| |
| |
| |
sad darshi
haar afwezige vriend
Eén blik in de spiegel overtuigde Hema ervan, dat ze werkelijk mooi was. Ze had haar gezicht gewassen, omdat ze wou zien, of ze zonder poeder ook toonbaar was. En nu bleek, dat ze zo mogelijk er nog aantrekkelijker uitzag. Geen wonder, dat haar vriendinnen jaloers op haar waren. Die moesten zich op alle mogelijke manieren opdirken om zich acceptabel te maken. Ze had er een hekel aan, dat een meisje haar toevlucht tot kunstmatige middelen nam, alleen maar om de aandacht van de mannen te trekken.
Opeens was het Hema, alsof ze een onder stroom staande draad had aangeraakt. Ze voelde een electrische schok door haar lichaam gaan. Zo mooi was ze, maar tot vandaag had niet één jongen tot haar op andere dan zakelijke manier gesproken, laat staan haar het hof gemaakt of haar een brief geschreven. Wat voor zin had haar schoonheid dan, als de jongens er blijkbaar niets om gaven? Wat geeft het de bloem om mooi eruit te zien, als geen enkele bij haar zelfs een bezoek waardig keurt?
Hema dacht nijdig aan haar vriendinnen, die al een jongen hadden. En toch waren de meesten jonger dan zij: velen zaten nog op de kweekschool of op de rechtsschool, terwijl zij reeds twee jaar geleden was afgestudeerd. Hema's blik viel op de foto die op haar kaptafel stond. Ja, even oud als zij was haar boezemvriendin Aesha. Maar die was ook al bijna twee jaar getrouwd met die aardige Lalit, die zíj in stilte bewonderd had. Niet zo lang terug had Hema haar ontmoet, toen ze inkopen deed bij Hola. En ze had direct gezien, dat Aesha in gezegende staat verkeerde.
Bij deze herinnering vloog er een donkere wolk van jaloezie over haar gelaat. Waarom werd zij vergeten? Wat was er toch aan de hand? Neem die spichtige Arti eens, die was helemaal niet om zelfs aan te kijken. Maar
| |
| |
toch moest ze iets hebben, dat de jongens aantrok. Vandaag nog had ze haar kaartje ontvangen: ze gaat de volgende week trouwen met Arvind, met wie Hema nota bene in dezelfde klas heeft gezeten! En dan heb je Roshni, die zeker drie jaar jonger is. Maar die babbelde verleden honderduit over haar op handen zijnde huwelijk. Het is alleen maar wachten op Usman, die over een maand of twee examen moet doen. Ook Svapna, Vibha en Bela hadden al een vriend, waarom zíj alleen dan niet?
Met een ruk wendde Hema zich van de spiegel af. Als het zo doorging, was het met haar gedaan. Haar schoonheid zou dan waardeloos zijn. Wat zou ze anders kunnen doen dan verdrietig toezien, dat de tijd eraan ging knagen. Wacht de onontgonnen grond niet op verrotting? De mooiste bloem moet verwelken en verdorren, ook al heeft geen enkele bij haar een bezoek gebracht! Waarom mijden de bijen eigenlijk een bloem? Omdat ze giftig of nutteloos is. Kon het zijn, dat zij, ondanks haar verblindende schoonheid, eigenschappen bezat die afstotend in plaats van aantrekkend werkten? In gedachten ging Hema na, wat voor ongunstige eigenschappen ze wel kon hebben. Zeker, ze was een beetje gereserveerd, maar dat was toch geen misdaad? Toen herinnerde ze zich een gesprek tussen Svapna en Vibha, dat ze ongemerkt had afgeluisterd. Het was bij haar aan huis gebeurd. Ze hadden afgesproken, dat ze met hun drieën naar de middagvoorstelling zouden gaan. Svapna en Vibha waren haar komen afhalen, maar moesten even wachten, omdat ze d'r haar nog moest kammen. Toen Hema uit haar kamer in de gang kwam, hoorde ze de twee meisjes in de voorzaal over haar praten. Werktuigelijk was ze toen blijven staan om te luisteren.
‘Heb je gezien, hoe mooi Hema eruit zag, zelfs met ongekamde haren?’ hoorde ze Vibha zeggen. ‘Ze is ontegenzeggelijk het mooiste meisje, dat ik ooit heb gezien’, zei Svapna. ‘Het is onbegrijpelijk, dat ze nog steeds geen vriend heeft’. ‘Hoe kan het ook anders’, merkte Vibha op, ‘als ze zo koel en uit de hoogte doet. Geen jongen durft haar te naderen uit vrees bevroren te raken’. Waarop Svapna lachend antwoordde: ‘Ze doet haar naam alle eer aan. Hema betekent niet alleen “mooi” maar ook “ijzig”’. Toen was het gesprek afgelopen.
En nu dacht Hema weer aan die laatste woorden. Dus ze deed haar naam volledig eer aan. Inderdaad betekende Hema beide: zowel ‘mooie vrouw’ als ‘ijzige vrouw’. Had het iets met de naam te maken, dat ze in de ogen van anderen hooghartig en koel leek? Hema verwierp deze gedachte, dit was zuiver bijgeloof. Maar toch, het feit bleef dat men haar koel vond. En dus moest dit veranderen, want op deze wijze kon ze niet verder leven. Ze kon niet langer tegen het geplaag van haar vriendinnen. Ze wist heel goed dat ze op den duur het contact met allen zou verliezen, als ook zij niet een vriend kreeg, over wie ze met hen kon praten. Opeens voelde ze zich erg eenzaam. Ze snikte het haast uit van verdriet en jaloezie. En toen was haar besluit genomen.
De volgende middag kwam Svapna om Hema af te halen. Ze hadden Arti beloofd haar te helpen met de voorbereidingen voor haar huwelijk. De andere meisjes zouden er ook zijn. Maar Hema deed zo afwezig, dat het Svapna onmiddellijk opviel. ‘Wat scheelt eraan, Hema, waarom ben je zo verstrooid?’ Hema gaf echter een ontwijkend antwoord: ‘Niets bijzonders, hoor, ik zat alleen een beetje te piekeren’. ‘Waarom zit je toch te piekeren? En dat nog wel op zo'n stralende middag’. Hema gaf niet direct antwoord, maar bloosde een beetje. Dit maakte Svapna nog nieuwsgieriger. ‘Zeg me toch, wat is er met je te doen?’, drong ze aan.
Hema aarzelde een beetje. Toen vroeg ze zachtjes: ‘Svapna, als een jongen je vertelt, dat hij zoveel van
| |
| |
je houdt, dat hij voor je zou willen doodgaan, wat zou je dan doen?’ ‘Ik zou niets zeggen’, zei Svapna. ‘Maar als jíj ook om hem geeft?’, wilde Hema weten. ‘Juist daarom bleef ik stil. Anders zou ik hem ronduit zeggen: ‘Shriman, apna rasta napo’ (meneer, maak dat u wegkomt), lachte Svapna. ‘Oh, en verder?’. ‘Wat verder. Laat het initiatief rustig aan hem over. Als hij een echte man is, dan zal hij wel trachten je te omhelzen. Maar je moet hem daartoe geen kans geven. Hoe minder je toegeeft, hoe meer hij het zal proberen, en des te meer zal hij van je houden’. Svapna sprak uit ervaring.
Hema slaakte een zucht van verlichting. ‘Gelukkig is het dus goed geweest’. Maar toen legde ze gauw haar hand op haar mond. Het was echter te laat. Eén moment stond Svapna haar met open mond aan te gapen, maar het volgende ogenblik schudde ze haar door elkaar. ‘Is het waar, Hema? Wie is hij, vertel op. Dit is groot nieuws!’ Hema zei niets, maar Svapna was er niet naar om haar nieuwsgierigheid onbevredigd te laten. Ze bewerkte Hema van alle kanten, totdat deze tenslotte toegaf. ‘Acchha, ik zal het je zeggen. Maar je moet het aan niemand vertellen, samjhi’ (begrepen), voegde ze er blozend aan toe.
En toen vertelde Hema in het kort, wat er gisterenavond gebeurd was. ‘Ik was alleen thuis. Vader en Moeder waren in de kino, en mijn broer was er ook niet. Ik zat een boek te lezen, toen ik iemand op de deur hoorde kloppen. Ik deed open en zag daar een knappe jongeman staan: het was Mridul. Hij is een kennis van mijn broer Sharat. Ik had ze een paar keer samen gezien. En eens toen ik met hem in soda-fountain zat was Mridul naar onze tafel gekomen. Sharat had ons toen aan elkaar voorgesteld. Nadien had ik hem niet meer gezien. En nu stond hij voor me, en vroeg of hij binnen mocht komen. Ik zei hem dat Sharat niet thuis was. Maar hij zei dat hij niet voor mijn broer was gekomen’. Hier hield Hema op. Ze was tot achter haar oren rood
| |
| |
geworden. Het kostte haar blijkbaar moeite om door te gaan. Maar Svapna nam geen genoegen met alleen een deel van het verhaal. Hema moest verder vertellen. ‘Ik liet hem binnen en wees een stoel aan. Hij ging echter op de sofa zitten, en vroeg me naast hem plaats te nemen. Na enige aarzeling ging ik zo ver mogelijk van hem af zitten. Hij zei dat hij me een paar keer had gezien, en nu zonder mij niet langer kon leven. Enfin, de rest weet je al. Ik wist niet hoe ik me moest houden en wat ik moest doen, omdat ik helemaal geen ervaring in dit soort dingen heb. Maar ik ben blij dat ik juist heb gehandeld’.
Svapna omnelsde haar: ‘Badhai, badhai (gefeliciteerd)! Wat ben ik blij voor je’. Giechelend kneep ze Hema in haar schouder en zei: ‘Ab tera roza bhi tut gaya’ (nu is ook aan jouw vasten een eind gekomen). Hema gaf een kreet van pijn en probeerde haar plaaggeest te grijpen. Maar Svapna was al de deur uit om het grote nieuws aan haar vriendinnen te gaan vertellen. Ze haastte zich naar het huis van Arti, waar ze wist dat ze de meisjes zou aantreffen. Toen ze met veel drukte en hijgend als een locomotief binnenviel, stootte Bela met haar elleboog Arti aan, en Roshni en Vibha onderbraken hun gesprek. ‘Jullie zitten hier maar te babbelen. De Himálaya staat in brand, en jullie weten het niet eens’, wist Svapna er met moeite uit te brengen.
Deze mededeling bracht een geweldige opschudding teweeg. De meisjes begonnen door elkaar te praten en te schreeuwen. Toen Svapna een beetje op adem gekomen was, vertelde ze in geuren en kleuren, hoe Hema eindelijk in vuur en vlam was geraakt. De meisjes waren diep onder de indruk, en ze besloten Hema direct te gaan feliciteren. En zo gebeurde het ook. Hema keek verwijtend naar Svapna, maar ze moest het verhaal nogmaals vertellen. Plotseling constateerde Vibha heel nuchter: ‘Je hebt ons niet gezegd wat Mridul doet’. Waarop Hema antwoordde: ‘Wees maar gerust. Hij is hoofdonderwijzer op een school hier. Maar hij vertrekt over twee dagen naar Nickerie, waar hij tot hoofd van een school is benoemd’. Toen Roshni de mogelijkheid opperde, of ze Mridul ook konden zien, zei Hema snel: ‘Na baba na (neen hoor); dat gaat niet. Hij zou het niet goed vinden. En buitendien ken ik hem nog nauwelijks’. En daarbij bleef het voorlopig.
De grote verandering, die zich in Hema had plaats gegrepen, was nu het onderwerp van gesprek voor de meisjes geworden. Ze waren vreselijk nieuwsgierig naar de geheimzinnige Mridul, die de oorzaak van deze verandering was. Hema had haar schroom nu afgelegd, en vertelde hun gewoon over de inhoud van de brieven die ze van Mridul ontving. Haar vriendinnen vroegen telkens naar haar ‘Nikerivala’ (man van Nickerie), zoals ze hem hadden gedoopt. En Hema gaf ze gedienstig en geduldig antwoord. Zelfs liet ze hun af en toe een brief zien. Op de enveloppe, die een poststempel van Nieuw-Nickerie droeg, stond met een krachtige mannenhand geschreven: Aan Mej. Hema Vidyaprakash, Malebatrumstraat 143, Paramaribo. En de brief begon met de aanhef: Meri pyari Hema (Mijn liefste Hema).
Zo leefden de vriendinnen van Hema intens mee met de wederwaardigheden van haar afwezige vriend. Maar op een dag, toen Svapna haar vroeg, hoe het met haar Nikerivala ging, zei Hema niets en liep weg. Svapna kon haar nog juist bij de schouder grijpen. ‘Waarom vlucht je weg? Wat is er gebeurd?’ Hema zei nog steeds geen woord, maar er kwam een verbeten trek om haar mond. Toen vroeg Svapna haar, of er iets met haar Nikerivala te doen was. ‘Hoe gaat het met hem?’. Hema haalde onverschillig haar schouders op en krulde haar lip. Op minachtende toon zei ze: ‘Jahannum men jae Nikerivala (laat de Nikerivala naar de hel lopen). Ik wil niets met hem te maken hebben’. En ze liep weg. Svapna keek haar hoofdschuddend na. Toen haastte ze zich om de andere meisjes van dit nieuws op de hoogte te brengen. Geen van de vriendinnen kon er iets van begrijpen, en het lukte hun ook niet achter het ge- | |
| |
beurde te komen. Hema wou er helemaal niet over praten. En hiermee eindigde voor Hema's vriendinnen een zo veelbelovend begonnen romance op teleurstellende wijze.
Voor Hema was de zaak echter niet afgedaan. Haar hart kromp ineen, als ze eraan dacht, wat toch het einde zou zijn van dit alles. Zo zoetjes aan was het haar duidelijk geworden, dat Mridul niet langer een speels product van haar verbeelding was, maar dat hij nu een levend mens van vlees en bloed was geworden. Sinds ze met het spelletje begon was ze totaal veranderd. Ze was intussen waanzinnig verliefd geraakt op Mridul, en ze voelde dat ze niet meer buiten hem kon. Ze betrapte zich erop, dat ze gedurig aan hem dacht: wat hij op dit ogenblik deed, wat hij at, hoe hij zich in Nickerie voelde, en zo meer. Ofschoon ze wist, dat Mridul niet bestond, moest ze toegeven dat ze volkomen door hem werd beheerst. En dit beangstigde haar.
Hae Bhagvan, wat was ze toch begonnen! Alleen maar om niet door haar vriendinnen uitgelachen en beklaagd te worden, had ze dit toneelstuk opgevoerd. Maar nu dreigde zij zelf het slachtoffer van haar rol te worden. In het begin verzon ze slechts brieven, die zogenaamd door Mridul aan haar waren geschreven. Deze deed ze in een enveloppe, waarop ze haar eigen naam en adres schreef, en zond ze met een begeleidend briefje aan haar vriendin in Nieuw-Nickerie. Die had niets anders te doen dan de brieven daar op de post te doen. Maar later begon Hema deze zelfgeschreven brieven ook te beantwoorden. En wat merkwaardig was: ze genoot geweldig van de inhoud van zowel brief als antwoord! Tot op een avond haar de lust bekroop, om haar antwoord aan Mridul ook werkelijk te posten. Ze nam een enveloppe en schreef: Aan de heer Mridul Jyotishprasad, Laigsinghschool te Corantijnpolder, District Nickerie. Een hele tijd bleef ze met de brief in haar hand spelen. Haar verstand zei haar, dat ze bezig was iets onverstandigs te doen. Maar haar gevoel dwong haar om door te zetten. En ze bracht de brief naar het postkantoor.
In een peinzende stemming fietste ze naar huis, bedenkend dat er maar twee mogelijkheden waren. Bestond er niemand van die naam, dan zou de brief onbestelbaar zijn, en dan moest ze hem per kerende post terug krijgen, want ze was niet vergeten de naam van de afzendster aan de achterkant te vermelden. Maar als er werkelijk zo iemand bestond? Dan kon één van twee dingen gebeuren: òf de man was al getrouwd, en dan liep ze groot kans een felle brief van hem of zijn vrouw te ontvangen; òf hij was ongetrouwd, en dan.... Hema voelde een rilling door haar lichaam gaan, en ze wou niet verder denken.
Enige dagen lang leefde Hema in grote spanning. Telkens verwachtte ze een brief uit Nickerie. Wat een geweldige gebeurtenis zou dat niet zijn! Zonneklaar zou daaruit blijken, dat de liefde iets eeuwigs is, dat de dood trotseert. Immers, hier zou sprake zijn van twee smachtende zielen, die reeds in een vorig leven van elkaar hielden, doch elkaar niet konden vinden. Pas in dit leven werden ze verenigd, omdat ze aldoor naar elkaar hadden verlangd. Het zou een klassiek geval zijn. Had niet Parvati gedurende zeven lange levens naar Shiva gesmacht, tot ze hem uiteindelijk vond? Wellicht zou haar liefdesverhaal dienen als stof voor een succesvolle roman, en misschien zou er ook een film van worden gemaakt. Hema gloeide van liefde voor haar afwezige minnaar.
Niets van dit al gebeurde echter. Er gingen enige dagen voorbij, zonder dat ze een brief uit Nickerie ontving, en ook kreeg ze haar eigen brief niet terug. Ze was hopeloos verliefd op Mridul, en schreef hem nu geregeld brieven die ze telkens op de post deed, ook al kreeg ze nimmer antwoord. Ze stond voor een raadsel, maar ging onvermoeid door met schrijven. De kwestie begon erg pijnlijk te worden, en Hema zag heel
| |
| |
goed in dat ze dom handelde. Haar vreemde gedrag had reeds de aandacht van haar moeder getrokken, en die begon zich al zorgen te maken over haar gezondheid. Soms wou Hema zich van deze smartelijke geschiedenis losmaken. En ze werd kwaad op zichzelf, dat ze het niet al had gedaan. Ze had in zo'n gemoedstoestand verkeerd, toen ze Svapna zei dat die hele Nikerivala haar gestolen kon worden.
Maar haar goede voornemens liepen op niets uit. Ze kreeg het gevoel, dat ze Mridul ontrouw zou worden, als ze een streep onder haar verleden trok. Mridul was voor haar niet langer een fictie, doch een realiteit die haar wezen geheel in beslag nam. Het beeld dat ze zich van hem had geschapen, was al lang bezield geraakt. En Hema huiverde ervoor om dit tot leven gekomen beeld te vernietigen. Ze kon er maar niet toe komen de correspondentie te staken. Wel legde ze zich een beperking op: ze schreef nu iets minder frequent. Maar haar brieven werden inniger en ontroerender. Een compensatie voor vermindering van hun aantal?
Op een avond zat Hema in haar kamer weer zo'n liefdesbrief aan Mridul te schrijven, toen Sharat haar kwam zeggen, dat iemand haar wilde spreken. ‘Wie is het?’ vroeg ze. ‘Ik ken hem niet’, antwoordde haar broer, ‘maar hij zegt dat hij je kent’. En terwijl hij Hema een klop op haar schouder gaf, voegde hij er nog ondeugend aan toe: ‘Acchha, zo staan dus de zaken. Je hebt me nooit iets verteld. Wees niet bang, ik laat jullie alleen hoor!’ Hema liet een verontwaardigd ‘dhat’ horen en probeerde hem te grijpen, maar Sharat was al in zijn kamer gevlucht. Gauw maakte Hema zich toonbaar. Wie kon het zijn? Sharat had gezegd dat het een man was. Wat wilde hij van haar hebben? Kon het iemand zijn, die hier kwam in verband met het straatongeluk van gisteren, waar ze ook bij betrokken was? Hema had veel lust om weg te blijven. Ze vermande zich echter, en met kloppend hart ging ze naar de voorzaal.
Toen ze binnentrad, stond de bezoeker op en deed enige stappen in haar richting, terwijl hij met gevouwen handen ‘Namaste Hema’ zei. Bij het horen van haar naam verstijfde Hema even. Werktuigelijk bracht ze haar handen bij elkaar en groette hem alleen met ‘Namaste’ terug. Hoe kwam hij aan haar naam? Kende hij haar werkelijk? Nu leek het Hema, alsof ook zij hem kende. Was het heus? Ze kon haar ogen niet geloven. Haar adem stokte en haar ogen puilden uit hun kassen. Plotseling voer een rilling door haar leden en de hele kamer begon te draaien. De bezoeker had zijn mond open gedaan, en Hema hoorde hem zeggen: ‘Meri pyari Hema, hier staat jouw Mridul voor je. Ik heb al je brieven ontvangen, hoewel ze naar de Laigsinghschool werden gezonden. Maar ik heb ze niet beantwoord, omdat ik er eerst zeker van wou zijn, dat het geen grap was. Vandaag is de vacantie begonnen, en ik ben direct hierheen gevlogen. Nu zie ik dat ik de gelukkigste man van de wereld ben’.
Maar Hema had de laatste woorden niet meer gehoord. En toen Mridul met uitgestoken armen op haar toeliep, sloeg ze bewusteloos achterover tegen de vloer.
|
|