Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– Auteursrechtvrij
[pagina 317]
| |
Na de wijse Ierusalem is verdorven, ende in draecken nesten verkeert.Singt met aendacht. Hebt doch wel acht op den armenGa naar margenoota
Na dat uwe hant dat vermach,Ga naar margenoot+
Want God verhoort haer karmenGa naar margenootb
Als su tot hem doen haer geclachGa naar margenoot+
De Schrift doet ons ghewach,Ga naar margenootc
Wie barmhertich is hier int leven,Ga naar margenoot+
Die leent den Heere dat,Ga naar margenoot+
Die sal hem eenen schat,Ga naar margenoot+
Daer vooren dubbel weder geven.Ga naar margenootd
2 God wil sijn armen bewarenGa naar margenoot+
Want hy t'volck door Moysen gebootGa naar margenoote
Dat daer oock gheen bedelaren,Ga naar margenoot+
Onder haer sonden gaen om broot,Ga naar margenoot+
God hielp haer inder noot,Ga naar margenootf
daeromme schrijft David voordachtich
Noyt en sach ick Gods vrient,Ga naar margenootg
Verlaten, die hem dient,Ga naar margenoot+
Noch sijn zaet om broot gaen waerachtich.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 318]
| |
Ga naar margenooth 3 Dus moste Israel voeden,
Ga naar margenoot+ Haer armen, want God so gebiedt,
Ga naar margenoot+ Gheeft haer van uwen goeden,
Ga naar margenooti Haer niet onvriendelijck aensiet,
Ga naar margenootk Helpt haer, en laet dat niet,
Ga naar margenoot+ Dies niet so hebt ghy groote sonden,
Ga naar margenoot+ Ick sal de landen dijn,
Ga naar margenoot+ Onvruchtbaer laten zijn,
Dat ongeluck sal u verslonden.Ga naar margenootl
Ga naar margenoot+ 4 So wie hier stoppen haer ooren,
Ga naar margenootm Voor dat roepen der armen swaer,
God salse oock met verhooren.
Ga naar margenoot+ Noch barmhertich zijn hier naer,
Ga naar margenootn Als sy sullen roepen daer,
Ga naar margenoot+ O berghen wilt ons bedecken,
Ga naar margenoot+ De doot (na schrifts belien)
Ga naar margenooto Sullen sy soecken tot dien,
Ga naar margenoot+ Maer de doot sal van haer aftrecken.
Ga naar margenootp 5 Ten sal die oock niet gelucken,
Ga naar margenoot+ Die haer huys vervullen met graen,
Ga naar margenoot+ Ende laten niet bedrucken,
Ga naar margenootq Weduwen ende Weesen gaen,
Naeckt hongerich belaen,
Ga naar margenootr Vreest Gods oordeel in u affeeren,
En bedenckt doch vroech en lat,
Waert ghy in armen staet,
Ga naar margenoot+ Ghy sout wel troost van herten begeeren,
Ga naar margenoot+ 6 Dit waren de misdaden,
Ga naar margenoots Van de landen van Sodoma,
Hoochmoedich vol onghenaden,
| |
[pagina 319]
| |
Vol herte spijse was haer schapra,
Ga naar margenoott Tvleesch lust volchden sy naGa naar margenoot+
Ga naar margenootu Maer op den armen sy niet en dachten,
Ga naar margenootx Daeromme datse saen,
Metten vyere sijn vergaen,Ga naar margenoot+
En in haer sonden versmachten.
7 Daerom liet Tobias weten,Ga naar margenoot+
Sijn Sone des Heeren leer,Ga naar margenooty
Dat hy niet soude vergheten,Ga naar margenoot+
Die rechte armen van den Heer,
Ga naar margenootz Hebt ghy veel, gheeft dies te meer,Ga naar margenoota
Hebt ghy weynich, geeft sonder smertenGa naar margenoot+
V neerstich daer toe poocht,
Ga naar margenootb In als wat ghy vermoocht
Dat doet doch met getrouwer herten.Ga naar margenoot+
8 Maer laet gheen trompetten blasen
Ga naar margenootc Als ghy uwe Aelmoessen gheeft,Ga naar margenoot+
Ghelijck die sotte dwasen,Ga naar margenootd
Ga naar margenoote Die menschen prijs geerne geeft,
Maer na Gods woorden leeft,Ga naar margenootf
Zijt barmhertich alle persoonen,Ga naar margenoot+
Maer doet dat so secreet,
Ga naar margenootg Dat u slinckerhant niet weet,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooth God salt openbaer loonen.
9Ga naar margenooti Maer men moet ooc wel aenmercken
Op die Aelmoessen ontfaen,Ga naar margenootk
Die ledich zijn en niet wil wercken,Ga naar margenootl
Ende hebben hier gelt noch pant,
Ga naar margenootm Steken licht uyt d'hant,
Paulus en heeft die niet vergeten,
| |
[pagina 320]
| |
Van dien heeft hy gheseyt,
So wie niet en arbeyt,
der armen broot sal hy niet eten.
18 Die benout zijn in ellenden,
Ga naar margenootn Verbrant, berooft ofte verjaecht,
Ga naar margenoot+ Creupel, weesen, oude, blenden,
Ga naar margenoot+ Dat zijn armen die God behaecht,
Ga naar margenoot+ Daer die schrift al ghewaecht,
Ga naar margenoot+ Wat ghy gedaen hebt aen dees cleenen
Ga naar margenoot+ Dat hebt ghy my ghedaen,
Ga naar margenooto Comt wilt in mijn ruste gaen,
Ick wil u mijn rijcke verleenen.
Ga naar margenoot+ 11 Oock die sitten int benouwen,
Ga naar margenootp Door veel cranckheyt, of kinders last,
Ende haer matelijck houwen,
Ga naar margenootq En niet overdadich en brast,
Oock op haer tijt wel past,
Ga naar margenoot+ Lijdtsaem niet stout, noode beswaren
Ga naar margenoot+ Bedenckende, beleeft,
Diet voor den armen geeft,
Ga naar margenoot+ Wt haer nootdruft dicmaels versparen
Ga naar margenootr 12 Merckt hier van een exempel,
Ga naar margenoots Een vrouwe ginck sonder twist,
Ga naar margenoott Neerstich in des Heeren tempel.
Ga naar margenoot+ Ende stack in Gods offerkist,
Ga naar margenoot+ Twee myten sonder list,
Ga naar margenootu Die sy van haer nootdruft verspaerde
Maer sy stack na Gods sin,
Ga naar margenoot+ Meer van rijcken daer in,
Ga naar margenoot+ Die haer overschot daer in vergaerde,
| |
[pagina 321]
| |
13 Christus wil hier verclaren,
Hoe groot dat hy de gaven acht,
Ga naar margenootx diet uyt haer lijf versparen,
En sijn barmhertich na haer macht,
Ghy armen neemt dit wacht,Ga naar margenoot+
En wilt den ghever niet bedroeven,
dat aldus is verspaert,
dient wel nauwe vergaert,
Bedenckt dit recht die hulpe behoeven.
14 Maer wie daer heeft swerelts rijcdommen,
Ga naar margenooty En sijn broeder in armoe weet,
En sluyt zijn herte sonder schrommen,
Ioannes schrijft van dien bescheet,Ga naar margenoot+
In sulck een mensche wreet,Ga naar margenoot+
En can de liefde Gods niet woonen,
Bemint ghy u broeder niet,
Ga naar margenootz die ghy voor ooghen siet,
Hoe veel min God in den troonen.
15Ga naar margenoota Stelt u niet (Gods creatueren)
Ghelijck doet dese werelt groot,
Die haer broeders voor haer deuren,
Wel laten schreyen van hongher noot,Ga naar margenootb
Bidden maer om een stuck broot,
Maer selden mach haer dat ghebeuren,
Ga naar margenootc Tis meest vrient, segghen sy,
God helpt u haet voor by,
En laeten haer in bitter treuren.
16Ga naar margenootd Ghy Heylighe huysfghenooten,
Ga naar margenoote Wort niet moede te doene deucht,
En wilt u niet lichte stooten,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 322]
| |
Ga naar margenoot+ Als de arme hen wat verheucht,
Ga naar margenoot+ Och selden hebben sy vreucht,
Ga naar margenootf T'zijn oock leden van u lichame,
Ga naar margenootg Dus als ghy vrolijck zijt,
Ga naar margenoot+ Bedenckt ter selver tijt,
Ga naar margenoot+ Den armen om des Heeren name.
Ga naar margenoot+ Voor een slot houdt dit in weerden,
Ga naar margenooth Weent ende huylt over u ellent,
Ga naar margenooti Die in wellust leeft op eerden,
Ga naar margenoot+ En sijn herte na rijckdom went,
Ga naar margenootk V selven sal int ent,
Ga naar margenoot+ V vlees als een wreet vyer noch quellen,
Ga naar margenootl Als God sal segghen, gaet
Ga naar margenoot+ Ghy vermaledijde zaet,
Ga naar margenoot+ In de eewighe pijne der Hellen.
|
|