Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Weest doch verblijt als nu in dit saysoen, Ghy gheeskens amoreus.Singt met aendacht. Weest doch verblijdt als nu in dit saysoen
O Broeders niet verstant,
Ga naar margenoota De bloemkens spruyten de vygeboom staet groen
Met botten seer playsant,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootb De wijnstocx bloeyen, dat tortelduyfken ruyt
De Mey staet so schoon,Ga naar margenoot+
Noyt reucke so ydoon,Ga naar margenoot+
Christus die roept met lieffelijck gheluyt,Ga naar margenoot+
Comt hier mijn bruyt//tot my uyt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootc Ontfanckt nu uwe croon,
2Ga naar margenootd De winter is heen de reghen is vergaen
De Somer is op handt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoote Satan vertreen het hantschrift wech gedaen
| |
[pagina 558]
| |
Door Christum triumphant,
Ga naar margenootf De wet seer stranghe is nu vervult subijt,
Ga naar margenootg Wy zijn gheworden vry,
Ga naar margenoot+ Van de knechtse slaverny,
Ga naar margenoot+ Looft God met sangeGa naar margenooth en sijnen naem belijdt
Ga naar margenoot+ Vromelijck strijt//t'aller tijt
Ga naar margenoot+ Alle sijn knechten ghy.
3 Weet dat de Mey als nu seer lustich staet
Broeders weest nu verblijt,
Laet ons met lusten prijsen onsGa naar margenootk advocaet,
Christum ghebenedijt,
Voor sijn weldaden in liefde minioot,
Welck hy heeft tot ons ghehadt,
En gaf ons desen schat,
Doen hy van boven daelde uyt sijns Vaders schoot
Wt liefden groot//Ga naar margenootl sterf den doot,
Broeders ghedenckt doch dat,
4Ga naar margenootm De nacht is wech nu schijnt de clare dach
Tis tijt om op te staen,
Doen ick tot Babel in duysternisse lach
Mets doots handen ghevaen,
Doen sach ick rijsen een licht schoon ende claer
Dat louter woort Gods pleyn,
Sprack als een claer fonteyn,
Sijne voys luydeGa naar margenootn mijn volck gaet uyt van haert,
Ga naar margenooti En volcht my naer//sonder vaer,
Ga naar margenoot+ Ick ben de waerheyt reyn,
5Ga naar margenootp Als ick aensach dat opgepronckte wijf,
Ga naar margenoot+ Sitten opt roode beest,
Ga naar margenooto Ic werde (o wach) verschrickt tot in mijn lijf
| |
[pagina 559]
| |
Verhaest in mijnen gheest,
Voor een eerbaer maghet jae dochter van Syon
So was sy my bekent,
Mits dat ick was so blent,
Ga naar margenootq Siet, hare naem is Hoere van Babilon,
Antechrist coen, en Mammon,
Waren daer oock present.
6Ga naar margenootr Wilt nu ontwaken van uwe sonden groot
Ghy alle die daer slaept,Ga naar margenoot+
Wilt nu verrijsen staet op van den doot,
Eer dat sy u betraeyt,
Ga naar margenoots Laet u doch helpen uyt dit boose gheslacht,
Ga naar margenoott En volghen Christum naer,
Hy sal u verlichten claer,
Ga naar margenootu Want die daer slapen die slapen inder nacht
Onwijs bedacht//t'helsche gracht,
Dat wort haer erf hier naer.
7 Tis nu de Somer also ick mercken can
Wt Gods woort onverdraeyt,
Ga naar margenootx Laet liefde rijsen doet goet aen alle man,Ga naar margenoot+
Want wat de mensche saeyt,Ga naar margenoot+
Dat sal hy maeyen, tzy goet oft quaet,Ga naar margenoot+
Het leven oft den doot,Ga naar margenoot+
Sal daer van wassen bloot,Ga naar margenooty
Heeft God eendrachtich, ghy edel Abrahams saetGa naar margenootz
Als leden aen dat hooft.In elcken staet//houdet maet,Ga naar margenoot+
8Ga naar margenoota Saeyt nu met weenen hier in dit jammer dal,Ga naar margenoot+
Met vreucht maeyt ghy hier naerGa naar margenoot+
Ga naar margenootb Wilt ghy v'cleenen, ghy sult met Gods getalGa naar margenoot+
| |
[pagina 560]
| |
Verheven zijn eenpaer,
Ga naar margenootc Al uwe schooven brengt ghy met vreuchden
Ga naar margenootd En singt het nieuwe liet,
V en sal gheen verdriet,
Ga naar margenoote Hongher oft dorst oft noot meer comen an,
Ga naar margenoot+ Maer vlieden van//hierom can,
Ick dat verswijghen niet,
9 Wast int gheloove en door de liefde bloeyt
In Goddelijcker aert,
Ga naar margenootf Als vruchtbaer rancken, seer suyverlijck besnoeyt
Aen Christum den wijngaert,
Ga naar margenoot+ Brengt vele vruchtenGa naar margenootg als goe boomen bequame,
Ga naar margenoot+ Gheplant aen t'water pleyn,
By Christum claer fonteyn,
In al u wercken maect groot des Heeren naem,
Vrienden eersaem//na t'betaem,
Ga naar margenooth Vreest van van herten reyn.
Ga naar margenoot+ 10 Ontfanckt van my voor een hertelijck,
Broeders dit cleyn ghedicht,
Ga naar margenoot+ Ick wensche dy al Gods gaven soet,
Och weest hier door ghesticht,
Wilt voor my bidden met geest hert en mont,
Op dat ick swacke vadt
Met u comen sHemels stadt,
Dits mijn begheeren en blijft doch vast ghegront
Op Gods verbont//taller stont,
Bewaert dat edel schat.
11 Vader u kindersGa naar margenooti wijnstock u 'rancken
Ga naar margenootk Herders u schaepkens weyt,
Ga naar margenootl Bruydegom u minnaers bewaert voor teghenspoet,
| |
[pagina 561]
| |
Ga naar margenootm De wegh en is niet breyt.
Ga naar margenootn Hooft toontGa naar margenooto u leden hulpe, troost en bystant
Op dat wy door u cracht,Ga naar margenoot+
Wederstaen des duyvels macht,Ga naar margenoot+
En wilt ons leyden door uwe stercke hant,Ga naar margenoot+
Int nieuwe lant, triumphant,Ga naar margenoot+
Spijt al dit boos gheslacht.Ga naar margenoot+
12 Prince God Vader in des bequame tijt,
Sent neder uwen Gheest
In ons te gader,Ga naar margenootp als hooftman voor ons
Ga naar margenootq Want siet dit roode beest,
Wilt ons vernielen,Ga naar margenootr sy schiet uyut haren stroom
Ga naar margenoots De leeuw soeckt nacht en dach,
Wien hy verslinden mach,
Bewaert ons zielen dat wy dijn heylichdom
Behouden vroom sonder schroom,
O Heer hoort mijn gheclach,
|
|