in gr. Octavo op Schryf-Mediaan. Word niet in Commissie verzonden. Doch de Boekverkoopers kunnen dit Werkje mede bekoomen te Amst. by de Erven Houttuyn, H. Keyzer, Erven Klipping en van der Kroe, te Rotterdam by Bothall, Lindenberg, D. en A. Vis en Heyn, te Utrecht by A. v. Paddenburg en v. Vloten en Wild enz.’ Deze annonce is onveranderd opgenomen in dezelfde courant van vrijdag 21 november (nr. 33) 1783 (fol. 1 verso, linkerkolom). (Sign UBA Kr 49)
Vrijwel identiek komt deze advertentie voor in de Zuid-Hollandsche Courant van woensdag 3 december (nr. 145) 1783 (fol. 1 verso, linkerkolom); ‘C. VAN HOOGEVEEN, Junior, Boekhandelaar te Leyden, geeft op heden uit den TWEEDEN DRUK van JULIA, door Mr. RHYNVIS FEITH, in klein Octavo, op schryfpapier gedrukt, à 25 stuivers, en eenige zeer weinige in groot Octavo op schryfmediaen. Wordt niet in Commissie verzonden. Doch de Boekverkoopers kunnen dit Werkje mede bekoomen te Amsterdam by de Erven Houttuyn, H. Keyzer, Erven Klipping en van der Kroe, te Rotterdam by Bothall, Lindenberg, D. en A. Vis en Heyn, te Utrecht by A. v. Paddenburg en v. Vloten en Wild enz.’ (Sign. UBA Kr 73)
-
eind33.
-
Buisman p. 110. Zie ook noot 11.
-
eind34.
-
Buisman p. 109: ‘Exemplaren te Amsterdam en Leiden’.
Wij voegen daar aan toe (vanzelfsprekend beperken wij ons hier tot de in nederlandse openbare bibliotheken aanwezige exemplaren) de volgende exemplaren van: Rhynvis Feith. Julia. [2e druk ]. Te Leyden, bij C. Van Hoogeveen, Jun., 1783, in de Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden (Sign. A 389), en in de Bibliotheek van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam (Sign. 51).
De signaturen van de ook door Buisman gegeven exemplaren luiden: UBA 1162 C 22; UBL 1212 E 28.
-
eind35.
- Wij volstaan op deze plaats met de simpele plaatsaanduiding binnen de katernen, met daarbij op welke zijde de afbeelding zich bevindt:
exemplaar Buijnsters: [A + 2]r; [E+1]v; [E+2]v; [G + 1]r; [H + 1]r; [N + 1]v.
exemplaar sign. UBL 1212 E 28: (dit exemplaar bevat een dubbel stel platen; de eerstgenoemde binnen een katern is zwart-wit, de als tweede genoemde is ingekleurd) [*+1]v, [* +2]r; [A +1]v, [A +2]r; [E +1]v, [E +2]r; [G +1]v, [G +2]r; [H +1]v, [H +2]r; [N +1]v, [N +2]r.
exemplaar sign. Prov. Bibl. Fr. A 389: [A +1]v; [E +1]v; [E +2]v; [G +1]r; [H+ 1]r; [N +1]v.
-
eind38.
-
Zuid-Hollandsche Courant van woensdag 3 september (nr. 106) 1783 (fol. 1 verso, rechterkolom).
De tekst vervolgd met: ‘De Boekverkopers gelieven de plaaten, die by hun besprooken worden dus aan gemelde Allart op te geeven, zullende aan die geenen, welken dezelven het eerst bespreeken, de eerste en beste afdrukken, en ook aan hun die proefdrukken verkiezen, worden afgeleverd.’ (Sign. UBA Kr 73)
-
eind39.
-
Nederlandsche Courant van maandag 3 november (nr. 24) 1783 (fol. 1 verso, linkerkolom). De tekst luidt verder: ‘Die geene, welke zich van de eerste en beste Afdrukken willen voorzien, kunnen zich aanmelden by den Uitgever, en alomme by de Boekverkoopers.’ (Sign. UBA Kr 49)
-
eind40.
- Wij gaan op deze plaats bewust voorbij aan de kwestie van de ‘plaatwisseling’ m.b.t. Allart - Elwe en Langeveld, en m.b.t. R. Vinkeles - N. v.d. Meer Jun.. omdat dit in het eerste gedeelte in dit verband niet ter zake is.
Annonce in de Leydse Courant van vrijdag 8 juli (nr. 81) 1785 (fol. 1 verso, rechterkolom). Idem in dezelfde courant van woensdag 27 juli (nr. 89) 1785 (fol. 1 verso, linkerkolom). (Sign. UBA Kr 69)
-
eind41.
-
Nederlandsche Courant van maandag 5 december (nr. 145) 1785 (fol. 2 recto, rechterkolom). Idem in dezelfde courant van vrijdag 9 december (nr. 147) 1785 (fol. 2 recto, rechterkolom), vrijdag 16 december (nr. 150) 1785 (fol. 1 verso, rechterkolom), en vrijdag 23 december (nr. 153) 1785 (fol. 1 verso, linkerkolom). (Sign. UBA Kr 49)
Over de verdere inhoud van de advertentie gaan we in bij de druk-1786 apart.
-
eind42.
-
Buisman p. 109 noemt ‘Exemplaar te Utrecht’.
Wij voegen van deze druk: Rhynvis Feith. Julia. Te Amsterdam, bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld, 1786, de volgende exemplaren toe aanwezig in nederlandse openbare bibliotheken: UBL (Sign. 1272 D 1); KB Den Haag (Sign. 3123 B 1); Prov. Bibl. Friesland te Leeuwarden (Sign. 2968 TL); Prov. Bibl. van Zeeland te Middelburg (Sign. 55 A 6); Gem. Bibl. Rotterdam (Sign. 1155 A 5); Mus. Meermanno-Westreenianum Den Haag (Sign. 113 H 15).
Sign. van het door Buisman genoemde exemplaar: UBU Z oct. 792.
Eén voorbeeld hier: exemplaar-KB Den Haag: (sign. 3123 B 1) [A+ 1]r; [D+1]r; [E+1]r; [F+1]r; [G+1]r; [L+1]r.
-
eind43.
- Wij hebben hier zeer nadrukkelijk niet over eventueel wel aanwezige her- en/of nadrukken gesproken, maar ons beperkt tot drukken.
Buisman, in zijn Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815 [...]. (Alphabetische Naamlijst. Met medew. van F.J. Dubiez en een voorwoord van H. de la Fontaine Verwey. Amsterdam [1960]) vermeldt onder de tweede druk van Julia (p. 99, nr. 548) m.b.t. de platen, dat de soms in de eerste en tweede druk gevonden platen óf bij de derde óf bij de vierde druk ‘behoren’.
De Julia-tekstuitgave van Van den Toorn bevat in de tekst zes platen (p. 19, 49, 53, 67, 72, 117). Hij meldt: ‘Illustraties naar de oorspronkelijke uitgave’, hetgeen o.i. een dubbelzinnige mededeling is (p. [4]). Enerzijds wordt de indruk gewekt dat alle in het exemplaar-Buijnsters voorkomende ‘illustraties’ zijn opgenomen, hetgeen niet juist is: onder meer ontbreken de in de tekst voorkomende vignetten en ornamenten. Bovendien zijn bij de platen én de onderschriften uit de tekst weggelaten én de vermeldingen ‘D.J. v.d. Laan’ enz., zonder dat ook daar in de ‘Verantwoording van de uitgave’ melding wordt gemaakt. Anderzijds wordt de suggestie gegeven dat de platen onverbrekelijk met de ‘eerste druk’ van 1783 zijn verbonden, hetgeen toch zeker een onzorgvuldige mededeling mag worden geheten.
E. de la Fontaine Verwey (De illustraties van letterkundige werken in de XVIIIe eeuw. Amsterdam 1934) komt de weg volgend van de kunstplaten, op grond van het feit dat Elwe en Langeveld zes platen voor Julia drukken (p. 92) tot de conclusie dat, D.J. van der Laan ‘illustrator van de eerste uitgave van Feith's Julia’ zijnde, de eerste druk van Julia in 1785 gedateerd moet worden (p. 124). Wij hebben inmiddels wel aangetoond dat de zaak even anders ligt.
-
eind44.
- Zie de lopende tekst behorende bij de noten 16-20.
-
eind48.
-
Ten Bruggencate p. 244 nt 2.
-
eind51.
- Rhynvis Feith. Poëtisch Mengelwerk. Te Amsteldam, by J.B. Elwe, 1788.
(Sign. UBA 633 A 15) Aankondigingen op p. [270] - [272]. Citaat op p. [270].
-
eind52.
-
Ten Bruggencate p. 244, geeft achter deze druk als bron ‘B.’. ‘B’ = ‘verv. 1790-1832.’ (p. 242).
-
eind55.
- E.F. Kossmann. De boekhandel te 's-Gravenhage tot het eind van de 18de eeuw. 's-Gravenhage 1937, - p. 202,
-
eind57.
-
De Jong (1835): Alphabetische Naamlijst van Boeken, welke sedert het jaar 1790 tot en met het jaar 1832, in Noord-Nederland zijn uitgekomen [...]. In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebroeders van Cleef, 1835, Supplement.
De Jong (1832); [J. de Jong]. Alphabetische Naamlijst van Boeken, welke sedert het jaar 1790 tot en met het jaar 1831, in Nederland zijn uitgekomen [...]. In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebroeders van Cleef, 1832. Citaat: p. 167. (Voortaan: De Jong (1832))
-
eind58.
-
De Jong (1832), resp. p. VI en V.
In tegenstelling tot wat Buisman beweert, gaat het niet om degenen die ‘in 1835’ het copyrecht bezaten (Buisman p. 110). Voor de meerderheid der opgenomen titels gaat dit ‘tot het einde van 1824 toe’ (De Jong (1832), p. VI). Op J. Immerzeel Jun. gaan wij hier niet verder in: ligt buiten de door ons hier aan de orde gestelde periode.
-
eind60.
-
Oprechte Haarlemsche Courant van dinsdag 25 september (nr. 115) 1792 (fol. 1 recto, rechterkolom). (Sign. Ned. Persbibl. Amsterdam) Vóór Julia wordt aangekondigd: ‘I Het GRAF in vier Zangen, door Mr. RHYNVIS FEITH, met schoone Vignetten door R. Vinkeles’.
In dit verband is de volgende annonce in de Leydse Courant van maandag 2 juli (nr. 79) 1792 interessant wat betreft de verhouding Elwe - Allart, en de op handen zijnde druk van Allart: (fol. 2 recto, linkerkolom) ‘JULIA, door den beroemden FEYTH: wat Schyver zig ook vermoeid hebbe, om den heerschenden smaak voor het sentimenteele te treffen, men kan op goeden grond zeggen, dat niemand daar in geslaagd is als gemelden onvergelykelyken Dichter; zyne JULIA, waar van reeds de Derde Druk het licht ziet, is een meesterstuk van gevoel; de brandendste maar tevens zuiverste liefde, op de jammerlykste wyze gemarteld, wordt daar in voorgesteld, met eene verbeelding die doet verstommen, met een gevoel 't welk tot in 't binnenste van 't hart doordringt, en de traanen ten ooge uitperst; intusschen vinden de Gelieven, welken in 't geval van JULIA zyn, en hunne harten door eene rampzalige liefde gemarteld gevoelen, in dit fraaije Werkjen den eersten weg tot troost, dien naamlyk van de met de lydende JULIA en haaren Minnaar het oog op den Hemel te slaan en te hoopen: een ongemeen fraai Stel PLAATEN, zet dit overheerlyk en onvoorbeeldig Werk den schoonsten luister by: de Prys is 44 Stuivers, en zyn te bekomen te Amsterdam by J.B. ELWE en D.M. LANGEVELT.’ (Sign. Ned. Persbibl. Amsterdam) Voor het eerst spreken Elwe en Langeveld van een ‘Derde Druk’. Wij hebben geen aanleiding gevonden hier géén her-aankondigjng van de druk-1786 in te moeten zien.
-
eind61.
- De lijst is opgenomen in: Naamlijst van Nederduitsche Boeken [...] gedurende de jaaren 1790-1793 in ons Vaderland uitgekomen. Te Amsterdam, by A.B. Saakes, 1794. Citaat: p. 256.
In de ‘Lyst van nieuw uitgekomen boeken in october I’ wordt (p. 251) vermeld: ‘R. Feith. Het Graf in vier Zangen. gr. 8vo. met Vignetten. te Amst. bij J. Allart’ voor dezelfde prijs als Julia, nl. twee gulden en tien stuivers.
-
eind62.
- Buisman noemt twee exemplaren ‘te Leiden en Amsterdam’ (Buisman p. 110).
Wij voegen aan deze druk van Rhynvis Feith. Julia. Met Plaaten. Te Amsterdam, bij Johannes Allart, 1792, de volgende in nederlandse openbare bibliotheken aanwezige exemplaren toe: UBG (Sign. EEf 258); KB Den Haag (Sign. 1350 B 27); Prov. Bibl. Friesland te Leeuwarden (Sign. 2969 TL); TH Delft.
De sign. van de ook door Buisman genoemde exx. zijn: UBA (Sign. 1047 B 1); UBL (Sign. 1210 B 14). De platen bijgevoegd bij de drukken zijn nogal verschillend. Op grond daarvan gaan wij er in het eerste deel van het eerste gedeelte van dit artikel niet verder op in.
-
eind63.
-
Naamlijst van Nederduitsche Boeken [...] gedurende de jaaren 1794-1798 in ons Vaderland uitgekomen. Te Amsterdam, by A.B. Saakes, 1799. Naamlyst van Nederduitsche Boeken [...] geduurende de jaaren 1799-1803 in ons Vaderland uitgekomen. Te Amsterdam, by A.B. Saakes, 1804.
-
eind64.
- Ook bij Buisman p. 109-110, en Buisman, Populaire prozaschrijvers, p. 98-99.
|