Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens
(1591)–Anoniem Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens– AuteursrechtvrijOp de wyse: Ontwaeck o Israel, doet open u ooren, etc.
Ga naar voetnoot+EEn gebroken hert na Gods behaghen
Ga naar voetnoot+Om nae te jaghen, den vrede soet,
Voor die woorden Gods een vertsaghen,
Ga naar voetnoot+Met een verslaghen, oprecht ghemoet
Ga naar voetnoot+Wensch ick u t' samen voor eenen groet,
| |
[pagina 81]
| |
Daer toe den goet, gesicht altijdt,
Dat ghy meucht mercken // door 's Gheests verstercken
Waer af dat ghy ghevallen sijt.
Goudt dat doorviert is sonder beswijcken Ga naar voetnoot+
Coopt om verrijcken, doch niet en swicht, Ga naar voetnoot+
Coopt Zalve om u ooghen bestrijcken,
Dat u mach blijcken, een claer ghesicht, Ga naar voetnoot+
Dat u verschyne, dat wonderlijck licht, Ga naar voetnoot+
Wort so ghesticht, dat ghy subijt Ga naar voetnoot+
Mocht sien van binnen, met hert en sinnen Ga naar voetnoot+
Waer af dat ghy ghevallen sijt. Ga naar voetnoot+
Ghy die Godts timmeringhe reene, Ga naar voetnoot+
Met ons ghemeene, voortijdts waert, Ga naar voetnoot+
Keert weder tot den verworpen steene, Ga naar voetnoot+
Christus alleene, gheopenbaert, Ga naar voetnoot+
Tot eenen vasten grondt vermaert, Ga naar voetnoot+
Met hem vergaert, dat hy niet wijt Ga naar voetnoot+
U en verstroye // keert t' zijner koye, Ga naar voetnoot+
Waer af dat ghy ghevallen sijt. Ga naar voetnoot+
Coemt ende smaeckt die Hemelsche gauen, Ga naar voetnoot+
En wilt u lauen, aen die fonteyn, Ga naar voetnoot+
En wilt u niet als arm Slauen, Ga naar voetnoot+
Slijckputten grauen, in swerelts plein Ga naar voetnoot+
Die sonder water sijn onreyn, Ga naar voetnoot+
Maer in den treyn, den waerheyt bevrijt
Schickt hier u ganghen, peyst met verlanghen Ga naar voetnoot+
Waer af dat ghy ghevallen sijt. Ga naar voetnoot+
Hoe lieflijck ist wanneer Godts Sonen Ga naar voetnoot+
En Dochters woonen, in goet accoort, Ga naar voetnoot+
Dat wil ons Godt den Vader lonen, Ga naar voetnoot+
Met alle den ghonen, die gheern hoort Ga naar voetnoot+
Dat Goddelijcke suyver Woort,
Dus van nu voort, om u profijt, Ga naar voetnoot+
So wilt ghedachtich // sijn eendrachtich, Ga naar voetnoot+
Daer af dat ghy ghevallen sijt Ga naar voetnoot+
Het Lam en heeft maer een ghetrouwe Ga naar voetnoot+
Bruyt voor huysvrouwe, in swerelts dal Ga naar voetnoot+
Een is zijn Duyve, so ick aenschouwe, Ga naar voetnoot+
Het bed is nauwe, en t' decksel is smal,
| |
[pagina 82]
| |
Ga naar voetnoot+Een kudde, een Herder, en een Schaepstal
Ga naar voetnoot+Isser voor al, na Schrifts belijdt,
Ga naar voetnoot+En een Ghemeente, op Syons ghesteente
Waer af dat ghy ghevallen sijt.
Ga naar voetnoot+Verloren Schaepken kranck ende teere
Ga naar voetnoot+Ten rechten keere, ghy wel behoeft,
Ga naar voetnoot+Verloren penninck, een Vrou met eere
Ga naar voetnoot+Die is so seere, om u bedroeft:
Ga naar voetnoot+Verloren Sone, niet en vertoeft,
Hongherich proeft, met grooter blijdt,
Ga naar voetnoot+In uwer herten // met droeve smerten,
Waer af dat ghy ghevallen syt.
Ga naar voetnoot+Daer is noch plaetse voor den aftreder
Om keeren weder, ter vreden bant,
Ga naar voetnoot+Sijt ghy verheven hooch als den Ceder
Ga naar voetnoot+Buyght u doch neder, met u verstandt,
Onder Godts almachtighe handt,
Dat in den bandt, der liefden verslijt,
Twistich afgrysen // dat vrede mach rijsen
Waer af dat ghy ghevallen sijt.
Ghy hebt verlaten de eenichede,
Den rechten vrede, hebt ghy ghemist
Ga naar voetnoot+Liefd' en ghenade en heeft gheen stede,
By u, oock mede door desen twist,
Dus hebdy des Vaders goet ghequist,
Den s Vyandes list, gheworden quijt,
Sijt ghy u Croone, ende pandt schoone,
Wair af dat ghy ghevallen sijt.
Wie hy hem selven wel meent te stane
Ga naar voetnoot+Heeft gae te slane menighertier,
Dat hy niet valt uyt die bane,
Ga naar voetnoot+Die om te gane, so smal is hier,
Ga naar voetnoot+Aen d' een zy water, aen d' ander zy vier
Vol van dangier, aenvecht en strijdt,
Dus den voorleden, wech wilt treden,
Waer af dat ghy ghevallen stijt.
Ga naar voetnoot+Dit seght de Heere, treedt op die weghen
Maer siet ter degen, voor u wel,
Vraecht waer den goeden wech is ghelegen
| |
[pagina 83]
| |
Dien sijnde vercreghen, sonder uytstel,
Wandelt daer in, t' is Godts bevel,
U ziele snel, sal rusten verblijdt,
Helpt so des Heeren // ghetal vermeeren,
Waeraf dat ghy ghevallen sijt. Ga naar voetnoot+
Moyses die heeft hem selven gheboden Ga naar voetnoot+
Te laten roden, uyt s Levens boeck,
Oock Paulus van ghelijcker moden, Ga naar voetnoot+
Al voor die Joden, uyt liefden cloeck,
Om die te verlossen voor den vloeck,
In dat versoeck u oock niet en mijdt, Ga naar voetnoot+
Neemt aen u eeste // liefde dits t' meeste, Ga naar voetnoot+
Waer af dat ghy ghevallen sijt.
Barmherticheyt wil ick van uwen hande Ga naar voetnoot+
En gheen Offerhande, dit woort insiet, Ga naar voetnoot+
Hadt ghy gheweten als die vaillande,
Ten rechten verstande, zijn bediet,
Den ontschuldighen en hadt ghy niet,
Sonder verdriet, vermalendijt,
Maer hadt ghebleven // Godts woort beneven
Waer af dat ghy ghevallen sijt.
Oorlof hier mede, wilt des Heeren Ga naar voetnoot+
Saechtmoedicheyt leeren, met herten ootmoet
Tot rust' der Zielen, vry van verseeren, Ga naar voetnoot+
Wilt u bekeeren tot zijn Jock soet,
Blijft niet beraden met vleesch en bloet,
Neemt dit voor goet, t' is uyt gheen nijt,
Maer om met tranen // u te vermanen,
Waer af dat ghy ghevallen sijt.
Een is noodich. 1585. |
|