Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Al die in Zyon zijt, Verblijt u alghelijcke.Singt met aendacht. Alle die hem bekeert,Ga naar margenoota
Die comen tot ghenade,
So Syrach leert
Met goe woorden perfeckt,Ga naar margenootb
Ga naar margenootc End niet en vermeert,
Der Goddeloosen pade,
Ga naar margenootd Maer die God eert,
In dit waerheyt subjeckt,
Ga naar margenoote Die wort verweckt,
In een reyn leven nieu,
Ga naar margenootf Die den enghen wegh treden//schoon,
En hier haer aertsche leden//doon,
Segghen werelt Adieu,
| |
[pagina 14]
| |
Wie haer dat quaet berien.
2Ga naar margenootg Al die sulcx heeft ghedaen,
Oft te doene begheeren,
Ga naar margenooth Ten sal haer niet schaen,
Dat sy waren Godloos,
Ga naar margenooti Christus die wilt se ontfaen,
Ga naar margenoot+ Die haer tot hem bekeeren,
En oock ontslaen,
Ga naar margenootk Van sonden quaet en boos,
Ga naar margenootl Hy is altoos
Tot ons gheneycht met vlijt,
So hy t'bewijst met woorden//waer,
Ga naar margenootm Oock aen den fellen moorde//naer,
So Lucas ons belijdt,
Scholt hem sijn sonden quijt.
3 Wie dat oock so terstont
Want quaet soecken te scheene,
Met herte end mont
Belijden so daer schult,
Ga naar margenoot+ Seer onghesont
Ga naar margenootn Was Maria Magdaleene
Als Christus haer voudt,
Ga naar margenoot+ Met alle quaet vervult,
Ga naar margenoot+ Deur groot ghedult
Heeft hy haer quijt ghemaeckt,
Ga naar margenooto Seven onreyne geesten//mee,
Ga naar margenoot+ Als sy boete ten eersten//dee
Ga naar margenootp Nieuwe cracht heeft gesmaect
Is sy daer uyt gheraeckt.
4 Sy wandelde niet meer,
| |
[pagina 15]
| |
Ghelijck sy was ghewoont,
Ga naar margenootq Maer volchde den Heer
Wt reyner herten vast,
Den selfden keer,
Nam den verloren Sone,
Die met oneer
Ga naar margenootr Sijn goet al heeft verbrast,
Oock niet ghepast
Op sijn Vaders convent
Maer bleef even vermeten//straf,
Tot dat hy ginck om eten//draf,
Doe heeft hy sijn elent
Door armoede bekent.
5Ga naar margenoots Hy sprack, zijnde confuys,
Als d'armoede ginck dwinghen,
Dat sware cruys
Dat deed hem lijden groot,
In mijns Vaders huys
Daer zijn veel huyrlinghen,
Sy hebben ghenen noot
Noch oock ghebreck van broot,
Maer ick die bloot
Hier van hongher vergae,
Ick sal als een misdader//saen,
Weder tot mijnen Vader//gaen,
Bidden hem om ghenae
Op dat hy my ontfae.
6 Als den Sone nu quam
Tot den Vader expeerdich
End hem vernam
| |
[pagina 16]
| |
Dat Vaderlijck ingien
Ootmoedich als een lam,
Sprack hy, ick ben niet weerdich,
Vaderlijck stam
Dat ick t'eeuwighen tien,
V kint soude ghedien,
Den Vader tot hem ginck
End viel hem aen met lusten//tem,
Ga naar margenoott Aen sijnen hals en kusten//hem,
Vriendelijck hem ontfinck
Niet als een huyrelinck.
7 Sulcke blyschap een paer
Is int Hemelsche wesen,
Als den Sondaer
Wederom boete doet,
Onder d'enghelsche schaer
Ga naar margenootv Als wy in Lucas lesen,
Over hondert maer
Een min, die daer sijn goet:
Maer die onboet-veerdich zijn, sullen swaer,
Ga naar margenootx Hier naer moeten verschromen//al,
Ga naar margenoot+ Wanneer den Heere comen//sal,
Ga naar margenoot+ In de wolcken claer
Ga naar margenoot+ Met heyrcracht en misbaer.
8 Desen dach comt seer ras,
Ga naar margenoot+ Die daer eeuwich sal branden,
Ga naar margenooty So Malachias
In sijnen boeck ghewaecht
Die quade op dat pas
| |
[pagina 17]
| |
Sullen dan slaen met schanden:Ga naar margenootz
Want daer en was
Ga naar margenoota Noyt sulcken dach vertsaecht:
Dan weet beclaechtGa naar margenoot+
Dat quaet hier is ghewrocht
Ga naar margenootb Want al haer doen int leven//fijn,
Dat sal daer al gheschreven//zijn,Ga naar margenoot+
Van den Heere bedocht,Ga naar margenoot+
Ten voorschijne ghebrocht.Ga naar margenoot+
9 Met seer swaer versucht,
Ga naar margenootc Sullen sy dan verschromen,
En haren pluchtGa naar margenoot+
Wert in speloncken wreet,Ga naar margenoot+
Haer doen en vruchtGa naar margenoot+
Ga naar margenootd Is als de Distel bloemen,
Die niet en deucht,
So een yder wel weet,
Dan wert haer leet
Ga naar margenoote Alst niet baten en mach
Ga naar margenootf daer sy int leven waren//quaet,
Als t'herte vol beswaren//staet,
Want t'wert sulck eenen dach
Als noyt gheen mensche en sach.Ga naar margenootg
20.Ga naar margenooth Prince weest so bereyt
Ghelijck de wyse maechden,
Blijft in waerheyt,
Met Gods heylighen schoon
Ga naar margenooti Druck pijne en leyt,
Sal de Heere verjaghen,Ga naar margenoot+
Goeden arbeyt
| |
[pagina 18]
| |
Ga naar margenootk Crijcht heerlijcken loon,
Ga naar margenoot+ Een schoone croon,
Van God ghebeendijt,
Ga naar margenoot+ Met Palm-tacken in de//handt,
Ga naar margenootl Na dat eeuwich beminde//landt,
Vol vruchten en jolijt
Ga naar margenootm Dus schickt u na den tijdt.
|
|