Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Een Ridder ende een Maechdeken jonck.Singt met aendacht.
Ga naar margenoot+ Wilt ghy wesen een Oorlochs man
Een Camper ende Ridder des Heeren
Ga naar margenoota Laet u teeckenen doet wapen an
Ga naar margenoot+ Strijden end vechten moet ghy leeren.
2Ga naar margenootb Want wy en hebben hier gheenen strijt
Teghen ons vleesch en bloet alleene,
Teghens de hoocheyt des werelts wijt,
Moeten wy vechten int ghemeen.
3 Teghen Keyser, Coninck, Vorsten groot,
Al die de duysterheyt regieren,
Moeten wy campen tot in den doot,
Oprechten vroom Christus banieren,
4 De schalckheyt veel argher dan fenijn,
Ga naar margenootc Der gheesten die in de locht wercken,
Moeten wy oock bevechtende zijn,
Haer loofheyt end bedroch aenmercken,
5Ga naar margenootd Sy sonnen teeckend end wonder doen,
En door een schijn der waerheyt lieghen,
Ga naar margenoot+ Die haer niet vast aen Christum hoen,
Ga naar margenoot+ die sullen sy alle bedrieghen,
6 Dus laet ons hopen met goet verdrach,
| |
[pagina 619]
| |
Ga naar margenoote Verlatende ons quaey manieren,
Op dat ons God in den quaden dach,Ga naar margenoot+
door sijnen gheest mach wel bestieren.
7Ga naar margenootf In een lichaem der sonden subject,
Woont met Gods Gheest vry van geschille,Ga naar margenoot+
Noch in gheen ziele hy in en treckt,
Onghehoorsaem en quaet van wille.
8 Maer die Christum soecken vroech en spa
Ga naar margenootg Om dienen sonder te cesseren,
Sal hy ontfanghen en vryen van scha,
Ga naar margenooth Indien sy hem niet en temteren.
9Ga naar margenooti Aendoen sal hy haer sijn wapen sterck,
daer mede hyt al heeft verwonnen,
Ende moedt gheven want tis sijn werck,
Victorye sal hy haer jonnen.Ga naar margenoot+
10 Dus staet, weest vroom in al u gevecht
Ga naar margenootk Omgort u lenden met der waerheyt,
Ga naar margenootl doet aen dat pancier goet end oprecht,
de gherechticheyt sonder swaerheyt,Ga naar margenoot+
11 Weest gheschoeyt aen uwe voeten wel,
Met d'Euangelium des vreden,
Om te loopen als een bode snel,Ga naar margenoot+
Bootschappen Gods ghenadicheden.Ga naar margenootm
12Ga naar margenootn Neemt aen t'gheloove tot een schilt,
Teghen den duyvel onmanierich,Ga naar margenoot+
Waer me gheblust worden en ghestilt,Ga naar margenoot+
Alle sijn scherpe pijlen vyerich,Ga naar margenooto
13 Den Helm der salicheyt wilt noch voortGa naar margenootp
Cloeckelijck op u hooft oock stellenGa naar margenoot+
Grijpt dat sweert des Geests dwelc is Gods woort,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 620]
| |
Ga naar margenoot+ Om u vyanden me te vellen,
14 Draecht Christus teecken dat roode cruys
Ga naar margenootr Treckt willich uyt met hem te velde,
Lijdt, smaet, druck, noot, angst, met confuys,
Ga naar margenootq Neemt so sijn rijck in met ghewelde.
15 Wilt loopen cloeck met verduldicheyt,
Ga naar margenoot+ Lijdtsaem sonder eenich verlanghen,
In den strijdt die u God leyt,
Ga naar margenoots Danckt, looft, prijst hem met blijde sangen.
16Ga naar margenoott Wilt roepen, smeecken, bidt in den geest,
Ga naar margenoot+ End houdt goey wake t'allen stonden,
Ga naar margenoot+ Vlucht niet om druck lijden of tempeest,
Ga naar margenoot+ Een oprecht Ridder wert ghy ghevonden.
17Ga naar margenootu Want die uyt dit strijden wijcken al,
Ga naar margenoot+ Die en sullen God niet behaghen,
Ga naar margenootx Maer die volstandelijck vechten sal,
Ga naar margenoot+ Tot in den doot sonder vertsaghen,
Ga naar margenoot+ 18 Afwasschen salmen sijn tranen swaer,
Ga naar margenoot+ Sijn lijden dat wert al ghenesen,
Ga naar margenoot+ Blinckende cleederen wit ende claer,
Ga naar margenoot+ Sal hy aendoen end blijde wesen.
Ga naar margenoot+ 19 Een croone met grooter melodie
Ga naar margenoot+ Sal Christus op sijn hooft oock gheven,
Ga naar margenoot+ Dat wert sijn loon en sijn soudie,
Ga naar margenoot+ Hier boven nu in dat eewich leven.
|
|