Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: O Heer God leert ons heden.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota Ick moet o Heer u loven,
Al in dat herte mijn,
Ga naar margenootb Ghy hebt gesonden van boven,
| |
[pagina 629]
| |
Een heylsame medecijn,Ga naar margenootc
Ga naar margenootd Daer wil ick in verblijden
O Heer noyt sulcken maer,Ga naar margenoot+
End stellen alle droefheyt besijden,Ga naar margenoot+
Overcomt my druck oft lijden,Ga naar margenoote
Ten dunck my zijn niet swaer,
2 Ter doot ligge ick doorsteken,
Geslagen en seer ghewont,
Ga naar margenootf Vol sweeren end onreyn gebreken,
O Heer maeckt my gesont:
Ga naar margenootg Niemant mach my ghenesen,
Ga naar margenooth Dan ghy alleen O Heer,
Ga naar margenooti Verlost my nu uyt desen,
Laet my voortaen u vreesen.
Dat is al mijn begeer.
3 Ghy hebt my opgenomen,
Daer ick lach gewont versmacht,Ga naar margenootk
Ga naar margenootl Ende op den wegh der vromen,
Hebt ghy my o Heer gebracht,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootm Int begin ben ick getreden,
Tot t'volcomen hoop ick te gaen,
Ga naar margenootn Al na de stadt van vreden,
Daer Esdras heeft beleden,
O Heer wilt my bystaen.
4 Als ick my nu stelle te wercke,
Te doen dat u behaecht,
Ga naar margenooto So vinde ick alle de stercke,
Die stout zijn, en onvertsaecht,
Sy dreygen my te bestrijden,Ga naar margenoot+
Met water sweert en vyer,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 630]
| |
En met ander lijden,
om my te doen afglijden,
Dat is al haer manier.
5 O Heer zijt mijns gedachtich,
Ga naar margenootp Het schepsel uwer hant,
Ga naar margenootq Van my selven ben ick niet machtich,
Ga naar margenoot+ Doet my dan Heere bystant,
Ga naar margenoot+ Wat sonde ick comen bedrijven,
Ga naar margenootr DieGa naar margenoots ellendich is ende naeckt,
Ga naar margenoott Laet u woort in my beclijven,
Ga naar margenootu Ende uwen Geest my drijven,
Ga naar margenooty Daer heb ick lang na gehaeckt.
6 Wilt mijn geloof vermeeren,
Ga naar margenoot+ Dat doch mijn schilt moet zijn,
Ga naar margenootz Laet my tsweert des geests useeren,
En volghen de rechte lijn,
So en mach my niemant deeren,
Al zijn sy seer menichfout,
Die hen tot mywaerts keeren,
Vanden rechten wegh willen weeren,
V gratie Heer op my dout.
7 Mijn vleesch seer boos van aerde,
Wilt doen al sijn begeert,
Tis cloeck als d'onvervaerde,
Ga naar margenoota Met sijne lusten expeert,
Om teghen den geest te strijden,
Meynt te behouden t'velt,
Het moetet laten glijden,
End wijcken heel te sijden,
Sijn macht wert tonder gestelt.
| |
[pagina 631]
| |
8 En wilt my niet begheven,
Ga naar margenootb Ghy diet al hebt gemaeckt,
Ga naar margenootc Die de aerde doet beven,
De berghen roocken als ghyse raeckt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootd Ghy zijt seer groot van crachten,
Wilt mijn beschermer zijn,Ga naar margenoot+
Laet uwe Wet in mijn vernachten,Ga naar margenoot+
Steltse altijt in mijn gedachten,Ga naar margenoote
Dats mijn Siele een medecijn,Ga naar margenoot+
9 Lof Princelijck vader verheven,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootf Die alle herten bekent,
de dooden gheeft ghy leven,Ga naar margenoot+
O Heer blijft my ontrent,Ga naar margenoot+
Laet my van u niet keeren,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootg Mijn borcht en oock mijn steen,
O Heer wilt van my weeren,
Dat my soude mogen deeren,
Ghy zijt mijn hulp alleen.
|
|