Spektator. Jaargang 1
(1971-1972)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Jan Kuijper
| |
[pagina 199]
| |
1. Deze mogelijkheid is geopperd door KernGa naar eind(1) als één van de mogelijkheden die er overblijven na verwerping van mogelijkheid 4. Hij wijst op de parallel met het Spaans. Tegen deze onderstelling pleit m.i. dat naast u zowel in de 17de als in de 18de eeuw uwe en uw voorkomen, welke vormen natuurlijk geen afkorting van U.E. kunnen zijn. Een 17de-eeuwse plaats uit een Nederlandse spraakkunst voor Engelsen wordt aangehaald door KloekeGa naar eind(2): ‘now lately is come more into fashion u and uwe’ en: U.E. is accounted a more curteous expressing of you’. HeeromaGa naar eind(3) citeert de brievenverzameling Mr. W. Bilderdijks eerste huwelijk, waarin Bilderdijks dochter in alle naamvallen Uw en uwe gebruikt. (Heeroma beschouwt deze vormen beide als spellingsvarianten van u, waarom weet ik niet).
2. Ook deze is een van de door KernGa naar eind(1) in 1911 aangegeven mogelijkheden. In een later artikelGa naar eind(4) betoogt hij dat de klemtoon van U.E. al in de 17e eeuw op de eerste lettergreep kon vallen. Ten bewijze hiervan haalt hij twee plaatsen aan uit een gedicht van HuygensGa naar eind(5) waar volgens hem de klemtoon op de eerste lettergreep valt. Ik zou echter uit het onderhavige gedicht, dat een zeer onregelmatig ritme heeft, niets met betrekking tot de klemtoon durven afleiden. Wel van belang lijkt me het argument dat U.E. in de 17de eeuw al zowel met de persoonsvorm van de tweede als met die van de derde persoon voorkomt; plaatsen hiervoor in de brieven van Maria van Reigersberch. Dit is overigens ook een argument voor 1 en 3.
3. Deze theorie komt voor in Kloekes oratieGa naar eind(6). De vorm U.E. 's leent zich meer tot accentverschuiving dan U.E. vanwege de aanwezigheid van een beklemtoond zelfstandig naamwoord onmiddellijk erna. Volgens Kloeke is uwees als onderwerpsvorm in gebruik geraakt, waarna het onder invloed van de voorwerps- en possessiefvorm u(w) zijn tweede lettergreep verloren heeft. Tegen deze redenering zijn twee bezwaren in te brengen: ten eerste zijn er geen bewijzen van het voorkomen van uwe(e)s als onderwerpsvorm onder de hogere klassen in de Hollandse steden, waar u in gebruik gekomen is; de parallellen met andere voornaamwoorden die men zou kunnen aangeven horen ook niet in deze klassen thuis. Voorts is de veronderstelling van invloed door het bezittelijk voornaamwoord u(w) en de voorwerpsvorm u onaannemelijk als niet uwe(e)s eerst alle vormen van gij in een bepaald gebruik verdrongen zou hebben, waarna hetzelfde proces zich (zij het zonder deelneming van de onderwerpsvorm) weer in tegengestelde richting zou hebben voltrokken!
4. Deze stelling van Vor der HakeGa naar eind(7) is onmiddellijk bestreden door KernGa naar eind(1). Vor der Hake had gewezen op de parallel met andere (o.a. Keltische) talen. Kern voert hiertegen aan dat de verdringing van de onderwerpsdoor de voorwerpsvorm in deze talen veel vroeger en in heel andere kringen heeft plaatsgevonden dan het ontstaan van u in het Nederlands. MakGa naar eind(8) komt met de volgende overwegingen: | |
[pagina 200]
| |
- In het verleden komen de voorwerpsvormen niet als onderwerp voor. - Alleen in enkele Limburgse dialecten komt een onderwerpsvorm voor die ondubbelzinnig van oorsprong een voorwerpsvorm is: dich. - In de volkstaal komen mijn, zijn, haar, hun wel als onderwerp voor. Zijn is hiervan in ieder geval possessief van oorsprong, de andere dus waarschijnlijk ook. Het ligt meer voor de hand een onderwerpsvorm als u van het bezittelijk voornaamwoord af te leiden dan van de voorwerpsvorm. Hypothese 4 geeft bovendien geen verklaring voor de persoonsvorm van de derde persoon, die u vroeger meestal en nu nog wel bij zich krijgt.
5. Deze mogelijkheid wordt in SchönfeldGa naar eind(9) even aangestipt. Ook hij biedt geen verklaring voor het onder 4 laatstgenoemde feit.
6. Deze, een van de door KernGa naar eind(1) geopperde mogelijkheden, is min of meer in overeenstemming met de inlichtingen van Jac. van Lennep: in diens Vermakelijke spraakkunstGa naar eind(10) uit 1865 komt de opmerking voor dat het ‘voor 50 jaren fatsoendelijk Nederduitsch’ was uwee te gebruiken in plaats van gij, maar dat dat nu uit de mode was, en dat nu u in zwang was (blz. 84). De VooysGa naar eind(11) haalt een passage uit Klaasje Zeuenster (1866) aan waaruit blijkt dat U.E. volgens Dominee altijd al een kleinburgerlijk woord was. Van Lennep heeft het overigens niet over de bovenlaag, maar over de verachtelijke sprekers van ‘fatsoendelijk’ Nederlands. Volgens Van Lennep speelt alles zich in lagere klassen af dan volgens Kern. Mogelijk is het echter dat Van Lennep als tegenstander van zowel U.E. als u de mensen die deze termen bezigden in een minder gunstig daglicht heeft geplaatst.
Bovenstaande overeenstemming gaat slechts op wanneer u pas in Van Lenneps tijd in gebruik is gekomen. Onder 1 is al een 17de-eeuwse plaats geciteerd; de nog oudere, eveneens door Kloeke aangehaalde plaats uit Maria van Reigersberchs brieven laat ik daarnaast maar voor wat hij is (misschien een slip of the pen).
Een ander bezwaar tegen deze theorie is dat men ook in dit geval de persoonsvorm van de tweede persoon zou verwachten; tenzij de sprekers van het ‘fatsoendelijk Nederduitsch’ minder beducht waren voor een kleinburgerlijke persoonsvorm dan voor een kleinburgerlijk voornaamwoord. In het laatste geval zou het meer voor de hand liggen u als afkorting van U.E. te beschouwen dan als afkomstig van een voorwerpsvorm. Zie hiervoor dus weer onder 1.
7. Deze mogelijkheid wordt door KloekeGa naar eind(1) aangestipt in een artikel waarin hij overigens pleit voor afleiding uit U.E. Een verklaring voor het eveneens voorkomen van uw en uwe geeft deze theorie niet.
8. Tot deze conclusie voert MakGa naar eind(8), wiens artikel ik onder 4 al heb aangehaald. Het door hem aangevoerde feit dat in de volkstaal verscheidene bezittelijke voornaamwoorden ook als onderwerpsvorm dienst zijn gaan doen | |
[pagina 201]
| |
is m.i. geen argument voor het afleiden van u uit het possessief: u is juist niet in de volkstaal ontstaan. Verder geeft ook deze theorie geen verklaring voor het gebruik van de persoonsvorm van de derde persoon.
9. Deze theorie ben ik niet tegengekomen. Het zou kunnen dat er in het mondelinge spraakgebruik van de 17de eeuw meer dan één verkorte versie van het te lange Uw(e) Edelheid in zwang is gekomen: naast de afkorting U.E. zou men ook het eerste woord apart als aanspreekvorm kunnen zijn gaan bezigen. Dit zou dan zowel uwe als u(w) kunnen zijn, welke vormen in de loop der tijden alle op u zouden zijn uitgelopen. Deze veronderstelling biedt een verklaring voor de genoemde plaatsen, voor het gebruik van de persoonsvorm van de derde persoon, en stuit niet op bezwaren van standsverschil. Een merkwaardig verschijnsel blijft het, dat u in de 17de en 18de eeuw vrijwel onder water is gebleven om in de loop van de 19de zeer algemeen te worden. Misschien moet men hier toch denken aan de wil zich van de mindere klassen te onderscheiden, waaronder uwee algemeen was geworden. |
|