Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– Auteursrechtvrij
[pagina 653]
| |
So heeft de Heer der Heeren,
Een sweert te wetten gheset.
Hy heeft sijn booch ghespannen,
Doodelijck schilt daer opgheleyt,
Ga naar margenootb Noch sal hy met sijnder wannen,
T'caf uytblusschen, so schrift uytleyt,Ga naar margenoot+
Wilt nu al ontwaken,
2 De tarwe al in sijn schuyre,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootc Dat kaf al in dat vyer,
Ga naar margenoot+ Dat eewich sal ghedueren,
Ga naar margenootd O menschen betert u leden hier,
Ga naar margenoote Van den slaep der sonden opstaen,
Ga naar margenootf Eer dese quade ghenaken,
T'sal hier haest zijn ghedaen.Ga naar margenoot+
3Ga naar margenootg Den worm en sal niet sterven
Ga naar margenooth T'vyer wort niet uytgheblust,
Maer tot eeuwich verderven,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooti Worden sijn pijlen toegherust,
Ga naar margenootk T'vyer dat is ontsteecken,
Van sijnen toorn uytghegaen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootl Om sijn vyanden te wreken,
Ga naar margenootm Niemant mach hem wederstaen,
4Ga naar margenootn O menschen betert u leven,
Ga naar margenooto Overdenckt des Heeren woort
Ga naar margenootp Wilt u tot boete begheven,
Ga naar margenootq Dringt door de enghe poort,
Dat ghy niet en wort bevonden,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootr Als den ontrouwen knecht,Ga naar margenoot+
Die voor sijn Heere verstomde,
En crusing sijn loon te recht.
| |
[pagina 654]
| |
5Ga naar margenoots Dus vreest den Heer van herten
Ga naar margenoott Wilt met gheen guychelrye omgaen,
Ga naar margenootu Want groote pijne en smarten,
Comt de gheveynsde aen,
Ga naar margenootx Gramschap onghenade mede,
Ga naar margenooty Over alle zielen die quaet doen,
Ga naar margenootz dorst, pijne, benauthede,
Is den Godloosen zijn loen,
6 Laet u ghewaerschout wesen,
O menschen cleyn en groot,
Ga naar margenoota Wilt uwen God van herten vreesen,
Eer dat ghy comt in den noot,
Ga naar margenootb Want daer sal eenen dach comen
die als een oven branden sal
Laet ons hier alle voor schroomen,
Ga naar margenootc Eer comt t'Basuynen gheschal,
7 Op dat niemant en hoore,
Ga naar margenootd Gaetghy vermaledijde van hier,
Ga naar margenoot+ En eeuwich zijn verlooren,
Ga naar margenoote Al in het helsche vyer,
Ga naar margenoot+ Men leest dat het sal branden,
Ga naar margenoot+ Van solpher en van peck,
Ga naar margenootf O mensch3en merckt met verstanden,
Ga naar margenoot+ dese benautheyt overlecht.
8 Noch stater oock gheschreven,
Ga naar margenootg datter gheen ruste sal zijn,
Ga naar margenoot+ Maer die het quaet hebben bedreven,
Ga naar margenooth Lijden dach en nacht pijn,
Ga naar margenooti den roock haerder quale,
Gaet op van eewich tot ewicheyt,
| |
[pagina 655]
| |
O menschen betert u altemale,Ga naar margenootk
Op dat ghy hier na niet en beschreyt.Ga naar margenoot+
9 Noch doet ons Matheus vermonden,Ga naar margenoot+
Dattet so drovigen tijt sal zijn,Ga naar margenootl
Dat sulck niet is bevonden,
Sijner menschen gheweest zijn,
Oock niet en sal comen,
So ons Schriftuere verclaert,
Laet ons hier alle voor schromen,
Niemant sijn boete en spaert.
10Ga naar margenootm Des Heeren dach sal niet verbeyden,
En als dat geroep comen sal
Dan sullen de stercke bitterlijck schreyen,
Roepen berghen heuvelen al,Ga naar margenootn
Valt op ons wilt ons bedecken,Ga naar margenoot+
Wue can nu blijven staen,Ga naar margenoot+
Den dach des Heeren, wilt niet vertreckenGa naar margenoot+
T'vyer is van sijnen toorn uytgegaen.Ga naar margenooto
11 Waeckt op o menschen tis meer dan tijtGa naar margenoot+
Vander sonden slach op te staen,Ga naar margenoot+
Recht op u hoofden en soeckt met vlijt,Ga naar margenootq
Den Heer uwen God roept aen,Ga naar margenootr
Wilt niet langher beyen,Ga naar margenoot+
Met u sonden te zijn belaen,Ga naar margenoots
Wilt suchten claghen en schreyen,Ga naar margenoot+
Laet de tranen over u wanghen gaen.Ga naar margenoot+
12 O menschen houdt op van sonden,Ga naar margenoott
Valt den Prince uwen God te voet,Ga naar margenootu
Waeckt en bidt tot allen stonden,Ga naar margenoot+
Bewijst oprechte boet,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 656]
| |
Wilt u niet langher beraden,
Ga naar margenootx Siet toe dat u dien dach niet overvalt,
Op datmen niet en comt te spaden,
Vwen tijt doch niet en vermalt.
|
|