Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens
(1591)–Anoniem Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens– AuteursrechtvrijNae die wyse: Menschen eerbaer.
OMdat men siet,
Int houwelijck misbruyck gheschieden
Van vele niet
Onderhouden, na Schrifts bedieden,
Daerom wil ick u lieden,
Een aenwysinghe doen bequaem,
Hoe men behoort // met goet accoort,
Altijdt te leven in dien staet eersaem.
In den begin, Ga naar voetnoot+
Schiep Godt den Mensch Adam divyne
Sach voor goet in, Ga naar voetnoot+
De Mensche niet alleen te syne,
Hy schiep ten sulcken fyne, Ga naar voetnoot+
Adam een Wijf tot hulpe goet,
So is eerbaer, t'houwelijck daer,
Begonnen in 't lustich Paradijs soet.
T' listich Serpent Ga naar voetnoot+
Nydich, heeft Eva daer ghebeten,
Tot quaet ghewent,
Van den verboden Boom te eten,
D' welck zy deden, te weten
Eva, en gaf Adam oock terstont
T' eten daer van // waer door zy dan,
Quaemen in een eeuwich last swaer verbondt. Ga naar voetnoot+
Tot Eva was Ga naar voetnoot+
Van Godt geseydt, zy soude baren,
In lydens pas,
Haer kinderen met groot bezwaren,
Noch seyde Godt dat haren
Wille soud' onderworpen sijn
Haren Man al // ende hy sal,
Oock u Heere wesen, op elck termijn.
Met arbeydt groot, Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 24]
| |
Sprack Godt Adam sult ghy labeuren,
Winnen u broodt,
In t' sweet uws aenschijns wel besueren,
Met commer, en ghedueren
Tot dat ghy weder wort subijt
In aerden stof // daer ghy sijt of,
Ga naar voetnoot+So moeten wy de schult draghen altijt.
Draghen die schult
Moeten altijts Mannen en Wyven
Ghy Mannen sult
Moeten u huys met goet bedryven
Voren staen en gheryven,
In tijdelijck besorghen wel,
Van u handtwerck // met groot opmerck,
Ga naar voetnoot+Als een goet huyshouder, na Godts bevel.
Een Wijf die moet
Ga naar voetnoot+Ghehoorsaem, onderdanich wesen,
Ga naar voetnoot+Haren Man vroet,
In alle dinghen, so wy lesen,
Ga naar voetnoot+Hy is haer Hooft ghepresen,
Ghelijck Christus is t' Hooft certeyn,
Van zijn bruyt coen // t' lustich Syoen
Ga naar voetnoot+T' welck hy uyt liefden door zijn bloet maeckt reyn.
Ga naar voetnoot+Ghelijck Christus
Zijn Bruyt in liefden quam versinnen,
So moet aldus
Een Man zijn Wijf altijt beminnen,
Als zijns selfs herte binnen,
Ga naar voetnoot+Want zy twee sijn een lichaems vleesch,
Ga naar voetnoot+Dus hoort wel toe // dat ghy weet hoe
Men leven moet, na Schriftueren heesch:
Schriftuere leert,
Ga naar voetnoot+Ghelijck die Bruyt Christi ghegheven,
Ghehoorsaem eert
Haer Bruydegom hooghe verheven,
So moet oock in dit leven,
Een wijf tot onderdanicheyt,
Sijn haren Man, daer in zy can,
In alle dinghen goetwillich bereyt.
| |
[pagina 25]
| |
Mannen verdraeght Ga naar voetnoot+
U Wijf als t' swackste vat beseven,
Dat u mishaeght,
Dat straft oock vriendelijck ghedreven,
Met wetenschap aencleven,
Woont by haer niet bitter fel,
Als een Leeuw quaet // wreet obstinaet, Ga naar voetnoot+
Maer met verstant regeert u ghesin snel. Ga naar voetnoot+
Snel wel regiert Ga naar voetnoot+
U kinderen quaet boos van zeden, Ga naar voetnoot+
Tot deughden stiert, Ga naar voetnoot+
Haer van joncx in ghehoorsaemhede, Ga naar voetnoot+
Ghy Vrouwen doet oock mede,
Hier in u beste met bescheyt,
Als een ghenaemt // Christen betaemt,
Haer tot een voorbeelt, een goet leven leydt.
Leydet oprecht
een leven goet vol deuchts vercieren, Ga naar voetnoot+
Eenvuldich slecht
Niet uytwendich in pronck hantieren, Ga naar voetnoot+
Maer een gheest van manieren,
Sacht en stil, is hooghe gheacht,
Met schaemte vloot // eerbaer minjoot,
Weest so verciert, ghy vrouwen wijs bedacht.
Ghy vrouwen oudt, Ga naar voetnoot+
Leert die jonghe na Schrifts verclaren,
Beschaemt, niet stout,
Zedich sijn, cuysch haer huys bewaren,
Ghehoorsaem Godts Dienaren,
Haer kinders beminnen ghelijck,
Sonder versmaen, doen onderdaen,
Van joncx geschickt sijn tot het eeuwich rijck. Ga naar voetnoot+
Wel hem die heeft,
Een deuchdich Wijf, niet om volprysen Ga naar voetnoot+
Want zy begheeft Ga naar voetnoot+
Haer tot arbeydt, nae Schrifts bewysen,
En ghelijck in 't oprysen,
De sonne verciert de Werelt wijt,
So is ydoon // een deuchdich schoon
| |
[pagina 26]
| |
Wijf, een cieragie in haer huys verblijt.
Een Wijf playsant,
Ga naar voetnoot+Deuchdich verciert die vreest den Heere,
Is triumphant,
Boven peerlen verheven seere,
So moetmen haer in eere
Ga naar voetnoot+Houden // en beminnen sulck deel,
Als een lief dinck // en goet geschinck,
Van Gode ghegheven een edel juweel.
Hier mede sijt
Bevolen eeuwich Godt Almachtich,
Ga naar voetnoot+Om met jolijt
Te leven na zijn woort warachtich,
Elck in zynen roep eendrachtich,
Ga naar voetnoot+Dus moeten wy in swackheyt cranck,
Hulpe van Godt // hebben in 't slot,
Voor een oorlof, wilt dit nemen in danck.
In danck ontfaen
Wilt dit Liedt, cort simpel vertellen,
Wel gade slaen
Ws selfs, ghy dochters en ghesellen,
Die haer tot houwen stellen,
Ga naar voetnoot+Begheeft u vyerich in 't ghebedt,
Vraecht Godt om raet // eer ghy dien staet
Aenveert, bedinckt daer in des Heeren wet.
Anno 1581. |
|