Sommige geestelijcke, christelijcke liederen ende lof-sangen(1643)–Anoniem Sommige geestelijcke, christelijcke liederen ende lof-sangen– AuteursrechtvrijOm op hooge feest-daghen en andere tijden te singen Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Een Geestelijk Bruydt-Liedt der Geloovigher Ziele, van Iesu Christo haren Hemelschen Bruydegom. Gestelt over den 45. Psalm Davids. 1. Hoe schoon lichter de Morgen-ster, Ghy Soon Davids, stam Iacobs vrom Vol G’naed en Waerheyt vanden Heer, Mijn Koninck en mijn Bruydegom, Van Iesse her ghesproten: Zijt in mijn Hert gesloten. Lieflijck, Vriendlijck, Schoon en heerlijck // Groot en eerlijck, Rijck van gheven, Hoogh en seer prachtigh verheven. 2. Ey mijn Peerle, ghy weerde Croon, [pagina 18] [p. 18] Ghy zijt Gods end Marien Soon, Een Koninck hoogh gheboren. Mijn hert noemt u een Litium, Welck is u Euangelium En Honingh uytverkoren. Ey mijn Bloemkijn, Hosianna // Hemelsch Manna Dat wy eten, Dijns en kan ick niet vergheten. 3. Giet en ontsteeckt in ‘t herte mijn, Ghy helle Iaspis en Robijn Vwer liefden vyer-vlamme, En verheugd my, dat ick doch blijf Een sevende ribb’ aen u lijf, In u des levens stamme. Na dy // Is my, Gratiose // Hemels Roose, Kranck van smerte Door liefde ghewont mijn Herte. 4. Van Godt komt my een vreughden-schijn, Wanneer ghy met uw’ Oogskens fijn My vriend’lijck doet aenblicken. O Heer Iesu, mijn hooghste goet, V Woordt, u Geest, u Lijf en Bloet My inwendigh verquicken. Neemt my, tot dy, In u Armen // Dat ick warme Word van g’naden. Op u Woordt kom ick gheladen 5. Heer Godt Vader mijn stercke Helt, Ghy hebt my eeuwigh, voor de Wer’lt, In uwen Soon beminnet. V Soon heeft my hem selfs verlooft, Ick sijn Bruyt, hy mijn schat en Hooft [pagina 19] [p. 19] Ben wel tot hem gesinnet. Wel aen // wel aen, Hemelsch leven // Sal hy geven My daer boven. Eeuw’lijck sal mijn hert hem loven. 6. Dwingt de Snaren in Cithara, En laet de lieflijck Musica Ter vreugden geluyt geven: Dat ick moge met Iesu fijn, De alderschoonste Bruyd’gom mijn In stadigh liefde leven. Singhet, springhet, Iubileret // Triumpheret, Danckt den Heere, Groot is de Koningh der Eere. 7. Hoe verblijdt hem mijn hert alsoo, Dat mijn schat is dat A en O, ‘t Begin ende dat Eynde: Hy sal my doch tot sijnen prijs Op nemen in het Paradijs, Dies ick my tot hem weynde Amen, Amen, Komt ghy schoone // Vreughden-Croone Beyde niet langhe, Dijns verwacht ick met verlanghen. Vorige Volgende