Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Van den 23. Psalm Singt met aendacht.In mijnen geest//moet ick verjubileren
Noyt soeter feest//dan den Sabbath der Heeren,
Ga naar margenoota Wie hem met lust//viert van sijn quade wercken,
Van sonden rust//in God die hem can stercken
Die heeft seer pleyn//den Sabbath recht gehouden,
Ga naar margenootb God heeft hem reyn//sijn sonden quijt gheschonden.
2Ga naar margenootc Doe salich dan//is hy tot allen stonden
Al sulcken man//en rekent God geen sonden,
Ga naar margenootd In wiens geest fris//gheen bedroch noch qua perten
Bevonden is//oock niet dobbel van herten
Maer als Gods knecht//de vrome Iob gepresen
Ga naar margenoote Slecht est recht//volherdich in Gods vrese.
| |
[pagina 19]
| |
3Ga naar margenootf Oock die gheen ghelt//op woecker heeft gheghevenGa naar margenootg
Noch geen gewelt//aen yemant heeft bedreven
Maer leent met vlijt//den armen t'elcker ure,
Sonder respijt//alleen uyt liefden puere,
Ga naar margenooth En gheeft haer al//die hem niet connen loonen,
Dien sulcken sal//in Godes tempel woonen.
4 So wie met vliet//uyt lust hier in beclijuen,
Sy sullen niet//ledich in onvruchtbaer blijven
In kentenis//van Gods volmaeckte leere,Ga naar margenooti
Die heylsaem//in Christo onsen Heere
God die vermeert//de gaef sijns geest beseven
Wie hem verneert//die wort van God verheven.Ga naar margenootk
5 Tis wel gheviert//die soo den Sabboth rusten
Sulc n verciere//Gods leering soet met lusten
Die weeskens cleyn//beschermt gelijc een vaderGa naar margenootl
Voort gewelt pleyn//en die als wijs beraderGa naar margenootm
Hem neerstich keert//dat weesken onbedrogenGa naar margenootn
Geschiet, geleert, in Gods woort opgetogen.Ga naar margenooto
6 Is een in noot//die hem dan troost van herten,
En breeckt sijn broot//een ziel vol honghers smerten,
Die niet en can//rusten eten noch drincken
Als hy een man//nootdruftich can bedincken
Maer hem eerst spijst//wt liefde na en verreGa naar margenootp
| |
[pagina 20]
| |
Ga naar margenootq Als hy besorcht//de Weenkens reyn van zede
Ga naar margenoot+ Geeft, leent, borcht//elck na gheleghenthede,
Ga naar margenootr Die haer so can//voorstaen in alle saecken,
Ga naar margenoots Recht als haer man//raet tot bidden en waken
Ga naar margenoot+ Geestich ghesint//sacht, stil tot allen tijden
Dat sy verwint//haer druc en svyants strijdt.
8 Niemandt en can//tot desen Sabboth comen,
Oft ten zy dan//dat hy tot sijnder vromen,
Ga naar margenoott Gantschlijc versaeckt//die werelt met haer lusten,Ga naar margenootv En niet en smaeckt//dat aertsch vol van ons rusten,
Ga naar margenoot+ met sijn gemoet//gantsch draecht in God verheven,
Ga naar margenootv Ia suer en soet//Ga naar margenootx dancbaerlijcke te leven.
9 Seer onbesmit//is voor God eerweerdich
Ga naar margenoot+ Die niet en siet//by de spotters lichtveerdich
Ga naar margenooty In haren raet//noch in haer cromme wegen
Geensins en gaet//maer contrari daer tegen
Al sijnen ganc//heeft in het Hemelsch wesen,
Met lof en danc//als een met God verresen.
10 Soet ende fijn//moet t'eynde aller geboden
Ga naar margenootz De Sabboth zijn//daer maer een is van noden
Dits t'eenich een//stil houden God ghelaten
Ga naar margenoot+ Als Magdaleen//die coos tot haerder baten,
T'best eenich goet//dwelck haer by is ghebleven.
Ga naar margenoota D'oprechte vroet//en is geen wet gegeven.
| |
[pagina 21]
| |
11Ga naar margenootb O Gods Gheest net//ghy condt ons wel regeeren
Ghy zijt de wet//niemant heeft te u leerenGa naar margenoot+
God heeft u voort//den heylighen gegeven,Ga naar margenoot+
En na sijn woort//in haer herten geschreven,Ga naar margenootc
Ga naar margenootd Ghy zijt een licht//lanteerne t'haerder voeten
Na Davids dicht//twelck sy navolghen moeten.Ga naar margenoot+
12 Och liefden graet//ghy bant aller secretenGa naar margenoot+
Ga naar margenoote In u bestaet//de Wet en de Propheten
Ghy zijt niet smal//het eynd end de hooftsomme,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootf Der wetten al//haer oorsaec en waeromme
Na Schrifts uytlegh//groot boven alle gaven
Ga naar margenootg De hoochste wech//de rust dach aller slaven.
13 Nu Prince God//diet alles werckt in allenGa naar margenoot+
Ghy zijt mijn lot//laet my van u niet vallen,
Werckt nacht en dach//wilt al mijn cracht regieren,
Op dat ick mach//in u den Sabboth vieren,
V jock is soet//u last is licht om draghen,
Wie leert ootmoet//sijn ziel rust tallen daghen.
|
|