Spektator. Jaargang 2
(1972-1973)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Peter Nieuwenhuijsen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan te nemen. Wel ben ik het met hem eens dat men van een zin als He saw the girl with the flowers niet mag trachten te verantwoorden dat het meisje zowel een bloemenverkoopster kan zijn als iemand die juist een bosje bloemen gekocht heeft. Een struktuur met HAVE of WITH is voldoende. Met zijn beschouwing van
kan ik weer niet instemmen. Weliswaar wordt (A) ‘under normal circumstances’ niet geïnterpreteerd als ‘There is a sandwich John wants to eat every day’, maar naar mijn mening is dit irrelevant voor de betekenisbeschrijving. Hoe onbelangrijk het is dat deze interpretatie zich onder normale omstandigheden niet zal opdringen, wordt geillustreerd door het feit dat we de naam John alleen maar hoeven te vervangen door Tantalus (een binnen een taalsysteem gezien verwaarloosbare vcrandering), om de waarschijnlijkheid van de betreffende interpretatie aanzienlijk te verhogen. Ik noem (A) dan ook ambigu. Konklusie: wat de betekenis van de interpretatie onderscheidt, is dat van de betekenis niet kan worden gezegd dat hij meer of minder waarschijnlijk is. Van de formele semantiek zal één der voornaamste opdrachten zijn de grenzen van de betekenisbeschrijving vast te leggen, of, in het geval er geen scherp omlijnde grenzen, maar eerder een grensgebied is tussen betekenis en interpretatie dan toch aan te geven waar dit gebied gelegen is. Het is niet mogelijk het terrein van de betekenis af te bakenen vóór men met de betekenisbeschrijving begint. Dit laatste moet juist leiden tot begrenzing. (Vgl Katz 1972: 1-10). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Het vormelijk onderscheid tussen de oorzaak- en de redenbepaling in het Nederlands is niet altijd even gemakkelijk waarneembaar. Dit moet vooral worden toegeschreven aan het gebruik van het voegwoord omdat bij beide bepalingen. Om enige overzichtelijkheid in het nu volgende te kunnen bewaren, zal ik hieronder het gebruik van omdat negeren op plaatsen waar doordat beter is. Een voorbeeld van het omdat dat hieronder dus niet meer ter sprake zal komen:
Het onderscheid tussen oorzaak- en redenbepaling lijkt in eerste instantie gelegen te zijn in een belangrijk aspekt van de hoofdzin: het aspekt van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beheersbaarheid (vgl. Dik 1972:173: ‘Met beheersbare gebeurens bedoel ik gebeurens waarvan het participerende subjekt zelf de aan- of afwezigheid kan bepalen.’) Het onderscheid beheersbaar - nict beheersbaar valt voor een deel samen met het onderscheid non-stative - stative (in die volgorde). We zien dat in zinnen met een oorzaakbepaling de hoofdzin niet beheersbaar mag zijn:
Bij de redenbepaling lijkt het dat de hoofdzin beslist beheersbaar moet zijn:
(Het aantal sprekers van het Nederlands dat wegens gebruiken kan in een oorzaakbepaling - dus net als omdat ambigu - is naar mijn indruk vrij klein.) Alvorens een korrektie op deze voorstelling van zaken te maken, wijs ik op een voordeel van het gebruik van het beheersbaarheidsaspekt i.p.v. het kenmerk (non-)stative van het werkwoord. Bij het gebruik van dat kenmerk zou nl. de volgende zin een tegenvoorbeeld tegen de geschetste theorie vormen:
Hierin komt immers het non-stative werkwoord trouwen voor. Maar als geheel is het niet-adverbiale deel van de zin toch niet-beheersbaar. Een parafrase kan dat duidelijker maken:
Belangrijker zijn naar mijn inzicht de volgende zinnen:
Er is in deze zinnen sprake van een bepaling die wel wordt aangeduid als niet-motivationele redenbepaling, i.t.m. de motivationele van (3a). Intussen vormen zij een duidelijk tegenvoorbeeld tegen de boven geschetste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
theorie dat redenbepalingen alleen in beheersbare zinnen voorkomen. In (5) en (6) zijn de hoofdzinnen duidelijk niet-beheersbaar. Naar ik meen is een verfijning van Diks theorie over de beheersbaarheid ook hier van nut. In Dik (te verschijnen) wordt behalve het aspekt CONTROL (beheersbaarheid) ook genoemd het aspekt CHANGE . En juist ten aanzien van dat aspekt onderscheiden zich zin (3a) enerzijds en zinnen (5) en (6) anderzijds van elkaar. De protestanten verliezen is -Control, +Change, d.i. een proces. Gras is groen van kleur is -Control, en -Change, d.i. een staat. In het eerste geval is een bijbehorende redenbepaling uitgesloten; in het laatste geval toegestaan, zij het dat die redenbepaling niet motivationeel kan worden genoemd: daarvoor is het aspekt +Control nodig. In een klein schemaatje is nu de distributie van omdat en doordat weer te geven:
Opgemerkt moet nu nog dat doordat in (5) en (6) niet uitgesloten is, en de vraag rijst of vervanging van omdat door doordat in (5) en (6) betekenisverschil met zich meebrengt. Deze vraag moet ik onbeantwoord laten. Hiermee laat ik het verschil tussen oorzaak-bepaling en niet-motivationele redenbepaling verder rusten. Het verschil echter tussen de oorzaakbepaling en de wel motivationele redenbepaling kan nog wel wat worden uitgediept. Zo is zin (3c) synoniem met (3a), maar verschilt hij in betekenis ook nauwelijks met (3d):
Het betekenisverschil is opvallend gering vergeleken met:
Men zou het volgende kunnen konkluderen omtrent de betekenisstruktuur van zinnen met oorzaak- en redenbepalingen. Uitgaande van de performatief-analyse van Ross (1968) kan men zeggen dan in de zinnen (2) hoofdzin zowel als bijzin uitsluitend door de performatief-knoop worden gedomineerd, waarmee het geheel in zekere zin voor de verantwoording van de spreker komt. In de zinnen (3), met redenbepaling, wordt de bijzin echter onmiddellijk gedomineerd door een S-knoop die in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elk geval tot funktie heeft de verantwoording voor de woorden van de bijzin af te wentelen op het onderwerp van de hoofdzin. Deze tussenliggende S kan gedeleerd worden, zoals in (3a) en (3c) is gebeurd, maar ook in enigerlei vorm aan de oppervlakte komen: zij meenden in (3d). Natuurlijk moet deze analyse nog in zeer grote mate gespecificeerd worden, want ik meen niet dat (3c) en (3d) synoniem zijn. Ook is deze theorie onvoldoende beargumenteerd. In het kader van een grove schets van de verschillen tussen oorzaak- en redenbepaling kan daar echter niet nader op worden ingegaan. Nog enkele illustratieve feiten echter. We kunnen de bepaling nog iets subjektiever maken door toevoeging van te:
Het oordeel dat in te besloten ligt komt voor rekening van het subjekt van de hoofdzin: de verliezers. De spreker kan zich ervan distantiërenGa naar eindnoot2. door bv. te vervolgen met...maar ik vond hem fair spelen. Een andere mogelijkheid voor de spreker om zich van het oordeel te distantiëren:
Beide mogelijkheden ontbreken bij de oorzaakbepaling:
Ook redenbepalingen van ogenschijnlijk objektieve aard kunnen door de spreker in twijfel getrokken worden:
De hypothetische tussenliggende S-knoop moet daar uitdrukken dat het regent een interpretatie van de werkelijkheid was van de zij, niet van de spreker. Onzin is echter:
Het woord vermeend, waarmee de spreker te kennen geeft dat hij het niet eens is met het oordeel of de interpretatie van de werkelijkheid die het modificeertGa naar eindnoot3., kan, overeenkomstig de genoemde opzet van een analyse, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen voorkomen in redenbepalingen, niet in oorzaakbepalingen.
Tenslotte zou ik willen wijzen op de in parafrase met het woord reden opduikende voor-konstituent, zoals in:
Ook deze prepositiekonstituent lijkt me afkomstig uit de veronderstelde onderliggende tussen-S. Samenvattend kan gezegd worden dat de beschrijving van de motivationele bepaling van reden wordt bemoeilijkt door het feit dat het gestelde in die bepaling een interpretatie van de werkelijkheid is die niet voor rekening van de spreker komt, maar voor rekening van het onderwerp van de hoofdzin. Een dergelijke komplicerende faktor ontbreekt bij de oorzaakbepaling, waarover dit artikel verder handelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.0.Onderwerp van bespreking zijn de volgende zinnen:
Als oorzaak beschouw ik de inhoud van de propositie ‘de spil speelt hard’, die ik in het vervolg zal aanduiden als p; als gevolg beschouw ik ‘de Spakenburgers verliezen’, voortaan q. De vorm waarin deze zinnetjes aan de oppervlakte verschijnen, genominaliseerd of als dat-zin, laat ik zoveel mogelijk buiten beschouwing; het gaat me om de manier waarop ze verbonden worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.Ik zal nu trachten de keuze van een uitgangsstruktuur enigszins te rechtvaardigen. Van bovenstaande zinnen horen meen ik enerzijds (10)-(14) bij elkaar, anderzijds (15)-(19). en tenslotte (20)-(21). Het verschil is gelegen in het woordje tot in (15) e.v., dat een gekompliceerder struktuur rechtvaardigt, (vgl. par. 2.3). De zinnen (10)-(14) gaan dus terug op minder gekompliceerde strukturen, die ik als uitgangspunt zou willen kiezen. Omdat zinnen met hebben waarschijnlijk afgeleid zijn van strukturen waarin een copula + voorzetselkombinatie een rol speelt (zie bv. Klooster 1971:80), komen (12) en (14) minder in aanmerking als uitgangsstruktuur. Resteren:
De strukturen die horen bij (10) en (13) zullen naar mijn mening op dieper gelegen niveau naast elkaar bestaan. Ten eerste is het moeilijk voor te stellen dat er ooit een argument zal worden gevonden om oorzaak van gevolg af te leiden of omgekeerd. Ten tweede zijn (10) en (13) niet helemaal synoniem. In (10) is het niet uitgesloten dat p meerdere gevolgen heeft, maar heeft q zeker slechts één oorzaak. In (13) kan q ev. meerdere oorzaken hebben, maar is het zeker het enige gevolg van p. Men kan vermoeden dat een struktuur gelijkend op (11) nog dieper gelegen is, en dat (10) eruit wordt afgeleid. Het is echter niet zeer waarschijnlijk dat dit vermoeden juist is. Hoewel het denkbaar is dat (10) uit (11) wordt afgeleid via een soort nominalisatieGa naar eindnoot4., voelen wij aan dat bij nominalisatie van veroorzaken veroorzaking zou ontstaan (vgl. Eng. to cause - causation) en niet oorzaak (Eng. cause). Bovendien zou (13) door de basis moeten worden gegenereerd, in welk geval het onwaarschijnlijk is, dat niet ook (10) door de basis wordt gegenereerd. De waarschijnlijkste oplossing is de volgende. Gegenereerd worden als diepste strukturenGa naar eindnoot5.): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en een soortgelijke struktuur voor (13). Als lexical entry van veroorzaken nemen we aan:
Dit volgens de opvatting, afkomstig van Jeffrey Gruber, dat lexikale aanhechting ‘polykategoriaal’ kan plaatshebben. (Vgl. Gruber 1967, Klooster 1972, Verkuyl 1972). Volgens dit voorstel wordt aan (10) en (13) een identieke afleiding gegeven, is de uiterlijke vorm van het woord veroorzaken t.o.v. het woord oorzaak op bevredigende wijze verantwoord, en, belangrijker, is het feit dat er geen werkwoord is synoniem met het gevolg zijn van verklaard als een lexikale lakune, een toevalligheid. (Merk op dat in het Frans als synoniem zouden kunnen gelden s'en suivre en résulter). We kunnen nu gaan zien -om te beginnen- hoe zich de zinnen (12) en (14) verhouden ten opzichte hiervan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.In de voorgaande paragraaf hadden we het over o.m. de zinnen (10) en (13). Met deze zinnen vertonen de volgende zinnen een sterke verwantschap:
Het verschil met de zinnen in de vorige paragraaf is een verschil in focus. Ik zie geen reden om aan te nemen dat hetzij een zin als (10), hetzij een zin als (10') als meer onderliggend kan worden beschouwd. Ik ga er daarom nu van uit dat strukturen horende bij (10) en (10') naast elkaar bestaan, en dat hun ekwivalentie in een kalkulus wordt geformuleerd, (vgl. Gruber 1967:48; McCawley 1967: 529). Aan het eind van de vorige paragraaf sprak ik het voornemen uit de zinnen (12) en (14) te gaan bekijken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zal blijken dat zij gemakkelijker met (10') en (13') in verband te brengen zijn dan met (10) en (13). Waar het in elk geval om gaat, is de relatie tussen hebben en zijn van. O.a. in Klooster (1971, 1972) is al uitgebreid ingegaan op het verband tussen hebben en zijn + prepositie. In het geval van de prepositie van liggen de zaken echter vrij moeilijk. Een verband is onmiskenbaar aanwezig, ook in de volgende zinnen, maar synoniem zijn ze niet:
De b-zin is moeilijk aanvaardbaar, maar wel te gebruiken in bv. een fietsenstalling, waar sprake is van een verzameling fietsen die groter is dan twee, wat voor de a-zin natuurlijk niet nodig is. De b-zin sluit niet uit dat de ik in totaal nog meer fietsen heeft. Omgekeerd geldt dat in gevallen waarin de uitdrukking met van het meest voor de hand ligt, een zin met hebben wel uitgesloten mag worden genoemd:
Van de gevallen waarin we hebben en van naast elkaar mogen gebruiken, zijn de eerste twee die ik zal noemen hier minder interessant:
Wij zijn geïnteresseerd in een van dat eerder de konverse is van hebben dan een synoniem ervan. In de volgende zinnen spelen waarschijnlijk aksentkwesties een rol, waardoor ze minder representatief zijn:
De nu volgende zinnen leveren echter mijns inziens nuttiger aanwijzingen op omtrent struktuur I:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overeenkomst tussen deze zinsparen en (10') en (12), resp. (13') en (14) is duidelijk. In de a-zinnen hierboven wordt het woord struktuur gemodifieerd door een konstituent (zeer eenvoudig resp. (NP V PP)) die men zich kan voorstellen als een gereduceerde relatieve bijzin. In zin (12) en zin (14) kan men zich dienovereenkomstig voorstellen dat de woorden oorzaak en gevolg gemodifieerd worden door de soortgelijke konstituenten p en q. In Klooster (1972: 171 e.v.) wordt dit verschijnsel beschreven. Voor (10') en (12) ziet zijn oplossing er als volgt uit:
Daarop werkt een transformatie EMBEDDING, die twee mogelijkheden biedt. Zo ontstaan (IVa) en IVb): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Struktuur (IVa) wordt gerealiseerd als (12), na Relative Clause Reduction en lexikalisering van ZIJN MET tot hebben. Om zin (10') te krijgen kan men verschillende voorstellen doen. In (IVb) kan een konversie-regel werken van het type MET (a,b) - VAN (b,a), die echter in (IVa) slecht van pas zou komen. Mogelijk ook is er een struktuur als III, maar dan met VAN erin. De EMBEDDING van het eerste type zou in dat geval een slecht resultaat opleveren. Klooster ziet het anders. Hij erkent VAN niet als een relatie die tot de verzameling van semantische primitieven behoort. Het woordje van ontstaat bij uiterste reduktie van relatieve zinnen. Deze oplossing heb ik in dit stuk nog niet overgenomen, maar biedt vooral op deze plaats veel aantrekkelijks. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3.We kunnen nu de lijn doortrekken naar zin (15):
Vanwege de grote gelijkenis leggen we de verbinding tussen deze zin en (10)-(14) via zin (14):
Een niet zeer bevredigende manier om het verband tussen deze zinnen uit te drukken is het aannemen van een 'transformatie tot-insertie. Het is stellig zo dat tot voortkomt uit bepaalde betekeniselementen in de semantische representatie. Toch is het ondoenlijk om het aannemen van verschillende betekenisstrukturen voor (14) en (15) in weinig woorden te verantwoorden. In het nu volgende zal echter duidelijk worden waarin het subtiele verschil tussen de betreffende zinnen schuilt. Uiteraard moeten we dan beginnen met een onderzoekje naar het woordje tot. Allereerst is het interessant om te zien dat tot op deze plaats vervangbaar is door als: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naar ik meen is het hetzelfde als dat we aantreffen in (29b) al is dat niet vervangbaar door tot:
In (29a) wordt een relatie uitgedrukt tussen een dokter en een donor, in (29b) tussen een dokter en Stol, terwijl daarnaast wordt gezegd op welke wijze, of liever nog in welke rol of funktie Stol bij de relatie is betrokken: als donor. Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor de zinnen (14) en (15). Ik maakte gebruik van de voorbeeldzinnen (29), omdat zij een duidelijker voorstelling van zaken mogelijk maken. De synonymie van als en tot in (15a en b) brengt ons ook op een ander idee, en wel dat de analyse van de ‘bepaling van gesteldheid met als’, gegeven door Mevr. Van Dort (1971a, b) van belang zou kunnen zijn voor de analyse van zin (15). Het is natuurlijk ook zo dat tot gevolg (als men niet tot gevolg hebben als één lexical item beschouwt) benoemd kan worden als een bepaling van gesteldheid (Den Hertog 1903:125). Het voorstel van Mevr. Van Dort kan verkort worden weergegeven in de deelstruktuur:waarbij als entry voor als geldt: Het gebruik van de kategorie FUNKTIE wordt gemotiveerd door de konstatering dat als gesteldheidskonstituent alleen voorkomt een ‘substantief dat een funktie, beroep of hoedanigheid van een persoon tot uitdrukking | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brengt’ (1971a:50). De vorige zin is zelf echter al een tegenvoorbeeld hiertegen. Voorts heeft Mevr. Van Dort het alleen over zinnen waarin de gesteldheidskonstituent betrekking heeft op het subjekt. In zin (15), (28) en (29) heeft hij betrekking op het objekt. Op grond van (28) en (29) zouden we geneigd zijn ook in de gevallen waarbij objekt en gesteldheids-konstituent zijn verbonden aan te nemen dat er vaak sprake is van een funktie van een persoon, maar (15) laat zien dat het althans geen persoon hoeft te betreffen, en in zin (30) is ook het woord ‘funktie’ inadekwaat:
Nu moet zeker opgemerkt dat het er eigenlijk niet zo toe doet hoe men de in de figuren (VI) en VII) optredende betekenis-kategorie noemt. Het gaat hier niet om een woord, maar om een verzameling van abstrakte kategorieën die men aanduidt met een uit de ons ter beschikking staande woordenschat zo goed mogelijk gekozen naam (Gruber 1967:62). Op grond van (30) ben ik tot de overtuiging gekomen dat de verzameling betekeniskategorieën waar het hier om gaat dezelfde is die men in vroeger tijden met het woord ‘gesteldheid’ heeft trachten te dekken. In het vervolg zal ik dan ook van de betekeniskategorie GEST(ELDHEID) gebruik maken. Met enkele restrikties meen ik dat (VI) ook bruikbaar is als entry voor tot zoals dat voorkomt in (15). Die restrikties betreffen dan a. het feit dat tot niet kan optreden als de gesteldheidskonstituent betrekking heeft op het diepte-onderwerp van de zin, zoals in de zinnen die Mevr. Van Dort behandelt; b. het feit dat tot niet kan optreden in (29) en andere zinnen, hoewel daarin de gesteldheidskonstituent betrekking heeft op het (prepositie-)objekt; c. Het feit dat tot een voorkeur vertoont voor die gevallen waarin de zin a.h.w. resultatief is: benoemen tot, maken tot, tot ridder slaan, waar tot overigens niet kan worden vervangen door als. Deze feiten zullen moeten worden verantwoord in de perifere omgeving van (VI). Maar voor het ogenblik is (VI) voldoende, omdat we vooral in (15) geinteresseerd zijn, en niet in een exakte entry voor het daarin voorkomende tot. Volgens mij bestaat er verband tussen (VI) en een bepaalde betekenis van het koppelwerkwoord zijn, indien gevolgd door een NP. De relatie die zijn in die gevallen vaak uitdrukt is er ook één van funktie, ev. gesteldheid van zij is sekretaresse, zij is de beste. De veronderstelling dat de elementen van (VI) in de onderliggende strukturen van zulke zinnetjes zijn opgenomen, kan natuurlijk het beste worden gestaafd door iets van een lexicale realisatie ervan aan te tonen. Welnu, deze heeft plaats in (15). D.w.z. dat het verschil tussen (14) en (15) als volgt is weer te geven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is inderdaad zo dat zijn in (14') een identifikatie-relatie uitdrukt, en in (15') de funktie van q helpt uitdrukken. Op grond hiervan kunnen we struktuur (VII) als onderliggende struktuur van (15) laten gelden. In deze struktuur is de bewerking van het gedeelte GEST VAN GEVOLG als afgehandeld beschouwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4.1.We komen nu aan zin (16) toe.
We zullen (16) moeten vergelijken met (15), temeer daar ten algemeen gezien wordt als een samentrekking van tot en een verborgen vorm van het bepaald lidwoord. De determinator is overigens tot nu toe niet in de beschouwingen betrokken geweest, en er is geen reden daarin verandering te brengen. We mogen erop wijzen dat i.p.v. de behandelde zinnen ook alternanten voorkomen zoals
We zullen daarom hieronder gemakshalve als lexical entry voor ten dezelfde aannemen als voor tot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het zien van struktuur (VII), komt ons onvermijdelijk weer de uiteenzetting bij struktuur (III) en (IV) voor ogen. Als een struktuur (VII) kan bestaan, dan kan die alleen maar tot stand gekomen zijn via EMBEDDING, en die transformatic had ook anders kunnen werken. Er is dan ook een tegenhanger van (VII), die er uitziet als (VIII). Omdat het niet moeilijk in te zien is, dat (VIII) direkt (16) oplevert, is reeds vermeld hoe de lexicale aanhechting in zijn werk zal gaan. Ten aanzien van de omkering rechtsonder in de struktuur geldt weer hetzelfde dat bij de strukturen (IV) werd opgemerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4.2.Het is interessant dat op deze wijze niet alleen de voorzetseluitdrukking ten gevolge van kan worden verantwoord, maar dat hetzelfde kan gelden voor de uitdrukkingen in de volgende zinnetjes;
Ook voor ten dienste van kan men een relatie aannemen met tot zijn dienst hebben. Bij ten bate van komt de uitdrukking met hebben niet voor, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel met het betekenisverwante nemen:
Merk op dat bij uitdrukkingen als om reden van de uitdrukking met hebben moeilijk te aksepteren, maar wel te interpreteren is. Daarbij blijkt dan echter dat men om de synonymie te bewaren, niet zoals boven de NP's moet omwisselen:
Hetzelfde geldt voor het oude ter oorsake van. Dit heeft tot konsekwentie dat oorzaak en gevolg weliswaar antoniemen zijn, maar dat ter oorsake van en ten gevolge van synoniem zijn. (Afgezien van het feit dat oorsaak dikwijls niet oorzaak was, maar reden). Overigens wees Henk van Riemsdijk mij erop dat deze eigenaardigheid zich ook voordoet in het Frans (à cause de & en conséquence de) en in het Engels (because of (van by cause of) & in consequence of). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5.Voor de stap van (16) naar (17)
kijken we naar het werk van Klooster en Verkuyl. Op verschillende plaatsen beargumenteren zij het bestaan van een adverbialiseringstransformatieGa naar eindnoot6.. Deze transformatie beoogt een zin als
af te leiden uit een struktuur die meer gelijkt op de oppervlaktezin
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en bij vergelijking van (37b) met (VIII) is een grote overeenkomst onmiskenbaar. De werking van de transformatie bestaat in de deletie van ZIJN en de vasthechting van de PP onder de onderwerps-S, i.e. [Lex platliggen ]. In het geval van de zinnen (16) en (17) betekent dit eveneens de deletie van ZIJN, terwijl de PP ten gevolge van p gaat deel uitmaken van de S die q onmiddellijk domineerde. Bij uitschrijving van (16) en (17) is de noodzaak hiervan ook onmiddellijk duidelijk door het feit dat q niet meer als bijzin wordt gerealiseerd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6.De afleiding van zin (18) is, voor wie vertrouwd is met de gedachte aan polykategoriale aanhechting van lexikale elementen, eenvoudig voor te stellen nu eenmaal zin (17) verantwoord is. Met (19) ligt het moeilijker.
Alvorens hierop in te gaan, zal ik een korte samenvatting geven van de wijze waarop Verkuyl (in prep) de samenhang tussen de tijdsbepalingen uitlegt, voorkomende in de zinnen:
Hierop moet een transformatie werken die de knoop CONJUNCTION doet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontstaan, die de aanhechting van de konjunktie toen mogelijk maakt. Er ontstaat dan de deelstruktuur
Voor de aanhechting van tijdens is het nodig dat de ‘bijzin’ genominaliseerd wordt, hetgeen bij Verkuyl samenhangt met een knoop INDEX, die ‘manifests itself either as (part of) TENSE or as (part of the) DETERMINER’, d.w.z. dat element wat het tempus-element en de determinator gemeen hebben. Vandaar dat de entry van tijdens er als volgt kan uitzien: Het ziet er naar uit dat door, doordat en ten gevolge van op soortgelijke wijze samenhangen als de voegwoorden en voorzetsels van de tijdsbepalingen. Daarbij vervult ten gevolge van ongeveer de rol van in de tijd dat, met dien verstande dat ten gevolge van een genominaliseerde bijzin vereist. Dit maakt het des te eenvoudiger een entry voor door (∼ tijdens) voor te stellen: die moet gelijk zijn aan die van ten gevolge van. Het is hierbij nodig te onderzoeken of door en ten gevolge van gelijke selektierestrikties hebben. Dit is tot op zekere hoogte wel het geval, maar er bestaan wel tegenvoorbeelden. Zo is bv. de a-zin hieronder heel wat minder dubieus dan de b-zin:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is al eens eerder gesteld dat ook de a-zin niet volledig ‘juist’ is, niet ‘volledig’ is. Niet een entiteit kan een oorzaak vormen, maar een feit, d.i. iets dat als een propositie weer te geven is. Niet een bananeschil is de oorzaak van Jans val, maar laten we zeggen de aanwezigheid of de gladheid van de bananeschil. (Vgl. Vendler 1967). De verkorting van deze onderliggende propositie tot de NP een bananeschil, is waarschijnlijk een vrij oppervlakkige kwestie, die meer voor de hand ligt ligt bij het in het spraakgebruik gebezigde door dan bij het eerder tot de schrijftaal behorende ten gevolge van. Een ander tegenvoorbeeld zou kunnen zijn:
Het is niet onmogelijk dat het door van (40a) een andere bron heeft dan door in het algemeen..Een historisch onderzoek zou kunnen uitmaken of de konstruktie in (40a) misschien te maken heeft met het oude ter oorsake van waarvan het WNT meldt dat het ‘zelden’ werd vervangen door door oorsake van. Misschien moet de ongrammatikaliteit van (40b) echter worden toegeschreven aan de schijnbaar redundante uitdrukkingswijze, waarin immers de lexikale items gevolg en oorzaak beide voorkomen. Op grond van deze overwegingen neem ik aan dat voor door een entry kan worden aangenomen als voor ten gevolge van (zie struktuur VIII). Natuurlijk is het niet de bedoeling deze entry te bestemmen voor het instrumentele door (door te...) en het agentieve door van de passiefkonstruktie. Het is al eerder gebleken dat voorzetsels, vooral de minder elementaire - zoals hierboven als en tot- vele male ambigu kunnen zijn. Een zeker bewijs hiervoor leveren vertaalwoordenboeken, waarin blijkt dat voorzetsels ekwivalent zijn aan nu eens het ene, dan weer het andere voorzetsels in de andere taal. Op het verband tussen de verschillende preposities door ga ik hier niet in. De stap naar de konjunktie doordat kan ook langs de door Verkuyl aangegeven lijn gezet worden. Uitgangspunt moet een struktuur zijn, zoals wij die voorstelden in 2.5., d.w.z. een struktuur waarop ADVERBIALI-SATIE is toegepast. In die struktuur moet dan vervolgens COMPLEMENTIZER PLACEMENT plaatsvinden, een transformatie waarvan de werking al duidelijk is in deelstrukturen (IX) en (X). Als output van de transformatie nemen we in ons geval aan: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alvorens doordat kan worden aangehecht moet eerst weer de knoop KONJUNKTIE in het leven worden geroepen. Men moet zich de transformatie die dit bewerkstelligt voorstellen als één in de reeks kategorievormende transformaties, die vanzelfsprekend nodig zijn als men betekenisstrukturen aanneemt waarin uitsluitend predikaten en argumenten voorkomen. Ook ADVERBIALISATIE maakt deel uit van die reeks. De herstrukturering bij het formeren van de KONJUNKTIE maakt het mogelijk doordat aan te hechten op de volgende manier: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7.Voor de zinnen (20) en (21) moeten we een stap terug doen.
Nu de ADVERBIALISATIE-regel is geïntroduceerd, wordt het mogelijk (20) af te leiden van (14): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiervoor is het beslist noodzakelijk dat we hebben analyseren als ZIJN MET, een analyse die anderzijds door dit geval ook nieuwe steun ondervindt. De proeedure is bekend. Uit de struktuur
wordt ZIJN gedeleerd en de PP aangehecht onder de S van p. Het gevolg is dat p, in (14) nog een bijzin, die genominaliseerd kan worden, hoofdzin wordt:
Er is naar mijn mening enige reden om aan te nemen dat (21) op een gelijke struktuur teruggaat als (20). Deze reden ligt in de negatiemogelijkheden van de zinnen. In alle totnutoe behandelde zinnen die de oorzaak-gevolg-relatie legden tussen p en q, was het ook mogelijk die relatie te ontkennen op een zodanige manier dat er niet tegelijkertijd een relatie werd gelegd tussen niet-p en q, of p en niet-q. Dus bv.
Bij ontkenning van (20) en (21) d.m.v. niet, wordt echter steeds p of q ontkend, maar blijft de oorzaak-gevolg-relatie gehandhaafd, zodat die dan wordt gelegd tussen niet-p en q, of p en niet-q. De relatie zelf kan niet door niet worden ontkend, zoals blijkt:
De relatie zelf kan alleen, zoals Wim Klooster mij opmerkzaam maakte, worden ontkend door (44c):
Voor de asterisk van (44a) is als verklaring aan te voeren dat niet met altijd wordt weergegeven door zonder. Bij afleiding van (21) uit (20) verklaren we de ster van (44b) op soortgelijke wijze. Op struktuur (20) moet dan de in de vorige paragraaf behandelde transformatie werken die de knoop | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KONJUNKTIE doet ontstaan. Voor zodat is een entry MET HET GEVOLG DAT vereist.
Amsterdam, januari 1973 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|