Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNae de wijse alst begint: Oft, O Zyon wilt u vergaren.Singt met aendacht. | |
[pagina 474]
| |
De bloemkens staen int cruyt,
Seer wijt dat sy ontluycken,
Sy staen in haer saysoen,
De cruyden lustich ruycken
De Mey staet schoon en groen.
2 Ick meyn de mey met desen
Die de werelt niet en siet,
Dat is t'gheloof ghepresen.
Cruyt, Gras, en meyn ick niet,
Ga naar margenootb Maer alle vruchtbaer rancken,
Wt Christum den wijngaert,
Die God loven en dancken,
Dat sijn druyven vermaert.
3Ga naar margenootc De vijchboom staet ontloken
Ga naar margenoot+ Met botten uytghebloeyt,
De wijnsock soet van roken
Seer vruchtbaer dat hy groeyt,
Gods uytvercoren songhen
Daer een seer soet accoort,
Ga naar margenootd Met nieu gheloovighe tongen,
Ga naar margenoot+ Soeter sanck was noyt gehoort.
4 Mijn Gheest verjubileerde
Van desen lof gesanck,
Mijn hert hem ommekeerde
En gaf God wijs en danck,
Ga naar margenoote Doen ginck ick my vermeyen
In Syons hof playsant,
Ga naar margenoot+ En socht mijn lief met schreyen,
Ga naar margenoot+ Dat ick te Ierusalem vandt.
5Ga naar margenootf Ick gaf hem mijne trouwe
| |
[pagina 475]
| |
De Bruydegom triumphant
Ga naar margenootg Hy nam my tot sijn vrouwe,
Ga naar margenooth Stack een rinck aen mijn hant,
Wie soude grooter vreuchde
Doch moghen spreken uyt,
Hy riep, dies ick verheuchde,
Ga naar margenooti Comt dochter, lieve bruyt.
6Ga naar margenootk Comt hier mijn bruyt, mijn schoone,
Aensiet nu dees contrey,
Ga naar margenootl Ontfangt nu uwe croone,
En maeckt niet meer gheschreyGa naar margenoot+
Ghy moet, o schoone roose,
Ga naar margenootm Onder de doorens fel
Wassen een cleyne poose,
En lijden groot ghequel.
7Ga naar margenootn Vna boven uyt den hooghen,
Wert ghy mijn bruyt bespoeyt,Ga naar margenoot+
Hoe can de boom verdrooghenGa naar margenoot+
Daer de fonteyn op bloeyt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooto Wint, koude, vyer, noch hetten
En grijpt aen hem gheen stadt,
Ga naar margenootp Gheen dinck en mach hem letten
Ga naar margenootq Van hem en valt gheen bladt.
8 Op seven berghen pleynen
Ga naar margenootr Stonden roos en lelyen goet,
En oock seer veel fonteynen
Vol melck, en honich soet,
Ga naar margenoots Ick hoorde boven Musijcke
Singen, met soet gheluyt,
De edel bruyt Cantijcke
| |
[pagina 476]
| |
Ga naar margenoott Dat tortel duyfken ruyt.
9 Mijn tong mach niet vermonden
Tverstant is veel te cleyn,
Ga naar margenootu Gheen mensch en macht doorgronden,
Die schoone vreucht ghemeyn,
Als my mijn lief ontmoete,
Die hem tot my waertde,
Lieffelijck hy my groete
Ga naar margenootw Met eenen cus des vre.
10Ga naar margenootx Een druyven koffer pleyne,
Is mijn vrient delicaet,
Een buffel Myschen reyne,
Ga naar margenooty Een appel hof granaet,
Ga naar margenootz Sijn ooghen als duyven ooghen,
Ga naar margenoota Ons bedde groenet fijn,
T'Huys Balcken, sonder drooghen,
Ga naar margenootb Ceder, en cypressen zijn.
11 Tot Saron wast een blomme,
Een roos int soete dal,
De wreede doorens cromme
Steken haer over al,
Ga naar margenootc De Sonne quam haer pijnen,
Steken als brant en gloet,
Maer schadu doort omschijnen,
Maeckte haer smerte soet.
12Ga naar margenootd Sijn aenschijn is so rustich
Als vruythof vol belant,
Sijn lippen als roosen lustich
Van Myrthen bloeyt vayliant,
Sijn handen, wilt dit hooren,
| |
[pagina 477]
| |
Als gouden ringhen jent,
Vol turkoysen, als yvooren,
Is sijn lichaem pertinent.
13Ga naar margenoote Hy is in mijnder herte,
Ghedruckt als seghel bloot,
Ga naar margenootf Noot, ancxt, pijn, druck, of smerte,
Sweert, hongher, vyer noch dootGa naar margenoot+
En sal my moghen scheyden.
Als hy my bystant doet,
Dus wil ick hem verbeyden
Bewaert Heer mijnen voet.
14 Prince God van hier boven
Ga naar margenootg Vader, Soon, Heylighe Gheest
T'is recht dat wy u loven,
Ghy die ons ziel gheneest,Ga naar margenoot+
O Heer wilt my stercken,
In alle lijdens noot
O God wilt in my wercken
Ga naar margenooth Volstandicheyt ter doot.
|
|