Spektator. Jaargang 1
(1971-1972)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Fritz Zondervan & Piet van Caldenborgh
| |
InleidingAl enige tijd bestaat in de Verenigde Staten de tendens om verschillende studieobjecten uit de gedragswetenschappen te plaatsen in het kader van communicatieprocessen. Voor degenen die in Amsterdam taalbeheersing studeren aan de Universiteit van Amsterdam is dit niet nieuw. Voor velen zal het echter nieuw zijn dat een zelfde ontwikkeling op te merken valt bij taalbeheering. Het standpunt wordt verdedigd dat taalbeheersing zich ontwikkelt van taalverzorging naar de studie van ver- | |
[pagina 178]
| |
bale communicatieprocessen. Dit onder invloed van de bovengenoemde benadering van studieobjecten die hier tot taalbeheersing gerekend worden. Een recent voorbeeld van zo'n benadering van een onderwerp van taalbeheersing, de spreekvaardigheid, is de bijdrage van Gerald Miller aan een in Amerika belangrijk leerboek over spreken: Contributions of communication research to the study of speechGa naar eind(1). Een ander voorbeeld is het plaatsen van readability en listenability, studieobjecten van taalbeheersing, binnen het communicatieproces: ‘...readability research has much to gain by integration within the wider framework of what may be termed communicability research’Ga naar eind(2).
De bovengeschetste ontwikkeling is voor sommige taalbeheersers aan de Universiteit van Amsterdam aanleiding geweest om taalbeheersing op te vatten als studie van verbale communicatieprocessen. Wij delen dit standpunt. De bedoeling van dit artikel is dan ook, uitgaande van de hypothese dat taalbeheersing de studie is van verbale communicatieprocessen, na te gaan welke consequenties deze opvatting heeft voor taalbeheersing ten aanzien van haar wetenschappelijk object en ten aanzien van haar doelstellingen. | |
TerminologieIn de vakliteratuur worden de verschillende begrippen die voor communicatiewetenschap relevant zijn, vaak op zeer verschillende wijze gedefinieerd en behanteerd. Om verwarring en misverstand enigszins te beperken, zullen wij aangeven wat wij in dit artikel met de door ons gebruikte termen bedoelen.
Onder communicatiewetenschap verstaan wij de wetenschap die communicatieprocessen tot wetenschappelijk object heeft. Over de definitie van communicatie en communicatieproces bestaan aparte studies! Wij zullen niet proberen communicatie of communicatieproces te definiëren. Bij de term communicatie denken we aan de gebruikelijke betekenis van het woord. Ten aanzien van het communicatieproces zullen we aangeven welke elementen noodzakelijkerwijze in ieder communicatieproces aanwezig moeten zijn, wil er überhaupt van een communicatieproces sprake zijn. Elk communicatieproces bevat minstens de volgende drie elementen: 1. structuur; 2. entiteiten; 3. transmissie, en wel in de volgende relatie tot elkaar. Wil er sprake zijn van communicatie tussen entiteiten, dan is transmissie in welke vorm dan ook noodzakelijk. Bovendien zal er ook ‘iets’ getransmitteerd moeten worden: structuur. Dus een communicatieproces impliceert minimaal dat structuur van de ene entiteit naar de andere entiteit getransmitteerd wordt, | |
[pagina 179]
| |
In verbale communicatieprocessen zijn de entiteiten mensen of groepen van mensen die aan het proces deelnemen als zender of ontvanger. Wij introduceren de term structuur om te voorkomen dat we op deze plaats begrippen als bedoeling, boodschap, mededeling, informatie, signaal, symbool of taal moeten gebruiken. Het gebruik van een of meer dezer termen op deze plaats zou a priori een communicatiemodel impliceren. Op het begrip communicatiemodel komen we straks terug. We gebruiken de term structuur omdat we ons daarmee niet willen binden aan een model.
De term transmissie gebruiken wij om aan te geven dat structuur van plaats verandert. Wat die structuur nu precies is, hangt af van het communicatiemodel dat men gebruikt. Transmissie geschiedt met behulp van een transmissiesysteem via een transmissiekanaal. Wij maken dus onderscheid tussen transmissiesysteem en transmissiekanaal. Onder transmissiesysteem verstaan wij in de eerste plaats spreken en schrijven, in de tweede plaats afgeleide systemen. Afgeleide systemen van spreken zijn onder andere telefoon, radio, megafoon, bandrecorder. Afgeleide systemen van schrijven zijn onder andere typen, steno, telex. Onder transmissiekanaal verstaan wij de mogelijkheid dat er minstens een transmissiesysteem gebruikt kan worden.
Onder communicatiemodel verstaan wij het model volgens welk een communicatieproces geacht wordt te verlopen. Onder organisatiemodel voor communicatie zullen wij verstaan het netwerk van transmissiekanalen met daar aan toegekende transmissiesystemen.
Wij zijn ons ervan bewust dat onze terminologie niet de algemene terminologie is. Wij hebben met de keuze van onze termen geprobeerd te voorkomen ons bij voorbaat aan een communicatiemodel te binden. Wij hebben geprobeerd de termen in algemene zin te gebruiken, zonder ons te binden aan de specifieke betekenis die door elk willekeurig onderzoeker aan deze termen gegeven kan worden. Een algemene terminologie is vooralsnog een wensdroom! | |
Taalbeheersing in de linguïstiekIn de traditionele benadering van taal als tekensysteem is algemene linguïstiek een onderdeel van de smiotiek, de algemene tekenleer, waaronder ook de symbolische logica, de leer van formele tekensystemen is onder te brengen. Volgens Wunderlich zijn alle tekens, dus ook taaluitingen in de terminologie van de semiotiek onder drie verschillende aspecten te onderzoeken. Ten eerste onder syntactisch aspect, ten tweede onder semantisch aspect en ten derde onder pragmatisch aspectGa naar eind(3).
Het plaatsen van de algemene linguïstiek en het onderscheid in onderzoek | |
[pagina 180]
| |
onder de drie bovengenoemde aspecten vinden we ook bij onder andere Van Peursen InformatieGa naar eind(4), en bij Cherry CommunicatieGa naar eind(5). Globaal kan men zeggen dat onderzoek onder het aspect van, of op het niveau van syntaxis betekent inventarisatie van tekens en hun combinatieregels; onderzoek op het niveau van semantiek betekent onderzoek naar de betekenissen en inhouden van tekens, de invloed van de context op de tekens; onderzoek op het niveau van pragmatiek betekent onderzoek naar de invloedssfeer van het tekengebruik, de effectiviteit van het tekengebruikGa naar eind(6).
In de algemene linguïstiek vinden we dezelfde termen terug: syntaxis, semantiek en pragmatiek. Hier hebben zij echter niet de ruime betekenis zoals boven is aangegeven, maar syntaxis in engere zin betekent hier de studie van grammatica en vocabulaire; semantiek betekent hier studie van taal als representatie van echte of fictieve standen van zakenGa naar eind(7); pragmatiek betekent hier studie van taalgebruik: de relatie van tekens tot de gebruikersGa naar eind(8). Binnen de algemene linguïstiek bestaat echter verschil van mening over wat tot syntaxis in engere zin, dan wel tot semnatiek in engere zin behoort. Men spreekt ook wel van syntactische en semantische component en men vraagt zich af wat tot de ene dan wel tot de andere behoort. Deze discussie is hier niet relevant.
Er bestaat wat de pragmatiek van de linguïstiek betreft ook geen eensgezinde opvatting over wat ertoe behoort. Voor ons artikel is het van belang dat taalbeheersing wel geidentificeerd wordt met de pragmatiek van de linguïstiek. Dit wordt impliciet gedaan door Kraak & Klooster in Syntaxis, waarin taalbeheersing de studie van taalgebruik is en van de kennis die taalgebruikers hebben van de bouwprincipes van hun taalGa naar eind(9).
De opvatting dat taalbeheersing de pragmatiek van de linguïstiek is, is een te verdedigen opvatting. Wij hebben hiertegen echter twee bezwaren. Ten eerste, hoewel de relatie taalgebruik-taalgebruiker wordt bestudeerd, gebeurt dit vooral om de invloed na te gaan van verschillende taalgebruiksituaties op de gebruikte taal, qua betekenis en qua zinsstructuur. De gebruiker, de situatie, de context enz. worden wel bij het onderzoek betrokken, maar vooral voor zover ze van invloed zijn op de gebruikte taal zelf en het kunnen interpreteren ervan. Taalbeheersing als pragmatiek van de linguïstiek is in feite de studie van taal. Ons eerste bezwaar richt zich tegen de opvatting dat taalbeheersing de studie van taal is.
Ons tweede bezwaar komt hieruit voort. Als taalbeheersing de studie van taal is, dan is de doelstelling van taalbeheersing gegeven door de doelstelling van de algemene linguïstiek. In termen van doelstelling zou men kunnen zeggen dat algemene linguïstiek gericht is op de studie van taal vooral met de bedoeling taaluniversalia op te sporen en inzicht te krijgen in het vermo- | |
[pagina 181]
| |
gen van mensen taal voort te brengen en te begrijpen. Wij zijn van mening dat de doelstellingen van taalbeheersing niet de doelstellingen van de linguïstiek zijn. | |
Taalbeheersing is communicatiewetenschapTaalbeheersing is communicatiewetenschap betekent dat het wetenschappelijk object van taalbeheersing het communicatieproces is, en wel dat communicatieproces waarin mensen of groepen van mensen met elkaar communiceren. Het wetenschappelijk object van taalbeheersing is dan niet alleen de relatie taalgebruik-taalgebruiker, maar het communicatieproces in zijn geheel, waarvan de relatie taalgebruik-taalgebruiker een onderdeel is.
Om aan te geven wat het communicatieproces in zijn geheel inhoudt, gaan wij uit van de opvatting van Krippendorff dat het communicatieproces het proces is van transmissie van structuur tussen entiteitenGa naar eind(10). Er zijn duizend en één definities van communicatieproces te geven. Wat al deze definities tot definitie van communicatieproces maakt, is dat ze alle op een of andere manier moeten aangeven dat een communicatieproces alleen mogelijk is tussen twee of meer entiteiten. Bovendien, wil er sprake zijn kunnen van een communicatieproces tussen twee entiteiten, dan is transmissie in welke vorm dan ook noodzakelijk. Er zal ook iets getransmitteerd moeten worden: structuur. Dus een communicatieproces impliceert minimaal de volgende drie elementen: structuur, entiteiten en transmissie.
Hoe een communicatieproces geacht wordt te verlopen, kan worden weergegeven in een communicatiemodel. Er zijn verschillende communicatiemodellen denkbaar. Zie hiervoor onder andere de dissertatie van J.G. Stappers Publicistiek en communicatiemodellenGa naar eind(11). Zonder uitzondering moet een communicatiemodel bevatten: een entiteit in de rol van zender, een entiteit in de rol van ontvanger, een transmissiekanaal, en transmissie van structuur. Het is hier niet de plaats om aan te geven welke model als uitgangspunt voor taalbeheersing moet worden gekozen. We kunnen hier hooguit de aanwijzing geven dat behalve de minimaal voor communicatieprocessen noodzakelijke elementen, voor taalbeheersing relevant zijn de elementen, ruis, setting en situatie. Ruis is vervorming van structuur. Wat oorzaak van vervorming van structuur kan zijn, hangt af van wat structuur is in een gekozen communicatiemodel. Setting is een complex begrip dat de socio-psychologische omgeving van een persoon of van personen aangeeft. Onder situatie verstaan wij de feitelijke situatie waarin een communicatieproces plaats vindt.
Samenvattend kunnen we zeggen dat het drietal elementen structuur, entiteiten en transmissie is te beschouwen als een soort ‘master-key’: een | |
[pagina 182]
| |
sleutel die op alle modellen past. Het zestal: structuur, entiteiten, transmissie, ruis, setting en situatie is een soort ‘sjabloon’: een sleutel die de modellen accepteert waarop hij past. Voor taalbeheersing zijn die modellen relevant die dezelfde of meer elementen bevat als die van het sjabloon. Wij zullen er later nog twee aan het sjabloon toevoegen. Het communicatieproces in zijn geheel wordt dus gegeven met Krippendorff die ons onze master-key levert voor communicatiemodellen en met het sjabloon dat de voor taalbeheersing relevante modellen accepteert. Tot taak van taalbeheersing behoort de verantwoording van het sjabloon en de uitbreiding ervan zo, dat ten slotte één communicatiemodel en daardoor één theorie over het communicatieproces aan taalbeheersing ten grondslag zal liggen.
Wat houdt bovengeschetste zienswijze nu in voor taalbeheersing? Van de door ons opgesomde elementen worden er enkele afzonderlijk binnen verschillende wetenschappelijke disciplines bestudeerd. Kiezen we een communicatiemodel waarin het element structuur taal is, dan kunnen we zeggen dat structuur bestudeerd wordt door de linguïstiek. Het element entiteiten, bij taalbeheersing mensen of groepen van mensen, wordt bestudeerd in de gedragswetenschappen zoals psychologie, pedagogie, sociologie enz. Soms ook worden twee elementen in onderlinge samenhang bestudeerd. Zo worden bij voorbeeld de elementen structuur en entiteiten in de vorm van taal en mensen bestudeerd in de psycholinguïstiek en sociolinguïstiek, of in de vorm van taalgebruik en taalgebruiker in de pragmatiek van de linguïstiek. Essentieel voor taalbeheersing is nu dat al deze afzonderlijke elementen in een zeer specifieke samenhang, namelijk als elementen van een communicatieproces bestudeerd worden. Met andere woorden binnen één discipline worden nu de elementen in een onderlinge samenhang bestudeerd die tot nu toe slechts onafhankelijk van elkaar of slechts gedeeltelijk afhankelijk van elkaar werden bestudeerd. Dit heeft ten aanzien van het multidisciplinaire karakter van taalbeheersing tot gevolg dat die gedeelten van andere disciplines voor haar relevant zijn, die de door ons opgesomde elementen (sjabloon) geheel of gedeeltelijk bestuderen in het kader van communicatieprocessen, of die bijdragen kunnen leveren die inzicht geven in deze processen. Buiten beschouwing blijven hier de hulpdisciplines die methoden van onderzoek leveren. Wij denken bij voorbeeld aan methodologie, statistiek en logica.
Wat wij verstaan onder het bestuderen van elementen in het kader van communicatieprocessen willen wij verduidelijken aan de hand van een voorbeeld. Neem bijvoorbeeld het element entiteiten, voor taalbeheersing mensen. Mensen worden onder het aspect gedrag bestudeerd binnen de sociologie. Sociologen constateren een bepaald gedragspatroon dat vanuit hun discipline een interessant verschijnsel is. De sociologie probeert ver- | |
[pagina 183]
| |
schijnselen als deze te verklaren vanuit sociologische theorieën waarin bij voorbeeld setting een factor is. Setting is van invloed op iemands gedrag in zekere situaties. Wat voor taalbeheersing relevant is van deze sociologische theorie voor verklaring van een bepaald gedragspatroon, is dat de factor setting in een gegeven communicatiemodel oorzaak kan zijn van ruis tijdens het overbrengen en/of het interpreteren van de boodschap.
Wij zullen nu het belang aangeven van transmissie in communicatieprocessen. Het transmissieprobleem is niet het triviale probleem van het staatsbedrijf der posterijen, hoewel wij het belang van dit bedrijf voor verbale communicatie niet willen onderschatten. Het transmissieprobleem speelt op een ander niveau binnen het communicatieproces een belangrijke maar tot nu toe verwaarloosde rol.
Kiezen wij een communicatiemodel waarin structuur boodschap is, en onderstellen wij dat entiteit A een boodschap wil overbrengen naar entiteit B, dan zal hij zich moeten afvragen of het kanaal waarlangs hij zijn boodschap denkt te versturen inderdaad bestaat. Bovendien, als het bestaat, moet hij zich afvragen welk systeem hij op dat kanaal wil gebruiken. Iemand die een boodschap wil overbrengen aan zwangere vrouwen in Nederland onderstelt de aanwezigheid van een kanaal. Kiest hij nu als transmissiesysteem op dit kanaal een tijdschrift voor autoreparateurs, dan heeft hij geen rekening gehouden met het feit dat sommige transmissiesystemen specifieke kanalen impliceren. Het zal duidelijk zijn dat dit een triviaal voorbeeld is van de keuze van een verkeerd transmissiesysteem. Belangrijk in dit voorbeeld is echter dat er transmissiesystemen zijn die kanalen impliceren. Dat wil zeggen dat als een entiteit A een boodschap wil verzenden aan een entiteit B, zijn boodschap niet bij B hoeft aan te komen, ten gevolge van een verkeerd transmissiesysteem!
Als we drie enkelvoudige entiteiten A, B en C beschouwen, dan zijn er maximaal drie transmissiekanalen mogelijk. Voor A, B en C zijn er tientallen transmissiesystemen beschikbaar: gesprek, brief, krant, telefoon, radio, enzovoort. De constructie van kanalen, plus de keuze van transmissiesystemen vormen samen het organisatiemodel voor communicatie. In geval van drie enkelvoudige entiteiten is het enig mogelijke maximale kanalenstelsel een driehoek. In geval van dertigduizend entiteiten ligt de constructie van een efficiënt organisatiemodel voor communicatie niet voor de hand. Voor taalbeheersing ligt hier een belangrijk studieobject.
Een efficiënt organisatiemodel voor communicatie is een model dat aan twee eisen voldoet: ten eerste, het model moet zo eenvoudig mogelijk zijn (uit zo min mogelijk kanalen bestaan), rekening houdend met ten tweede, de mate van vervorming van structuur, die zo min mogelijk moet zijn. Een | |
[pagina 184]
| |
derde eis zou kunnen zijn dat de gewenste respons moet worden bereikt. Wij stellen deze laatste eis niet. Een efficiënt organisatiemodel voor communicatie staat dus niet garant voor het bereiken van gewenste respons. Ten aanzien van een communicatieproces spreken wij niet van de efficiëntie van zo'n proces als we bedoelen dat gewenste respons moet worden bereikt. Een efficiënt communicatieproces is een communicatieproces dat efficiënt verloopt. Dat wil zeggen dat structuur zo min mogelijk vervormd wordt overgebracht van entiteit A naar entiteit B. In hoeverre een communicatieproces leidt tot gewenste respons hangt slechts ten dele af van de efficiëntie van het proces zelf en ten dele van buiten het communicatieproces liggende factoren.
Taalbeheersing beschouwt het bereiken van gewenste respons alleen voor zover dit afhangt van het communicatieproces zelf. Zie over een soortgelijk probleem Rudolf Geel: ‘De gewone lezer’Ga naar eind(12), en Van Caldenborgh & Zondervan: LeesbaarheidsformulesGa naar eind(13). Hier komt de gewenste respons ongeveer overeen met het daadwerkelijk lezen van een tekst. Deze gewenste respons kan niet zonder meer bereikt worden door de leesbaarheid van teksten te vergroten.
De keuze van een transmissiesysteem is in verschillende opzichten van invloed op het element structuur. In de eerste plaats is de factor ruis per systeem verschillend. In de tweede plaats is de codering afhankelijk van het gekozen systeem. Bij een gegeven communicatiemodel is coderen het verpakken van de boodschap ter verzending. Ruis werkt niet alleen in de verschillende systemen anders maar ook in de verschillende verpakkingen. De eerder genoemde ruis in de entiteiten, setting, kan door de keuze van een transmissiesysteem versterkt of verzwakt worden. In deze drie gevallen van ruis vindt er vervorming van structuur plaats. Voor taalbeheersing is met het oog op (ver-)vorming van structuur inzicht in structuuroverdracht noodzakelijk.
We moeten opmerken dat het coderen en decoderen buiten de eigenlijke transmissie valt. Wij zullen daarom de elementen coderen en decoderen toevoegen aan het sjabloon. Ten aanzien van decoderen kunnen we zeggen dat dit natuurlijk nauw samenhangt met de door de zender gebruikte codering. Ruis kan bij decodering optreden als de codering te moeilijk is voor een ontvanger. Ruis kan bij decoderen ook optreden als de ontvanger een ander vocabulaire of een andere setting heeft dan de zender. Dat wil dus zeggen dat de ontvanger niet gebruik maakt van het codeer-decodeersysteem van de zender.
Een voorbeeld van ruis door te moeilijke codering treedt op binnen het transmissiesysteem van geschreven teksten als blijkt dat de leesbaarheid van de teksten voor de ontvanger te laag is. Het leesbaarheidsonderzoek is dan ook in de eerste plaats een decoderingsonderzoek. In de tweede plaats kan | |
[pagina 185]
| |
het de zender informeren over de moeilijkheid van de door hem gebruikte codering.
Taalbeheersing kan evenals de semiotiek op drie wetenschappelijke niveau's beoefend worden. Ten eerste op axiomatisch niveau. Op dit niveau houdt de taalbeheersing zich bezig met het opsporen van regels volgens welke communicatieprocessen verlopen, de ontwikkeling en bestudering van denkbare communicatiemodellen. Deze opvatting van axiomatiek komt overeen met die van Krippendorff, die de cybernetica het axiomatisch niveau laat zijnGa naar eind(14). Cybernetica is de wetenschap van communicatie, besturing en controle in machines en levende organismen en omvat onder meer de mathematische informatietheorie, de coderingstheorie, de algebra van Boole en de theorie der automatenGa naar eind(15). Voor zover op dit niveau inventarisatie van communicatiemodellen plaats vindt en het opsporen van regels volgens welke communicatieprocessen functioneren, komt dit niveau overeen met het syntaxis-niveau uit de semiotiek.
Ten tweede op theoretisch niveau. Op dit niveau houdt de taalbeheersing zich bezig met mogelijke communicatiemodellen en de ontwikkeling van een algemene theorie voor verbale communicatie. Voor zover op dit niveau aan het model van een algemene theorie een waargenomen werkelijkheid wordt toegekend, komt dit niveau overeen met het semantisch niveau uit de semiotiek.
Ten derde op pragmatisch niveau. Op dit niveau houdt de taalbeheersing zich bezig met het toetsen van communicatiemodellen op hun efficiëntie zoals door ons in dit artikel is bedoeld. Voor zover op dit niveau onderzoek plaats vindt naar de efficiëntie van verbale communicatieprocessen, komt dit niveau overeen met het pragmatisch niveau uit de semiotiek. Het toepassingsgebied van taalbeheersing (praktijk) kan liggen binnen andere wetenschappen, binnen het onderwijs, binnen verenigings- of bedrijfsleven, binnen de reclame of binnen de politiek.
Wij zijn er bij deze niveau-indeling vanuit gegaan dat onderzoek op axiomatisch niveau begint en uitmondt in pragmatisch onderzoek. In de beoefening van het wetenschappelijk bedrijf is de samenhang tussen de niveau's complexer en zijn de niveau's niet altijd van elkaar te scheiden. Een samenhang van de niveau's mag blijken uit het volgende. Waarnemingen of problemen uit de praktijk kunnen leiden tot onderzoek op pragmatisch niveau. Resultaten van het theoretisch niveau kunnen worden aangewend om problemen van pragmatisch niveau op te lossen. Het axiomatisch niveau draagt bij tot theorievorming. Waarnemingen uit de praktijk kunnen leiden tot ad-hoc oplossingen van problemen op pragmatisch niveau. Deze oplossingen kunnen op hun beurt weer gegevens leveren voor de theorie. Theorievorming kan | |
[pagina 186]
| |
dus geschieden vanuit de axiomatiek en vanuit de pragmatiek.
De doelstelling van taalbeheersing op axiomatisch-theoretisch niveau is inzicht verkrijgen in communicatieprocessen en het opstellen van een algemene theorie voor verbale communicatieprocessen. De aldus gevormde theorie kan gebruikt worden voor pragmatische doelen. De doelstelling van taalbeheersing op pragmatisch niveau is het verhogen van de efficiëntie van verbale communicatieprocessen ten einde gewenste respons te bereiken voor zover dit afhangt van verbale communicatieprocessen. |
|