Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse, Tantum ergo Sacramentum.Singt met aendacht. | |
[pagina 525]
| |
Nae datmen veel twist siet gheresen,
Om t'avontmael des Heeren jent,
Ende hoe sy bereyt moeten wesen,
Die ontfaen t'broots sacrament,
Een claer onderscheyt van desen,
Hopen wy te maken bekent.
2 Christus met sijn vrienden eersame
Brack t'broot, ende sprack over al,Ga naar margenoota
Neemt ende eet dits mijn lichame,Ga naar margenoot+
Dat ghebroocken worden sal,
In mijn ghedachte en name,Ga naar margenoot+
Doet dit onder u lieden ghetal.Ga naar margenoot+
3 Desghelijcken nam hy voordachtich,Ga naar margenootb
Dem kelck met groote danckbaerheyt,
Gaf dien sijn discipels waerachtich,Ga naar margenoot+
En heeft tot hen lien gheseyt,
Drinckt alle hier uyt eendrachtichGa naar margenoot+
Gheeslich daer toe zijnde bereyt.Ga naar margenoot+
4 Den kelck sprack hy voort, is bevonden
T'nieuwe Testament in mijn bloet,
Dat tot vergiffenisse der sonden
Wtghestort hier wesen moet,
Hier by mijn doot te verconden,
Die oock in mijn ghedachts doet,
5 De woorden Iesu Christi puere,
Die eensdeels uytghesproken zijn,
Van het avontmael, sijns lijfs figuere,
Ghenut onder broot en wijn,
Alleen elck creatuere,
Comt toe dit broot breecken devijn
| |
[pagina 526]
| |
6Ga naar margenootc Die herbooren dan sijn beseven,
Ga naar margenootd Omghekeert als kindren cleyn,
Ga naar margenoote Gheestich verandert in een nieu leven,
Ga naar margenootf Ootmoedich van herten reyn,
Broot en wijn dient dien ghegheven,
Ga naar margenootg Als ledekens Christi certeyn,
Ga naar margenoot+ Dit Avontmael van broot en wijne,
Ga naar margenoot+ Is een ghenieten gheestelijck,
Ga naar margenooth Des lichaems en des bloets Christi devijne
Als ghemeynschap keestelijck,
Vereent in een lijf te zijne,
Dits Christi nutten feestelijck.
8 Broederlijck in liefden vierich,
Ga naar margenooti Een gheest, een ziel in ons accoort,
Ga naar margenootk Een broot, een lichaem goedertierich,
Hulpsamich in werck en woort,
T'nutten des lijfs Christi cierich,
Sulcke ledenmaten toe behoort.
9 Maer die in boosheyt menichvuldich,
Ga naar margenootl Onweerdich t'avontmael ontfaet,
Die is aen s'Heeren vleesch en bloet schuldich
Ga naar margenootm Als Iudas t'veynsde saet,
Elck proeve hem dees ghehuldich,
Eer hy tot s'Heeren tafel gaet.
10 Want die als onweerdich persoon,
Hem tot des Heeren tafel keert,
Hemselven eet en drinckt hy te loone
T'oordeel, als ghecondemneert,
Dus vrienden Christi ydoone,
V lien hier toe wel prepareert.
| |
[pagina 527]
| |
11 Des werelts gheleerde Sophisten,
Doolen hier in so men wel weet,
Van Hoeren, Boeven en Afgodisten,
Makende gheen onderscheet,
Van hen lien als Antechristen,
Wect niet dan s'duyvels tafel bereet.
12 Ia Christus lichamelijck int wesen,Ga naar margenoot+
Willen sy hebben in dat broot,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootn Daer Mattheus secht, hy is verresen,
Ga naar margenooto En sit aen des Vaders schoot,
Deerlijck doolen fijn in desen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootp Daerom wilt vlien dees deessem groot,Ga naar margenoot+
13 Niemant stelle eenich betrouwen,Ga naar margenoot+
Op broot ofte wijn material,Ga naar margenoot+
Want wat wy met svleeschs oogen aenschouwen
Het vergaet int generael,
Gheloovich voor s'gheests bedouwen,
Blijft by des Heeren avontmael,
14 Laet u hen gheensins oock verdooven,Ga naar margenoot+
Van die hem in wijsheyt vercloeckt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootq Ia al quamer een Enghel van boven,
Die anders te leeren soeckt,
Dan wy wilt hem niet ghelooven,
Want hy (seyt Paulus) zy vervloeckt.
15 Hier by vrienden voor t'concluderen,
Ga naar margenootr En ghelooft alle gheesten niet,
Maer wiltse wel examineren
Voort, Babels tempeesten vliet
En als lidtmaten des Heeren,
V reyn tot deser feesten biedt.
|
|