Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: De oogen om sien hebben, moghen aenschouwen.Singt met aendacht. Hoe soud ick swijgen siet.Ga naar margenoota
Van den bruydegom te singen,
Een nieuwe vreuchden liedt,
| |
[pagina 634]
| |
Ga naar margenoot+ Mijn gheest dunckt my ontspringhen,
Ga naar margenoot+ Wanneer ick peys,
Ga naar margenootb Om sijn liefde groot,
Ga naar margenootc Het woort wert vleys,
Ga naar margenootd En sterf den doot.
2Ga naar margenoote Door Adams sonde quaet,
Ga naar margenoot+ Lagen wy in Gods tooren,
Ga naar margenoot+ Maer God ons toeverlaet,
Ga naar margenootf Sandt sijn Soon uytvercoren,
Ga naar margenootg Ons middelaer,
Ga naar margenooth Ia Broeder endeGa naar margenooti Vaer,
Ga naar margenootk Voorspraeck eenpaer,
Ga naar margenootl En Herder claer.
3Ga naar margenootm Hy daelde uyt sVaders throon,
Ga naar margenootn De Heere groot van machten,
Ga naar margenooto Hy quam een Bruyt ydoon,
Ga naar margenoot+ Roepen uyt veel geslachten,
Ga naar margenootp Hy track haer aen,
Ga naar margenootq Reyn witte sijde jent,
Hy wort haer man,
Seer pertinent.
4Ga naar margenootr Christus seyt voorwaer,
Ick en ben niet gecomen,
Om dat ick den sondaer,
Soud straffen en verdoemen,
Ga naar margenoots Bekeert hy hem,
So sal hy salich zijn,
Volcht hy de stem,
Der woorden mijn.
5Ga naar margenoott Verlooren schaepkens dom,
| |
[pagina 635]
| |
Die sal ick weder soecken,
En brenghen wederom,
Wt al des werelts hoecken,
In mijnen stal,
By mijne schaepkens al,Ga naar margenootv
Daer ick t'getal,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootx Selfs weyden sal.
6Ga naar margenooty T'vlas noch tgecroocte riet,
Wil ick blusschen noch breken,Ga naar margenoot+
Oft oock den armen niet,Ga naar margenoot+
Verlaten noch versteken,
Ga naar margenootz Sieck en ghewont,
Wil ick maken ghesont,
Ga naar margenoota Met haer terstont,
Maken verbont.
7 De blinden sullen sien,
De creupel sullen treden,
En oock de stomme lien,
Spreken van mijner vreden,
De doode swaer,
Mijn woorden hooren claer,
Van dooder schaer,
Leven, neemt waer.
8 Ick sal verlossen uyt,
Die daer liggen ghevanghen,
Ia houden voor mijn Bruyt,
En wijsen mijne ganghen,
Met mijner hant,Ga naar margenoot+
Leyden, noyt so playsant,Ga naar margenootc
In s'Vaders lant,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 636]
| |
Seer triumphant.
9Ga naar margenootd Ick predick allegaer,
Ga naar margenoot+ De arme zijn van gheeste,
Ga naar margenoote Een gulden vrye jaer,
Ga naar margenootf Sabboth een lover feeste,
Ga naar margenoot+ Int openbaer,
Ga naar margenoot+ T Euangeli eerbaer,
Ga naar margenootg Voor ver en naer,
Ga naar margenoot+ Een blijde maer.
10 Nu comt alle tot my,
Ga naar margenoot+ Die zijn belast beladen,
Ga naar margenooth Ick sal u maken vry,
Ga naar margenoot+ Door mijn rijcke genaden,
Ga naar margenooti Mijn jock is soet,
Ga naar margenoot+ Mijn last is cleyn gewicht,
Ga naar margenootk Doet rechte boet,
Ga naar margenootl Wandelt int licht.
11Ga naar margenootm Ick ben het Hemels broot,
Ga naar margenoot+ Ghedaelt om u te gheven,
Ga naar margenootn Van uyt mijns Vaders schoot,
Ga naar margenooto Wie daer af eet sal leven,
Ga naar margenootp Ghelooft in my,
Dat ick van boven zy,
Niet van beneen vry,
Ga naar margenootr Ghelijck als ghy.
12 Een levende fonteyn,
Ga naar margenootu Ben ick tot deser ure,
Ga naar margenoots De wegh de waerheyt reyn,
Ga naar margenoott Een voorspraeck u licht enGa naar margenootx deure,
Ga naar margenooty Een fondament,
| |
[pagina 637]
| |
Ga naar margenootz Een hoecksteen excelent,
Ga naar margenoota Davids wortel jent,
Ga naar margenootb T'begin end ent.
13Ga naar margenootc Weest heylich seyt de Heer,
Als ick, dits d'informacy,Ga naar margenoot+
En blijft in mijner leer,Ga naar margenootd
So sult ghy door mijn gracy,Ga naar margenoot+
Verwinnen bloot,Ga naar margenootg
Hel, sonde, duyvel, doot,
Vyanden snoot,
Cleyn ende groot.
14 Broeders en susters fijn,
Laet ons verjubileren,
Tsal noch een weynich zijn,
Dat sy ons tribuleren,
Ga naar margenoote Volstandich blijft,
Ga naar margenootf Als rancken ingelijft,
Gods geest beclijft,
Waer hy u drijft.
15 Lof God ons Prince reyn,
Ga naar margenooth Lof moeten wy u gheven,
Lof onsen Capiteyn,
Lof Hopman hooch verheven,
Lof Heer bequaem,
Lof zy dijn groote naem,
Lof na t'betaem,Ga naar margenoot+
Vader eersaem.Ga naar margenooti
|
|