't Eerste Deel, van Sparens Vreughden-Bron(1643)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijUytstortende Ueel Nieuwe als Singens waerdighe Deuntjens Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] [Hoe verslage, gantsch mat en moedeloos] Stemme: Repicava. HOe verslage, gantsch mat en moedeloos, Is nu mijn teere ziel gelijck een Roos: Is nu mijn teere ziel gelijck een Roos En moet haestigh versticke, soo ‘t blicke, Van ‘t Heyligh strale my niet haest verpoos, Van ‘t heyligh strale Van ‘t Heyligh strale soeter als Ambroos. [pagina 122] [p. 122] 2 Iae mijn leven, is stadigh in verdriet, Nu ick moet derven die mijn ziel gebiedt, Nu ick moet derven die mijn ziel gebiedt: Maer mijn vreught sal eerst groeyen// en bloeyen, Als ick voor ‘t lijden datmen aen my siet, Als ick voor ‘t lijden, als ick voor ‘t lijden ‘t eeuwigh Heyl geniet. 3 Mijn Beminde, siet wat Liefd’ al doet, Vw’ gunst ist soetst voor mijn verlieft gemoet, Vw’ gunst ist soetst voor mijn verlieft gemoet: Komt en siet mijne wangen// behangen, Met soo veel tranen, als een bracke vloedt, Met soo veel tranen, met soo veel tranen werd’ ick nu gevoedt. Door de Wolcken. Vorige Volgende