Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: O Christe Godt Heere van grooter waerde.Singt met aendacht. Verstroyde pelgrims uyt vele steden,Ga naar margenoot+
Als ledekens Christi,Ga naar margenoot+
Die gehoorsamelijck zijn getreden,Ga naar margenoot+
Int cleyn schipken Petri:Ga naar margenoot+
daer zijt ghy worden vry,
En genadich ontsleghen,Ga naar margenoot+
van Gods toornighe bloet,
soeckt gheen cromme zijt weghen,
maer nu voortaen ter deghen,
u pelgrimagie doet.
2 Diet pelgrimagie hebt aengenomen,
nat nieuw Ierusalem,Ga naar margenoot+
als een vercierde bruyt (met den vromen)Ga naar margenoot+
hoort dijn bruydegoms stem,Ga naar margenoot+
En wijck geensins van hem:
maer schaepkens goedertiere
| |
[pagina 178]
| |
Volcht den goet herder na,
Al ist schip in dangiere,
Ga naar margenoot+ Peynst dat wqy met den vyere,
Dienen ghepurgeert claer.
Ga naar margenoot+ 3 Aent vyers purgeeren in allen hoecken
Ga naar margenoot+ En verwondert u niet,
Ghelijck oft u door sulcx besoecken,
Wat nieuwe ware geschiet,
Maer so Petrus bediedt,
T'lijden Christo verduldich,
Wilt hier deelachtich zijn,
Ga naar margenoot+ Al stormet menichvuldich,
Ghelijck Pelgrims zijn schuldich
Vreest gheen rijcklijck ghepijn.
4 Het tijtlijck ghepijn sal overvloedich,
T'schipken bestormen wel,
Maer men moet niet draeyen wanckelmoedich,
Met alle winden fel,
Maer na sHeeren bevel,
Altijt recht deure varen,
Ga naar margenoot+ Sonder yet omme sien,
Al rijsender zeebaren,
Seyl, mast wilt wel bewaren,
En het roer boven dien,
Ga naar margenoot+ 5 Het roer der tonghen Christelijc bedwinghen
Doet t'schipken, voordeel groot,
Ga naar margenoot+ Dus wilt uwe woorden niet fout bespringen
Op dat ghy weet ter noot,
Hoe ghy sonder aenstoot,
Antwoordet vroech en spade,
| |
[pagina 179]
| |
Alsoot nutst dient ghedaen,
Die anders tsijnder schade,
Ga naar margenoot+ Met vleys bloet gaet te rade,
Mach gheen Christen bestaen.
6 Die niet en is met Christo eendrachtich,Ga naar margenoot+
Teghen hem so is die,
En wie niet vergadert met hem waerachtichGa naar margenoot+
Die verstroyt als partye,
Dus Christi compangie,
Wilt Noachs daet doorgronden,
Wien d'arcke heeft bevrijt,
maer die daer buyten stonden,
Ga naar margenootp Heeft de suntvloet verslonden.
so Genesis belijt.
7Ga naar margenootq Dus alle die zijt na Gods raet getrouwe
Wt Sodoma ghescheen,
Ga naar margenootr Wilt geensins slachten Loths huysvrouwe
Die verkeert is onreen,
In een harden soutsteen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoots D'Israelijten mede,
Verlost uyt Pharaos handt,
Ga naar margenoott Om d'onghehoorzaemhede,
Bleven buyten die stede,
Van het beloofde landt.
8 Aen dees figueren vol gheests virtuyten,
Elck hem spieghelen mach,
Die met het schipken zijn, die staen buyten,
Dit is claer als den dach,
Hierom sonder verdrach,
(Die willen salich wesen
| |
[pagina 180]
| |
als t'oordeel openbaert)
treckt int schipken gepresen,
Van den sontvloet by desen,
Sult ghy worden bewaert.
9 Int schipken Petri Gods gemeente,
wert bewaert wijf en man,
Ga naar margenoot+ die als vleesch, been van Christi ghebeente,
Tschipkens last nemen an,
ende den sontvloet can,
den genen niet zijn schalich,
wiens daedt Christelijck blijckt,
dus broeders generalich,
Wilt ghy lien werden salich,
Wt tschipken niet en wijckt.
Ga naar margenoot+ 10 Wijckt niet ter rechter noch ter slincker zijdt
dan waert recht henen voort
dat ghy niet met die vermaledijde,
Ga naar margenoot+ in den sontvloet versmoort,
Ga naar margenoot+ dus wandelt soot behoort,
en poocht een volck te zijne,
dat God van herten meent,
acht niet op 't vervolchs pijne,
Ga naar margenoot+ noch doe tschipken ten fijne,
Ga naar margenoot+ Zee stormich wert vercleent.
11 Tschipken Petri moet veel stormen lijden,
Ga naar margenoot+ van menighen vyant,
Doorsteken van doornen aen allen zijden,
Ga naar margenoot+ vand sonne sweet verbrant,
Ia al swerelts samblant,
en een zee der ellenden
| |
[pagina 181]
| |
Voor t'schipken Petri hier,
Wolven, leyders der blenden,
Willen dit aschipken schenden,Ga naar margenoot+
En brenghen in dangier.Ga naar margenoot+
12 Hierom siet wel toe die zijn gheseten
Int schipken Petri cleyn,
Want daer zijn veel valsche ProphetenGa naar margenoot+
Binnen des werelts pleyn,
Secte makers onreyn,Ga naar margenoot+
Lasteraers te verachten,
Christi vercoren bruyt,Ga naar margenoot+
Dus elck wil hem wel wachten,Ga naar margenoot+
Voor des roovers vercrachten,
So ons Paulus waerschuyt.
13 Sielroovers die t'schipken wilden brekenGa naar margenootg
Als Hymineus boos,
En Philotus t'gheloof afgheweken,Ga naar margenoot+
Oft Hermogenes loos,
En ander die altoos:Ga naar margenooth
T'schpken Petri bevechten,
Seer vleeschelijck gesint,
Sulck afvallighe knechten,
Sal de Heere wel rechten,
Als sijn oordeel begint.
14 Die t'schipken Petri twistich beroeren
Onder een schijn bedeckt,
En valsche leere willen invoeren,
Of vleeschelijck zijn bevleckt,
Sulck volck als imperfeckt,
Mach t'schipken niet verdraghen,
| |
[pagina 182]
| |
Ga naar margenooti Want tis al deesem suer,
Ga naar margenoot+ Dus na Pauli ghewaghen,
Ga naar margenootk T'suer deech moetmen uytvaghen,
Om worden een deech puer.
15 Aldus wat stormen t'schipken aenwayen
Dies niet moedeloos leeft
Maer steeckt t'vendel uyt en latet blaeyen,
Gods woort te kennen gheeft,
En vreest, verschrickt, noch beest,
Gheensins voor u vyanden,
Zijnde een groot ghetal,
Door Gods crachtighe handen,
Tot zijnder tijt ter schanden,
Sullen noch comen al,
16 Hoe t'schipken van vyanden onreyne
Hier lijdt stormich ghewelt,
Ga naar margenoot+ Hebt goeden moet ghy hoopken cleyne,
Ga naar margenootm V haeyren zijn ghetelt,
Niet een werter ghevelt,
Ga naar margenoot+ Sonder des Heeren wille,
Dus vreest gheen stormen fel
Maer zijt vry van gheschille,
Lijdt strijdt en swijcht al stille,
God salt wreken wel.
Ga naar margenootn 17 Gheeft hem de wrake om u verstercken
Ga naar margenoot+ Die alle herten kent,
Ga naar margenoot+ Op den voleynder Iesum wilt mercken,
Ga naar margenoot+ T'gheloofs hertoghe jent,
Ga naar margenoot+ Die op dit fondament,
Ga naar margenoot+ Tot in den eyndt vast blijven,
| |
[pagina 183]
| |
Werden los van verdriet,
Al soumen u ontlieven,
Broeders laet u doch drijven,
Wt t'schipken Petri niet,
18 Wat van t'schip Petri meer is te seggenGa naar margenoot+
D'welck lijdt menich tempeest.Ga naar margenoot+
Dat mach een yeghelijck overlegghen,
Met d'salve van Gods gheest,Ga naar margenoot+
Die God van herten vreestGa naar margenoot+
Mach hier uyt eenseels leeren,
Datmen niet dienen en can,Ga naar margenoot+
Twee contrarie HeerenGa naar margenoot+
Oft d'een salmen blameeren,
En d'ander hanghen an,
19 Die God int dienen boven al beminnen,
En Mammon hebt versaeckt,
Laet u licht lichten buyten en binnen,Ga naar margenoot+
En versamelinghe maeckt,Ga naar margenoot+
Te meer dat den dach naeckt,
Vermaen, straft, dreycht eenpaerlijck,
Het zy tijt of ontijt,
Houdt u antwoort eerbaerlijck,
En thoont metter daet claerlijck,
Dat ghy Gods kinders zijt.
20 Ist dat ghy hem aenroept tot eenen Vader,Ga naar margenoot+
Die gheen persoon neemt merck,Ga naar margenoot+
Maer oordeelt oprecht als wijs berader,Ga naar margenoot+
Na eens yeghelijcks werck,Ga naar margenoot+
V wandelinghe sterck,Ga naar margenoot+
Den tijt dijns pelgrimagie,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 184]
| |
Met vreesen overbrengt,
En in s'werelts bosschagie,
Als pelgrims met coragie,
Des vleesche lusten bedwingt.
Ga naar margenoot+ 21 Als vreemde Pelgrims laet u vermanen.
Met Petri woorden vroet,
Ga naar margenoot+ Dat ghy in dees zee (het dal der tranen)
Een wandelinghe goet,
Onder d'Heydenen doet,
Op dat die u verknijsen,
Ga naar margenoot+ En maken groot gheclach,
V goey wercken sien rijsen,
En de God moghen prijsen,
Ga naar margenoot+ In den beproefden dach.
22 O ghy Pelgrims na Petri sentency,
Wandelt also t'betaemt,
Ga naar margenoot+ En hebt een goede consciency,
Dat sy worden beschaemt,
Die u hebben gheblaemt,
Vant converseren weerdich,
In Christo Iesu fijn,
Acht niet dien spot lichtveerdich,
Ga naar margenoot+ Maer blijft int goet volheerdich,
Ga naar margenoot+ So sult ghy salich zijn.
Ga naar margenoot+ 23 Om die salicheyt ist ons te doene,
Door Christi doot ghewrocht,
Waer na alle de Propheten coene,
Neerstich hebben ghesocht,
Dus broeders wel bedocht,
Wilt schrift broken noch vonden,
| |
[pagina 185]
| |
Maer leeft na Gods ghebodt,
Elck wil sonder vercouden,
Hem int schip Petri houden,
Oorlof hier mede een slot.
|
|