't Eerste Deel, van Sparens Vreughden-Bron(1643)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijUytstortende Ueel Nieuwe als Singens waerdighe Deuntjens Vorige Volgende [Ha Belinde] Stemme: Herderinne. HA Belinde, Segh waerom rooft ghy my (Goddin) de vryheyt? Most ik vinde, Mijn af-gedwaelde Vee, om weder te zijn quijt, Mijn hert en ziel. Soo drae u lonckjes viel, Wiens tintel-lichte, Kon in my stichten, Dat ick most swichten, (Een soet en felle brandt,) Wiens brandt:/: :/: mijn heel ontmant. 2 Roem-waerde Maeght en Puyck van Lingnon, Die de sinne, [pagina 39] [p. 39] Betoovert van die geen die op geen Min en dacht: Want doen mijn oogh, Op uwe schoonheyt vloogh, Staelt ghy mijn sinne, Dat ick most Minne O Herderinne, V schoonheyts brave deught, De deught:/: :/: uws Lentens jeught 3 Brave woorden, (Verciert met redens-reen die mijn Belinde gaf,) Als hy hoorden, Wat oorsaeck dat mijn joegh van mijn kudde af, Met wat gelaet, En reden-rijcke praet, Verzelt met zeden, Wiens goude reden, Aen mijn besteden, Een brandt die niemandt les, Niet les:/: :/: dan ghy Vooghdes. Lust baert wijsheyt. Vorige Volgende