en waarover althans m.b.t. het nederlandse taalgebied betrekkelijk weinig zinnigs geschreven is.
Het eerste nummer is gewijd aan de franse materialist baron d'Holbach. Na inleiding, en samenvatting van de artikelen in het nederlands, volgens twee opstellen van L. Flam over de kritiek van Marx op het mechanicistisch materialisme, en de ontwikkeling van Toland naar D'Holbach; verder, allen in het frans, Marian Skrzypek (Univ. v. Warschau) over 18e-eeuwse antireligieuze materialistische metaforen voorzover terugkerend bij Lenin; Jacques Marx over minder bekende weerleggingen van D'Holbach's, Système de la Nature; en Jeroom Vercruysse over onbekender Holbach-korrespondentie.
Het Tijdschrift voor de Verlichting gaat vier maal per jaar verschijnen à 400 BF, en wordt uitgegeven bij het Centrum voor de Studie van de Verlichting, Buyllaan 136, Brussel. (AH, 15/10/73)
Jacques Kruithof. De bewoonde wereld. Inleiding tot de interpretatie van gedichten. Wolters-Noordhoff. Groningen, 1972. 98 blz. f. 6,40
Dit boek is het eerste deel van een serie waarin wordt geprobeerd leerlingen en studenten literaire teksten beter te leren lezen en interpreteren. Het bevat een inleiding over poëzie, over het lezen en over het interpreteren. De tekst van de inleiding wordt soms onderbroken door een vraag over een probleem dat de schrijver signaleert.
Het hoofdstuk over interpretatie is verdeeld in genummerde paragrafen, die elk een term behandelen (b.v. betekenis, woordhomonymie, allusie, metafoor.).
Bij de behandeling van de term connotatie (pag. 41, par. 5) wil ik een opmerking maken. Ik citeer: ‘Veel woorden bezitten bijbetekenissen of connotaties die om zo te zeggen rond de eigenlijke betekenis of notatie liggen. Zo is de betekenis van nacht: deel van een etmaal, “omsingeld” door een kring van connotaties als: slapen, rust, duisternis, zwart, sterren, droom, geheimzinnigheid, bedreiging, angst, nachtmerrie en dergelijke’. Ik zou wat Kruithof connotaties noemt associaties noemen en de eigenlijke betekenis de connotatie. Het verdient aanbeveling in een eventueel volgende druk een paragraaf op te nemen waarin de termen connotatie, denotatie, referent en associatie iets uitvoeriger aan de orde komen. Het tweede deel bevat gedichten met een aantal vragen erover. Sommige vragen zijn voorzien van het nummer van een paragraaf, zodat de lerende lezer daar nog eens op kan zoeken wat b.v. de term metafoor betekent.
Vooral de teksten en de vragen erover zetten de lezer aan tot het stellen van meer vragen. Het boekje lijkt mij geschikt om leerlingen en studenten statarisch te leren lezen, hetgeen volgens Kruithof betekent: aandachtig, grondig en onderzoekend de tekst tegemoet treden. (W.V.)
Gerrit Krol. APPI. Automatic Poetry by Pointed Information. Poezie met een computer. Querido, 1971. f. 12,50
Het boekje bevat vier hoofdstukken. Het eerste geeft antwoord op de volgende vragen: hoe worden gedichten gemaakt?, wanneer is een reeks woorden een gedicht?, is een gedicht nuttig?, hoe wordt een beeld omgezet in woorden?, hoe ziet ons geheugen eruit?, wat is mooi?, hoe werkt lezen?, wat is een idee?, wat is pointed information?