Hoofdstuk 1 Inleiding
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (S.C.P.) heeft als opdracht een samenhangende beschrijving van de sociale en culturele situatie in Nederland te geven, voorstellen te ontwikkelen over hoe op dat terrein beleid gevoerd zou kunnen worden en tenslotte na te gaan, hoe het beleid in werkelijkheid gevoerd wordt (Koninklijk Besluit van 30.3.1973 - stb. 175). Wat het eerste deel van deze taak betreft, moet het Bureau in navolging van wat reeds in vele landen gebeurt op gezette tijden een zogenaamd Sociaal en Cultureel Rapport uitbrengen dat een overzicht geeft van de stand van zaken op sociaal en cultureel terrein, inclusief de ontwikkelingen die zich bezig zijn te voltrekken.
Om nu tot een dergelijk Rapport te komen, kan men zich voorstellen dat het Bureau zoveel mogelijk personen en instanties zou raadplegen over de wensen en opvattingen die zij hebben met betrekking tot wat er in het rapport moet staan en hoe het opgesteld dient te worden. Hiermee wordt immers bereikt dat het rapport zoveel mogelijk aansluit bij de voorstellingen van de gewone burger, de vele werkers en de vele wetenschappelijke en beleidsinstanties op maatschappelijk en cultureel terrein. Deze weg is echter moeilijk begaanbaar en wel omdat men in het algemeen wel de noodzaak ziet van een Sociaal en Cultureel Rapport en wensen kan formuleren voor het eigen werkterrein, maar zich toch moeilijk een idee kan vormen van het geheel. Daarom is een andere procedure gekozen. Er wordt een eerste rapport opgesteld zonder uitvoerige raadpleging van de betrokkenen; de reacties op dat rapport, suggesties en kritiek (men heeft nu immers een voorbeeld bij de hand) zullen voor het Bureau richtsnoer zijn bij de opstelling van de volgende rapporten.
Het Rapport 1974 - dat dus als een eerste proeve te beschouwen is - wordt dan nu ook aan betrokkenen aangeboden, met het verzoek om zoveel mogelijk suggesties te geven die de informatie en het inzicht in de toekomst kunnen verbeteren.
Wat de opbouw van het Rapport betreft, valt nog het volgende op te merken.
Kern vormt de beschrijving van de situatie van het maatschappelijk en cultureel welzijn in deel III, en wel naar 10 sectoren. In de beschrijving van deze 10 sectoren is slechts getracht een tour d'horizon te geven van wat er aan de orde is in het sociaal en cultureel beleid. Deel III moet dan ook opgevat worden als een soort ‘groepsfoto van familieleden’, met alle kenmerken van dien. De verschillende sectoren zijn sterk afhankelijk van een aantal algemene ontwikkelingen, waarvan de belangrijkste zijn de demografische, de economische en de ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. In deel II staat in grote trekken een aantal elementen op deze gebieden opgesomd die waarschijnlijk van belang zijn voor het maatschappelijk en cultureel welzijn.
Ofschoon de relatie tussen de diverse gebieden, behandeld in deel III, op verschillende punten aangegeven wordt, moet men deze toch vooral zoeken op twee plaatsen die de onderlinge relatie tussen de diverse beleidsterreinen speciaal tot onderwerp hebben; nl. in deel IV dat handelt over de concentratie van tekorten bij enkele bevolkingsgroepen en de concentratie in het gebruik van voorzieningen, en in deel I, hoofdstuk 2, waar in een algemeen commentaar verbindingen tussen de diverse sociale en culturele sectoren gemaakt worden.
Het moge duidelijk zijn dat de verbindingen tussen de verschillende sectoren op het maatschappelijk en cultureel terrein pas goed bestudeerd kunnen worden door middel van methoden en technieken (zoals het ontwikkelen van sociale indicatoren en modelbouw) die het mogelijk maken de werking van de diverse sectoren op elkaar - en vooral ook in hun kwantitatieve verhoudingen - na te gaan. In diverse landen wordt aan zo'n instrumentarium gewerkt. Het spreekt vanzelf dat ook op het S.C.P. ruimschoots aandacht wordt geschonken aan dit onderwerp. Deze arbeid bevindt zich echter nog in een beginstadium. De produkten zijn nog zeer abstract en vaak weinig beleidsrelevant, met name ook omdat de opgenomen elementen weinig beleidsvatbaar zijn. Wanneer deze achterstand is ingelopen, zullen de nieuwere benaderingen in volgende rapporten een rol spelen.