Soela 1962-1964
(1962-1964)– [tijdschrift] Soela– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
caribische literatuur in wordingV.S. NAIPAUL Wanneer wij ons afvragen waarom wij romans en verhalen lezen, dan zullen wellicht velen antwoorden: om ons te verstrooien, voor ontspanning, of om wat te leren. Maar een boek zal ons gewoonlijk slechts dan ontspanning geven, wanneer het ons weer naar ons zelf terugvoert, wanneer wij er iets in vinden van onze eigen verlangens en dromen of van onze eigen ervaringen en moeilijkheden. Het lezen van een boek waarin we deze dingen vinden, is als de kennismaking met een mens, waarin we plotseling een vriend herkennen, iemand die ons begrijpt en waarmee we ervaringen kunnen uitwisselen, iemand die ons rijker maakt en waardoor we ons minder eenzaam voelen. Blijft alles in het boek vreemd voor ons, dan is het misschien bruikbaar als studiemateriaal voor het denken en voelen van andere, vreemde wezens, maar we hadden dan bijna even goed een biologische beschrijving van een mierenkolonie kunnen lezen of een psychiatrisch rapport. Men klaagt vaak dat in Suriname weinig gelezen wordt, maar misschien is een van de oorzaken hiervan, dat we hier nog nauwelijks een eigen Surinaamse literatuur bezitten, dat de Surinaamse mens zichzelf niet terugvindt in de hoofdzakelijk Nederlandstalige letterkunde die hem geboden wordt. En die werken uit de wereldliteratuur waarin op sublieme wijze het algemeen menselijke tot uitdrukking wordt gebracht, of deze nu uit het oude Griekenland, of uit Rusland of uit India afkomstig zijn, eisen vaak een zekere voorstudie en schrikken soms juist door hun beroemdheid af. Nu is de Surinaamse romanliteratuur uiterst beperkt, maar de laatste jaren ontwikkelt zich in het Caribisch gebied een thans reeds vrij uitgebreide literatuur. En wanneer U daarvan kennis neemt, zult U misschien met verbazing en blijdschap merken, dat het leven en denken en voelen van de schrijvers uit het ons omringend gebied U zeer na staan. Als voorbeeld van zo'n werk uit het Caribisch gebied besprak ik destijds voor de radio ‘A House for Mr. Biswas’ van de Trinidadiaanse schrijver V.S. Naipaul, een werk dat, ook volgens de Engelse kritiek, gerekend kan worden tot de wereldliteratuur, en een van de tien beste werken van 1961 is genoemd. De schrijver werd geboren uit Hindostaanse ouders op Trinidad. Hij bezocht daar de middelbare school en vertrok daarop met een studiebeurs naar Oxford in Engeland. Hij debuteerde met ‘The Mystic Masseur’, een satirische geschiedenis van een mislukte onderwijzer, die op een goede dag ontdekt dat hij zieken kan genezen, of liever gezegd, dat men denkt dat hij zieken | |
[pagina 2]
| |
kan genezen, hiervan een winstgevend bedrijf maakt, dan in de politiek terecht komt, waarbij hij zijn oorspronkelijk tamelijk revolutionaire ideeën langzamerhand geheel prijsgeeft, en daarvoor tenslotte in een Britse orde wordt verheven, waarop hij zijn naam van Ganesh Ramsumair verandert in G. Ramsay Muir Esq. M.B.E. Eveneens sterk satirisch is de beschrijving van een verkiezingscampagne op het platteland in ‘The suffrage of Elvira’, waarbij Hindoes, Mohammedanen en Creolen tegen elkaar opgehitst en uitgespeeld worden, allerlei schone beloften worden gedaan, tot een van de candidaten gekozen is en het kiesdistrict Elvira weer aan zijn lot wordt overgelaten. Een van mijn Hindostaanse leerlingen gaf als commentaar op dit boek; dit is precies als bij ons in het district, vooral die verhouding tussen Hindoes en Mohammedanen. Na ‘Elvira’ verscheen ‘Miguel Street’, een reeks schetsen van de verschillende bewoners van een straatje in Port of Spain. Misschien herinnert U zich dat Voorhoeve een van deze schetsen in het Nederlands heeft vertaald en voor de radio voorgelezen. Rellum maakte van een van de verhalen een Surinaamse vertaling. Hoewel ook in ‘Miguel Street’ het satirische element niet ontbreekt, worden de verschillende figuren toch met meer liefde en warmte beschreven en naderen we hier aan een algemeen menselijke humor, die in ‘Mr. Biswas’, waarover zo meteen, geheel bereikt is. Na voltooiing van laatstgenoemde roman kreeg Naipaul een reisopdracht van de Trinidadiaanse regering, waardoor hij na 10 jaar zijn geboorte-eiland weer terugzag en tevens verschillende andere landen in de omgeving bezocht, ook Suriname. Misschien dat enkele lezers Naipaul twee jaar geleden ontmoet hebben. Hel resultaat van deze reis was ‘The middle passage’, waarin ook een hoofdstuk aan Suriname is gewijd.
Nu ‘A House for Mr. Biswas’. Mr. Biswas (merkwaardig genoeg noemt de schrijver hem ook als kleine jongen al ‘Mister’ en wordt de voornaam Mohun slechts zelden genoemd) werd geboren als zoon van een arme suikerarbeider op een plantage op Trinidad. Waarschijnlijk zou hij evenals zijn oudere broers opgegroeid zijn tot landarbeider, wanneer de vader niet verdronken was en de moeder met de twee jongste kinderen was komen wonen op het erf van een zuster, waarvan de sociale omstandigheden wat beter zijn. Daardoor kan de jongen een school bezoeken, waar hij al spoedig uitmunt in het schoonschrijven. Hoewel Mr. Biswas arm is wordt hij op feestdagen door zijn tante met respect behandeld, daar hij tot de kaste der Brahmanen behoort. Een opleiding tot pandit loopt echter op een jammerlijke mislukking uit, daar Biswas een heilige boom op het erf van de priester verontreinigt. Als winkelbediende is hij evenmin een succes. Dan echter gaat hij zich toeleggen op het schilderen van opschriften voor winkels en café's. Hij zoekt voorbeelden voor mooie reclame in buitenlandse tijdschriften en komt zo ook tot het lezen van boeken. Voor het schilderen van een reclame komt hij in de dorpswinkel van de als rijk bekend staande familie Tulsi en daar wordt hij een beetje verliefd op een van de dochters, Shama, die in de winkel helpt. Zodra de familie, bestuurd door de oude Mrs. Tulsi en haar oudste zwager Seth, dit in de gaten krijgt, is Mr. Biswas zonder dat hij het eigenlijk zelf wil, getrouwd, zonder bruidsschat en zonder priester, maar op de Burgerlijke Stand, en ook tegen de Hindostaanse gebruiken in, ingelijfd bij de schoonfamilie Tulsi. De Tulsi's geven namelijk de twee enige zoons een zeer zorgvuldige opvoeding, maar zijn voor de vele dochters weinig kieskeurig. De enige eis die zij aan een echtgenoot stellen is het behoren tot de Brahmaanse kaste. Na het huwelijk kan schoonzoon als een tweederangsfiguur ergens in het grote huis wonen of aan het werk gezet worden in een van de vele ondernemingen van de familie. Biswas en Shama krijgen een plek toegewezen in een van de grote kamers van het volle en rommelige huis, maar Mr. Biswas kan zich niet schikken in de rol van dociel familielid. Door zijn sarcasme en zijn hatelijke opmerkingen wordt hij als een lastige herriemaker beschouwd. Om hem kwijt te zijn mag hij een armoedige winkel van de familie beheren op plantage. In het begin gaat de zaak vrij goed, maar nadat een priesterzwager de inwijding heeft gehouden, worden de verdiensten steeds minder en betalen de schuldenaars steeds slechter. Een echt tehuis wordt het daar nooit, want Shama leeft nog meer in haar moeders huis dan bij haar man, en bij de Tulsi's worden ook de kinderen die zij krijgen opgevoed. | |
[pagina 3]
| |
Nadat het met de winkel helemaal is misgelopen, plaatst de familie de nog altijd lastige Mr. Biswas als opzichter op een van haar suikerplantages. Hoewel hij ook hier weinig geschiktheid voor heeft, probeert hij daar toch te sparen om zijn ideaal in vervulling te doen gaan: een huis voor zich zelf te bouwen, een huis waarin hij niemand rekening verschuldigd is en waarin hij zichzelf kan zijn. Het huis wordt door gebrek aan geld slechts half afgebouwd. Biswas heeft in een periode van ruzie met vrouw en familie zijn zoontje meegenomen. In een hevige stormbui wordt het huisje bijna weggewassen en Biswas wordt daarna, ziek door verwaarlozing, weer naar het familiehuis gebracht. Wanneer hij beter is vertrekt hij naar Port of Spain, omdat hij niet weer opnieuw bij de familie die hij haat, wil worden ingelijfd. Zijn vrouw en hun vier kinderen laat hij achter. In Port of Spain bezorgen zijn sarcasme en belezenheid hem een baan als verslaggever bij een krant en al heel spoedig heeft hij de sensationele stijl te pakken. Mr. Biswas is nu een man met een zekere status geworden en al spoedig heeft een verzoening met de familie plaats. Mrs. Tulsi komt voor de opvoeding van haar zoons door de week in de stad wonen en de familie Biswas trekt bij haar in. Weer is hij ingelijfd, hoewel hij nu iets meer ontzien wordt. Met enige onderbrekingen blijft hij in dit stadshuis, waar het in en na de oorlog nog voller en rommeliger wordt dan in het oorspronkelijke familiehuis, omdat alle schoolgaande kinderen van de familie daar wonen, en de enige plaats waar Mr. Biswas kan werken is zittend op zijn bed. Maar kort na de oorlog wordt Mr. Biswas ambtenaar op een nieuw departement, zoiets als bij ons V. en V., en daardoor komt hij financieel in betere doen. Hij kan zich met gouvernementssteun een auto aanschaffen en hij spaart voor zijn droom: een eigen huis. Uiteindelijk koopt hij dit huis. Wel betaalt hij veel te veel, blijkt het huis allerlei gebreken te hebben en kan hij de hypotheek nauwelijks opbrengen, wanneer het departement wordt opgeheven en hij weer terugvalt op het journalistensalaris, maar hij is nu een vrij man geworden. Hier volgt een vertaling van de proloog van het boek, eigenlijk het einde van de geschiedenis:
Tien weken voor hij stierf werd Mr. Mohun Biswas, een journalist wonende Sikkim Street, St. James, Port of Spain, ontslagen. Hij was al een tijd lang ziek. Binnen een jaar had hij meer dan negen weken in het Hospitaal gelegen en nog langer thuis nagekuurd. Toen de dokter hem adviseerde vollledige rust te nemen, had de Trinidad Sentinel geen keuze. Mr. Biswas kreeg nog drie maanden zijn salaris en tot zijn sterfdag iedere ochtend een gratis exemplaar van de krant. Mr. Biswas was 46 en had vier kinderen. Hij had geen geld. Zijn vrouw Shama had geen geld. Op het huis in Sikkim Street, dat het eigendom was van Mr. Biswas, en dat vier jaar lang zijn eigendom was geweest, stond een hypotheek van 3000 dollar. De rente hiervan à 8 procent, bedroeg 20 dollar per maand, de huur van de grond was 10 dollar. Twee kinderen waren op school. De twee oudste kinderen, die Mr. Biswas hadden kunnen steunen, waren alle twee met beurzen in het buitenland. Het stemde Mr. Biswas tot een zekere tevredenheid, dat Shama in deze omstandigheden niet regelrecht naar haar moeder liep om hulp. Tien jaar geleden zou dat haar eerste gedachte zijn geweest. Nu probeerde ze Mr. Biswas te troosten en bedacht ze zelf allerlei. ‘Aardappels’, zei ze. ‘We kunnen aardappels verkopen. De prijs in deze buurt is 8 cent per pond. Als we nu voor 5 cent kopen en voor 7 cent verkopen....’ ‘Reken maar op het slechte bloed van de Tulsi's’, zei Mr. Biswas. ‘Ik weef dat jullie stel Tulsi's financiële genieën zijn. Maar kijk eens goed om je heen en tel het aantal mensen dat aardappels verkoopt. We kunnen beter de oude auto verkopen’. ‘Nee. De auto niet. Maak je maar geen zogren. We komen er wel’. ‘Ja’, zei Mr. Biswas geprikkeld. ‘We komen er wel’. Er werd niet meer over de aardappels gesproken en Mr. Biswas dreigde niet meer met verkoop van de auto. Hij had geen zin meer iets tegen de wensen van zijn vrouw in te doen. Hij was haar oordeel gaan aanvaarden en had ontzag voor haar optimisme. Hij vertrouwde haar. Sinds ze in het huis waren gaan wonen had Shama een nieuwe saamhorigheid geleerd met hem en de kinderen; weg van haar moeder en zusters kon ze dit zonder schaamte tot uitdrukking brengen, en dit was voor Mr. Biswas bijna een even grote overwinning als het verwerven van zijn eigen huis. | |
[pagina 4]
| |
Hij beschouwde het huis als zijn eigendom, hoewel het voor jaren hopeloos verhypothekeerd was. En gedurende deze maanden van ziekte en wanhoop werd hij telkens weer getroffen door het wonder van het wonen in een eigen huis, door de vermetelheid daarvan: om door zijn eigen poort binnen te komen, om iedereen die hij wilde buiten te kunnen sluiten, om zijn deuren en ramen iedere nacht te sluiten, om geen geluiden dan van zijn eigen gezin te horen, om vrij door de kamers te lopen en over zijn erf, inplaats van zoals vroeger veroordeeld te zijn zich zodra hij thuiskwam terug te trekken in de volle kamer in een of ander huis van Mrs. Tulsi, vol Shama's zusters, hun mannen, hun kinderen, Als kind was hij van het ene huis naar het ander verhuisd; sinds zijn trouwen had hij het gevoel dat hij alleen maar in huizen van de Tulsi's had gewoond, in Hanuman Huis in Arwacas, in het verrotte houten huis in Shorthills, in het ongeriefelijke betonnen huis in Port of Spain. En nu eindelijk bevond hij zich in zijn eigen huis, op zijn eigen halve perceel, zijn eigen stukje van de aarde. Dat hij hiervoor verantwoordelijkheid droeg scheen hem in deze laatste maanden verbijsterend.
De geschiedenis van Mr. Biswas is niet alleen het verhaal van een Hindostaan op Trinidad, maar beschrijft de mens die zoekt naar individualiteit, die zichzelf wil zijn, onafhankelijk van de groep waaruit hij komt of waarin hij terecht is gekomen, en het eigen huis is de praktische voorwaarde en tegelijk het symbool van deze persoonlijke vrijheid. De humor, die vaak bijtende spot wordt, is een eigenschap die Naipaul en Mr. Biswas met elkaar gemeen hebben. Mr. Biswas weet zich door deze spottende houding te handhaven, hoewel hij eigenlijk een gevoelig mens is, zoals de meeste humoristen. Naipaul beschrijft op bijzonder geestige wijze verschillende situaties, niet alleen in de Tulsi familie, maar ook daarbuiten, zoals de ruzies tussen de Sanatani's en de Ariërs, het sensationele dagbladwezen, de tot in het absurde toe op Engeland gerichte studie - Mr. Biswas volgt een schriftelijke cursus in het maken van essays en kan na een tijdje een uitstekende beschrijving van een herfstlandschap geven -, het africhten en de familietrots voor de schoolexamens. Als voorbeeld van Naipauls humor volgt hier weer een vertaalde passage. Een zoon van de familie Tulsi, Owad, heeft in Engeland een chirurgische opleiding gevolgd en komt op Trinidad terug vol communistische ideeën, die echter spoedig verdwijnen wanneer hij een goede praktijk en een rijke vrouw heeft. Hij vertelt nu aan de familie over de Indiërs uit India die hij in Engeland heeft ontmoet:
En in één middag was de eerbied van de familie voor India stukgeslagen: Owad had het land aan alle Indiërs uit India. Ze maakten de Trinidadiaanse Indiërs te schande; ze waren verwaand, achterbaks en geil; ze spraken het Engels op een rare manier uit; ze waren traag en dom en ze kregen alleen maar academische graden uit medelijden; ze waren onbetrouwbaar met geld; in Engeland gingen ze op stap met verpleegsters en andere vrouwen van lager stand en ze waren vaak in schandalen verwikkeld; ze kookten het Indische eten slecht (de enige echte Indische maaltijden die Owad in Engeland gebruikt had, waren door hemzelf gekookt); hun Hindi was vreemd (Owad had ze vaak op taalfouten betrapt); hun riten waren gedegenereerd; zodra ze in Engeland kwamen aten ze vlees en dronken ze om te laten zien hoe modern ze waren (een Brahmaanse jongen had Owad corn beef met kerrie voor de lunch gegeven); en, onbegrijpelijk, ze keken neer op de Indiërs uit de West. Owads zusters zeiden, dat ze zich nooit echt hadden laten beetnemen door Indiërs uit India; ze bespraken het gedrag van de uitgezonden priesters, kooplieden, doktoren en politici die ze hadden gekend; en ze werden ernstig toen ze zich van hun verantwoordelijkheid bewust werden als laatste vertegenwoordigers van de Hindoe cultuur.
‘A House for Mr. Biswas’ is een roman die wij u volledig kunnen aanbevelen om de geestige beschrijvingen, om het milieu dat veel overeenstemming vertoont met het Surinaamse en om de algemeen menselijke waarden die in het geding worden gebracht. Wij hopen dat het lezen van dergelijke boeken de Surinamers zal inspireren ook tot schrijven te komen en zo bij te dragen tot de Surinaamse literatuur, die deel zal moeten uitmaken van de Caribische literatuur en uiteindelijk van de wereldliteratuur. |
|