| |
| |
| |
| |
De draaideur
* Hans Böhm
Het was lekker weer en ik was 22 jaar.
Bobby, de Amerikaan die tijdens zijn leven reeds een legende geworden was, kwam in Reykjavik niet op dagen voor zijn tweede matchpartij om het wereldkampioenschap. Max, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de wereldschaakbond, had geen keus en verklaarde de partij voor Boris als technisch gewonnen. De stand werd daarmee 2-0 voor de Rus en de match dreigde vanwege nog veel meer problemen niet meer door te gaan. We zaten midden in de Koude-Oorlog sfeer en het leek wel alsof Reykjavik het brandpunt van New York en Moskou was geworden. De schaaksport stond even in de absolute belangstelling.
| |
| |
Jan speelde een toernooi in een buitenland en ik voelde me niet op mijn plaats in de Zilverberg, een studentenflat in Amsterdam-Noord. We hadden daar zo'n typisch studentenkamertje met gemeenschappelijke keuken, dat slechts als vluchtheuvel diende in een reislustig leven.
Ook Nederland was in de ban van de tweekamp; in alle dag- en weekbladen, op de radio en op tv, werd er gespeculeerd.
Dat begon al voor de match toen Fischer de stoel van Spassky liet demonteren omdat er bij een Röntgen-onderzoek een kleine onregelmatigheid was waargenomen. Het bleken wat dode vliegen te zijn, maar toch. Verder had Fischer een lijst van eisen aan de organisatie overhandigd en speelde er een groot conflict met de filmmaker Fox. Er zou een film komen waarbij Fischer en Spassky natuurlijk de hoofdrollen hadden maar hoe zat het met de rechten en de gelden? Fischer liet niet met zich sollen! Hij kwam zelfs niet eens opdagen bij het officiële begin. Het Russische kamp eiste bloed volgens de reglementen. En Euwe trotseerde en slikte en bemiddelde, alleen maar om de match te redden.
Dat wat een stille strijd van 2 schakers had moeten zijn, uitgevochten op een bord met 64 velden, groeide grotesk uit tot een warboel van conflicten. Het werd voor de schaker een bijkans dwingende noodzaak om een keus te maken voor het ene of het andere kamp. Maar wie wist er nou werkelijk wat?
Hein Donner gaf in het Psychologisch Laboratorium in Amsterdam een live-verslag van de lopende partij en de zaal was altijd propvol. Euwe en Mühring probeerden in een Snip&Snap-vorm op de televisie de hoogtepunten uit de match aan het volk uit te leggen. Mühring speelde daarbij de rol van Snip met zoveel overtuiging dat men de indruk kreeg dat hij het echt niet begreep.
Maar, zoals gezegd, ik voelde me niet op de juiste plaats en nam me voor om naar Reykjavik te gaan zodra Fischer de derde partij zou spelen.
Fischer kwam en won en ik ging.
De reis verliep vlotjes. Bij het reisbureau bleek al snel wat te doen. Een retourtje Reykjavik kostte zo'n ƒ 2.500, -. Maar een retourtje New York, met als tussenlanding Reykjavik, slechts ƒ 500, - als je tenminste in Luxemburg opstapte als stand-by. Geen touw aan vast te knopen natuurlijk, maar het had te maken met intercontinentale vluchten en het verschil in benzine-prijs en meer van die dingen. Ik hield meer van de mazen dan van de netten, nam een visum voor de U.S.A. en liftte naar Luxemburg met de
| |
| |
gebruikelijke reisbescheiden: paspoort, tandenborstel, flesje tabasco. De keuken van sommige landen is niet te vreten en tabasco was een goede vriend in onze kringen. Dit keer had ik ook een oude voetbalclub-kaart van Xerxes meegenomen met op een strategische plaats mijn fotootje, dat zou als pers-kaart wel afdoende zijn voor een IJslander. Het liften ging niet zo snel als ik gewend was. Dat kwam doordat het te warm was voor de generaalsjas. Huib was ooit eens met een jas het café binnen gekomen waar iedereen even stil van werd. Een lange zwarte zwaar gevoerde lakense jas met gouden epauletten en knopen. Hij zat mij als gegoten. We spraken altijd van de generaalsjas maar het was eigenlijk een uniform van de zeemacht, je voelde je in die jas veilig op de voorplecht in het heetst van de strijd bij stormkracht 13 terwijl achter je het schip verging. In de generaalsjas liftte ik niet, ik stopte auto's, wijdbeens, 1 arm op de rug, de ander met de hand omhoog, sommeerde een reis-richting, mompelde iets over landsbelang met een Amerikaans accent en keek verder stuurs voor me uit. Er zijn landen waar ze gewone lifters altijd laten staan, maar voor deze generaalsjas stopte iedereen.
In Luxemburg bleken er veel Amerikaanse studenten als stand-by op hun beurt te wachten, het was er gezellig op het vliegveld, er werd vrolijk gedronken, gerookt en gevreeën. Dit was geen wachten, dit was leven; toen ik aan de beurt was nam ik nog even een snel afscheid, en vertrok richting New York. Vlak voor Reykjavik meldde ik me ziek bij de stewardess, dat kon nooit kwaad, ik zou het later als ‘bewijs’ kunnen gebruiken en ze zouden niet blijven wachten. Toen het toestel vertrokken was ging ik naar de betreffende instantie op het vliegveld: ik kon onmogelijk verder reizen gezien mijn huidige conditie, mijn bagage was reeds geregeld met de vliegmaatschappij en zou in New York in een kluis worden gedeponeerd en verder zou ik graag even op adem willen komen in Reykjavik en of meneer mij dan nu een toeristen-visum kon geven. Ik was in die tijd behoorlijk overtuigend, soms moesten intimi mij tot de orde roepen als ik teveel in een rol zat. Ik kon oprecht kwaad worden als mij privileges werden onthouden waar ik gezien mijn gespeelde rol recht op had.
Reykjavik, here I come.
De match werd in een indrukwekkend gebouw verspeeld, het was een rustdag. Eischer stond inmiddels voor met 5-3, hij had de teleurstellende nasmaak van zijn totaal onnodige achterstand helemaal weggespoeld met 4 klinkende overwinningen en 2 remises. What a guy.
De eerste nacht, kouder dan je aan de dag zou vermoeden, bracht ik door in het afgesloten, openbare toilet annex douche-ruimte, dat op het terrein
| |
| |
voor de schaakhal stond. Daar dit tevens het toilet was voor het geïmproviseerde tenten-kamp werd het een onrustige nacht. Ik probeerde de toegangsdeur nog te blokkeren maar dat werkte niet.
Ik verliet bij het krieken 't toilet omdat de aanloop begon te irriteren en sommigen zelfs zingend gingen douchen. Het was nog stil op straat. Al snel liep ik te fluiten en laafde me aan die rijke, onzichtbare bron die het bloed sneller doet stromen. HIER liep ik, HIER zou het straks gebeuren, partij 9 stond op het programma.
Ik zag een totaal leeg zelfbedienings-restaurant met alleen een duidelijk eenzame cassière achterin. Ik vulde m'n blaadje met allerhande, zodat de maag voorlopig geen rol meer zou spelen. De cassière was een goedlachse tante en geïnteresseerd wat zo'n buitenlandse jongen zo vroeg op de morgen in haar zaak deed. Tussen de happen door vertelde ik over Fischer en Spassky, over de schaakwereld in het algemeen, over mijn reis naar haar. Toen ik wegging nodigde ze me genereus uit voor het ontbijt voor de rest van mijn verblijf, ‘die paar boterhammen, dat valt toch niet op’. Ik ben er nog een paar keer geweest en hield haar als tegenprestatie op de hoogte van een vreemde wereld.
De perskaart was geen probleem en ik kon me vrijelijk bewegen in alle ruimten van het grote schaakpaleis. De perskamer met de vele experts en de vele handen, die bij iedere zet van Bobby of Boris van alle kanten stukken grijpen en weer terug zetten. Je hoorde veel Engels, Amerikaans, Russisch, het grappige IJslands.
Voor de speelzaal stonden de sterke jongens van Fox. Zij controleerden allen op camera's en alle tasjes werden opengemaakt. Het viel allemaal reuze mee en als je een paar keer voorbij was gegaan lieten ze je ook zo lopen. Kinderen mochten niet naar binnen, op uitdrukkelijk verzoek van Fischer. ‘Ja, als ze kunnen schaken heb ik er geen bezwaar tegen’ zou hij later verklaren, ‘maar niet zomaar kinderen’. Dezelfde logica zat achter zijn verzoek tot het verbieden van naaldhakken, ‘dat klikt de hele tijd en is dus storend’. Voor de buitenwereld kwam het beter uit om Fischer als een zonderling te zien, met waanbeelden en krankzinnige verzoeken, maar de schaakwereld heeft Fischer altijd geroemd om zijn sportiviteit, om zijn principes, om zijn duidelijkheid. Er zat altijd minstens een kern van redelijkheid in zijn eisen, vanuit zijn perspectief bezien. Later is hij zich gaan gedragen zoals de wereld hem toch al zag.
| |
| |
Robert James Fischer, geboren in 1943, liep met slungel-achtige tred over het podium. Wat sprak hij toch tot de verbeelding! Hij had toernooien gewonnen met scores als 11 uit 11, zoals het Amerikaans kampioenschap 1964. Hij was weggelopen van toernooien waar de eerste prijs al zeker was maar hij zich onheus bejegend voelde. Hij had al wereldkampioenschappen geboycot omdat het systeem hem niet beviel. Hij had in deze aanloop naar de titel een super-grootmeester uit Rusland, Mark Taimanov, verslagen met de ongekende score van 6-0 om vervolgens de volgende super-grootmeester, de Deen Bent Larsen, nog ongelooflijker ook te verslaan met 6-0. Deze man was inderdaad niet normaal. Omdat het prijzengeld hem niet beviel weigerde hij in eerste instantie om zelfs maar naar Reykjavik te komen.
Een Engelse miljonair sprong gelukkig op het laatste moment bij. En ondanks een onnodig verlies vanuit een simpele remise-stelling in de eerste partij was hij voor partij 2 afgereisd. En toen iedereen dacht dat-ie gek geworden was, op de vlucht voor monsters met 9 koppen, en toen hij reglementair ook nog eens met een grote achterstand werd opgezadeld, toen was-ie weer gekomen. En nu liep hij zomaar slungel-achtig over het podium en wachtte op het antwoord op 9...,b5!
9..,b5!, een zet die nog niet eerder was voorgekomen, die haarfijn de zwakke kant van 8.Lc4 aantoonde.
9..,b5, waarna het hele gebouw zachtjes ging gonzen. Het liep uiteindelijk met een sisser af, remise.
We gingen 's avonds met een groepje van de organisatie naar een van de vele discotheken. Het was al snel duidelijk, aan slaapplaatsen geen gebrek, er zaten soms wel drie potentiële slaapplaatsen zomaar bij elkaar. De gemiddelde IJslandse jongen heeft het volgende drank-systeem. Hij gaat aan de bar zitten en laat zich vollopen totdat hij letterlijk van z'n kruk lazert. Een simpel systeem. Een variant daarop kom je in de donkere hoeken tegen: zij hebben van huis uit zelfgemaakte alcohol meegenomen, met een waanzinnig percentage, zoiets als methyl, 60/70%, en bestellen alleen cola. Het resultaat, kotsend tegen de vloer kletteren, blijft hetzelfde. Geen enkele concurrentie hier.
Ik zou de komende weken wat rouleren, waarbij Elisabeth favoriet was maar een beetje afgelegen woonde. Zij was mooi maar breekbaar. Ze sprak alleen IJslands en probeerde onder druk van de omstandigheden een beetje Engels. ‘Mag ik’, vroeg ik haar de eerste keer, bang om pijn te doen en toen ze ‘ja’ zei dacht ik nog dat ze het niet goed begrepen had en voegde
| |
| |
er voor de volledigheid aan toe ‘je weet toch wat ik ga doen’ en maakte wat gebaren.
Zoals de schaakkunst boven de taal uitstijgt en je daarom met de een of andere Chinees een leuke middag kan hebben, zo bijzonder is het ook om ander contact te hebben zonder woorden.
Er moest natuurlijk ook wat verdiend worden, want volgens goede gewoonte maakte je je reisgeld nooit op. Dat bleef in de zak voor slechts het aller-aller-ergste geval. Reisgeld jaagde je er bij thuiskomst met je vrienden zo snel mogelijk doorheen.
Niet ver van de speelzaal was de Glaesi-bar, een dagelijks geopend verblijf waar niet alleen wekelijks een schaakclub zat maar waar alle dagen werd gespeeld. Hier zaten de plaatselijke grootheden, hier zaten mijn inkomsten. Je begint met 5 tegen 5 minuten. Nooit alles winnen. Altijd de indruk wekken dat je aan de top van je kunnen zit. Met nog 3 seconden te gaan pas mat geven. Proberen meerdere mensen erbij te betrekken, side-bets regelen. Naarmate het enthousiasme afneemt moet je met handicaps beginnen. Eerst 4 tegen 5, dan 3. Het eindigde pas bij 1 tegen 5; dat was ook spektakel. Zelfs mindere spelers die bij voorbaat wisten dat ze zouden verliezen, wilden dat wel meemaken.
Was er een tafeltennistafel in de buurt dan liep het systeem hetzelfde, eerst gelijk op, totdat je uiteindelijk 18 punten voorgaf of het netje op de helft van de tegenstanders kant verzette, zodat-ie een heel veld had en dus makkelijk kon aanvallen en je zelf alleen met backspin het balletje pal achter het net moest zien te plaatsen. Als je een goede verdeling maakt tussen winst en verlies kun je het een hele tijd volhouden. Belangrijk is ook dat het leuk blijft, dat men een goed gevoel overhoudt ook al is men wat lichter.
In het Loftleidir-hotel, ergens in de buurt van het vliegveld, ontmoette ik professor Quincey, een Amerikaanse archeoloog die al 7 keer om de wereld was gereisd. Hij had zomaar een tussenstop gemaakt, was zijdelings geïnteresseerd in het schaakspel. Hij bleef een week waarin ik hem de logica achter de schaakzetten trachtte uit te leggen.
Hij sprak wel tien talen vloeiend en kon zich intens concentreren. Het is prettig als iemand moeite doet om te luisteren, dan doe je ook moeite om te vertellen. Een enkele keer, als het gezelschap zich ertoe leende, ging hij mee, het nachtleven in maar hij voelde zich daarin niet gelukkig. Drank, vrouwen, het mondaine leven ging aan hem voorbij zonder dat hij het ver- | |
| |
oordeelde, hij had slechts wezenlijke interesses. Bijna een jaar later kreeg ik plotseling een brief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of ik er bezwaar tegen had dat mijn adres bekend werd gemaakt aan een zekere Prof. Quincey. Hij schreef me vervolgens dat hij zich opmaakte voor zijn 8-ste reis om de wereld en of ik een maandje naar Sicilië mee wilde. Dat soort toevalligheden ontmoet je meer als je alleen reist.
Bobby won partij 10 net zo fraai als Boris partij 11 en partij 12 werd remise, dus leidde Amerika met 7-5.
Tim, die voor de gemeenschappelijke persdienst werkte, had een autootje gehuurd en wilde naar de bekende IJslandse geisers, Ton en z'n vrouw gingen ook mee. Ton was wereldkampioen dammen en had graag Fischer ontmoet maar die wist niet waar het over ging. Checkers wordt in Amerika ook op 64 velden gespeeld en is meer een kinder-spel. Tijdens de urenlange rit in het kleine Volkswagentje probeerden we de opkomende spierkrampen weg te denken met dam- en schaak-problemen. Ton schaakt in zijn eentje beter dan Tim en ik bij elkaar dammen. Het IJslandse landschap straalde vooral eentonigheid uit. Zo zal het er op de maan ook wel uitzien, geen boom te bekennen, alleen maar laag struikgewas op open terrein. De geisers spoten met regelmaat kokend water. We pakten ook een waterval mee, nog een uurtje verderop.
Dit landschap deed me sterk denken aan de inwoners; is daar ooit onderzoek naar gedaan? Word je een ander mens als je tussen de grootheid van bergen opgroeit en de blik niet tot de horizon kan reiken dan wanneer je uit de polder komt?
Op een avond ontmoette ik Nancy en de rest van de Fox-groep. Ze zaten er verslagen bij. Niets lukte, ze namen wel op maar verwachtten er eigenlijk niets meer van. Chester Fox, een klein mannetje met dun rossig haar, wilde IJsland en Fischer een proces aandoen. Er zou ook nooit een film komen. Zal het materiaal er nog zijn?
Fox had gerekend op een soort exclusiviteit en daar ook voor betaald aan de organisatie maar in de praktijk kwamen er natuurlijk gewoon beelden en foto's vrij, zodat zijn opzet ontkracht werd. Het was een treurig groepje.
De dertiende partij werd beslissend voor de gehele match. Om te beginnen koos Fischer met zwart voor de Aljechin-verdediging, een moeilijk systeem dat veel ruimte aan de tegenstander geeft om te trachten later aan te tonen dat het een reus op lemen voeten is. Fischer kreeg de overhand maar niet
| |
| |
meer dan dat en de partij werd afgebroken. Wat een spanning, de hele wereld analyseerde mee. De volgende dag bij de hervatting, toen wedstrijdleider Schmidt de klok indrukte, was Fischer er niet. En weer waren de speculaties niet van de lucht. Uiteindelijk kwam hij een klein half uur te laat aanbenen. Spassky verdedigde zich groots tot 5 zetten voor het einde. In een opmerkelijke stand waarbij 1 toren het moest opnemen tegen 4 vrijpionnen die al ver waren opgerukt hoefde Spassky alleen nog maar het goede schaakje te geven. Maar hij gaf het verkeerde schaakje en verloor.
Boris Wassiliwich Spassky, geboren in 1937, zat doodstil achter het bord. Als een sfinx. Je zag niets aan hem. Wereldkampioen van '69 tot '72 omdat hij de onverslaanbare Petrosjan versloeg. Ooit een wonderkind in de schaaksport. Hij pakte zijn toren op en verplaatste het kleine voorwerp met een sierlijke gecontroleerde beweging naar d1. Een blunder. Even later reikte hij zijn tegenstander de hand, ten teken van overgave. Ik was dichtbij gekomen, vlak voor het podium, omdat ik de barst wilde zien in het gezicht van de sfinx. Maar die kwam niet. Wel bleef Boris zitten, minutenlang, bewegingloos. Toen het applaus volledig was weggeëbd, toen Fischer allang het podium had verlaten, toen pas stond Spassky op, schudde even met het hoofd en verliet met vaste tred de zaal. Het is ook een kunst om goed te verliezen. Ondanks dat ik voor Fischer was, had ik om schaaktechnische redenen met Spassky te doen. En zijn aristocratische overgave bleef die avond op m'n netvlies zitten: alleen dat korte schudden van het hoofd.
De spanning was uit de match geweken voor wat betreft de einduitslag. Wel bleven de partijen interessant. Er volgden nog 7 remises. Het leek op de slotdans van de toreador. De bloedende stier, moe gevochten, kreeg er naarmate de tweekamp vorderde nog een tegentander bij, een tegenstander die nog nooit verslagen is: De Tijd. Na 20 partijen was de stand 11,5-8,5 en er waren nog maar 4 partijen te gaan.
De 21-ste paritj bracht de verlossende doodsteek. Of liever, Spassky liep vrijwillig met 30.g4 in het zwaard.
Ogenschijnlijk bereikte hij een kansrijke stelling, en de gebruikelijke heksenketel-taferelen speelden zich weer af in de perskamer en de catacomben, maar door precies spel van Fischer werden de verhoudingen op het bord ook voor andersdenkenden allengs duidelijk. Alleen zwart speelde op winst. De partij werd afgebroken en Spassky gaf zijn 41-ste zet onder couvert af.
| |
| |
De tweekamp kreeg een bizar slot.
De volgende dag wist iedereen dat Spassky bij de juiste voortzetting grote remise-kansen had. Een uur voor de hervatting, om half 2, deed het gerucht de ronde dat Spassky zonder verder spelen de partij zou hebben opgegeven. Het grote publiek wist voorlopig van niets en de zaal zat vol. Om 14.30 uur zou de partij officieel moeten worden hervat maar er gebeurde niets. De wedstrijdleider kwam met het verzoek om geduld te betrachten, Fischer zou zo komen. Die liet een half uurtje op zich wachten maar dat deerde niet, we wilden het eind meemaken. Toen Eischer eindelijk kwam maakte Schmidt de envelop open, voerde de afgegeven zet 41.Le6-d7 uit (had 41.Kh3 moeten zijn) en richtte zich tot het publiek met de mededeling dat Spassky de 21 -ste partij telefonisch had opgegeven, dat Fischer de benodigde 12,5 punt had behaald, dat de eindstand derhalve 12,5-8,5 was geworden en de match hiermee beslist. ‘De nieuwe wereldkampioen schaken heet Robert James Fischer’.
Een daverend applaus klonk op. Ook ik klapte de handen stuk voor de man die in zijn eentje de Russische hegemonie had doorbroken. En we klapten voor zijn carrière in het algemeen en voor de vele schitterende partijen die hij de schaakwereld had gegeven. Voor zijn Siciliaanse opening met Lc4, voor zijn glasheldere analyses. En hij stond daar maar zoals hij altijd staat, schuchter en met een jongensachtige lach, en hij wist niet hoe te reageren en dat leidde weer tot een nieuwe golf van applaus.
Die middag tastten Tim en ik diep in de zakken en kochten een fles wodka van ƒ 80,-. We dronken op Fischer met 2 goede vriendinnen. Die avond was er een geïmproviseerd bal ter afsluiting. We dansten en dronken en het leek wel alsof we zelf gewonnen hadden.
Het zal zo tegen 2 uur 's nachts geweest zijn. Ik zat met Elisabeth in de lobby van hotel Loftleidir, een beetje weg van het feestgewoel.
De dingen waren minder scherp maar ik meende toch duidelijk Fischer uit de lift te zien stappen met een tennis-tas in de hand.
JA, HELLEWITTER, HET WAS FISCHER!!
Ik stond op en ontmoette hem vlak voor de draaideur naar buiten.
‘Sorry dat ik stoor, maar ik wil toch zeggen dat u mij enorm plezier heeft gedaan met uw spel en met uw titel als kroon op al dat werk. Ik heb in toiletten geslapen en de gevangenis geriskeerd maar het was het waard en mag ik u feliciteren met de wereldtitel’ zo staat het in mijn geheugen, en ook al waren de woorden wat anders, zo was de strekking van dat spontane be- | |
| |
toog vlak voor die draaideur.
Fischer keek me recht in het gezicht en zei tamelijk serieus: ‘You may’. Door de drank en de situatie begreep ik zijn woorden verkeerd en dacht nu pas gehoor te krijgen voor mijn felicitatie. Dus herhaalde ik maar, ‘Well, than I congratulate you again with your world-title’.
Door die overbodigheid schoot hij eerst in de lach en daardoor ik. ‘I am only a Dutchman’, en daar ging hij door de draaideur naar zijn nachtelijke partijtje tennis met de Joegoslavische grootmeester Gligoric.
Fischer heeft na het behalen van de wereldtitel nooit meer een partij geschaakt. Wat viel er nog te bewijzen? Hij was de beste, verreweg de beste in 1972 en wij geloofden toen de beste aller tijden. Alleen in een intergalactisch kampioenschap viel er voor hem nog eer te behalen. Niet meer in deze schaakwereld.
|
|