gunnen, anderzijds omdat zij wist de klassieke kennis te missen die hier nodig zou zijn. De juistheid van haar beslissing heeft Marcel Fresco later bewezen, overigens pas in 1971; en ik weet dat wel niemand zich daarin meer verheugd heeft, dan zij.
In de snel groeiende groep medewerkers, in touw met de sneller groeiende groep studenten, bleef Ton Cram niet enkel de oudere, maar ook de wijzere, die zonder pretenties omging met haar jongere collega's en op voorbeeldige wijze met haar studenten. Ze kon nu haar studietijd, voorzover aanwezig, geheel richten op de negentiende eeuw, waarvan zij niet alleen de literatuur maar evenzeer de geestelijke stromingen daarachter grondig leerde kennen. Haar uitgave van Emants' Lilith is daarvan een duurzaam bewijs; in tijdelijker vorm hebben tientallen studenten het kunnen ervaren in werkgroepen onder haar leiding. Er is een plan geweest om ook de moderne literatuur onder een lector te plaatsen; het was een voortreffelijk plan, en zij zou een voortreffelijk lector zijn geweest. Maar hogere wijsheid, zonder hoofdletters s.v.p., heeft ook dit verhinderd.
Zoals ik onder de indruk ben gekomen van haar bescheidenheid, zo heeft haar levensmoed mij getroffen na de ramp die haar begaafde, bijzondere en hartelijke man het leven heeft gekost. Alleen haar vrienden weten wat zij toen verloor. Alleen haar vrienden kunnen - ten naaste bij - schatten uit welke diepten zij zich naar boven heeft moeten werken om opnieuw haar taak te verrichten, ten volle toegewijd aan haar vak en aan de studenten. En aan hen toch wel het meest.
Ton Cram is 65 geworden, zij is mij wat vóór. De wet beslist dat zij ermee op moet houden. Het is een juiste beslissing van de wet. Dat vindt zijzelf ook. Ik verklap geen geheim als ik zeg dat zij bepaalde ontwikkelingen bij het wetenschappelijk onderwijs met grote verontrusting heeft gezien en ziet, en ook dat zij het werk in de laatste jaren moeilijker vindt dan vroeger. Moeilijker, en toch niet minder prettig: want zodra zij met een werkgroep bezig is, vallen allerlei principiele misverstanden weg die het bestaan op het Instituut wat gecompliceerd maken. Want door haar bijzondere eigenschappen, haar toewijding, haar eerlijkheid, haar betrouwbaarheid, haar bescheidenheid en haar humor overwint zij iedere weerstand, indien die er mocht zijn. Niemand zal ontkennen dat het Instituut armer wordt door haar vertrek. Maar er is ook niemand die haar de vrijheid misgunt om in de komende jaren te doen waar zij zin in heeft en waarvoor de tijd haar tot nu toe ontbrak. Wat zij in de voorbije kwarteeuw aan honderden aankomende vakgenoten en aan een paar dozijn collega's heeft meegegeven, is een groot en blijvend geschenk.
mei 1972.