‘Varkensbloed, geef mij maar stierebloed’, riep Fanny en daarop sloeg ook Eva dubbel van het lachen.
‘Jullie moeten dat bloed morgen ook maar eens bekijken,’ zei ik, ‘dan zullen jullie versteld staan hoe mooi het is.’
‘Gatverdamme, bloed, heb je niks smakelijkers?’ vroeg Eva. ‘En gaat dat spul niet stinken?’
Ik moest denken aan mijn moeder, die zo'n hekel had aan bloed, haren en zieke dieren, dat ze mijn vader verboden had een praktijk aan huis te nemen. Wanneer hij op een boerderij was geweest, rook ze dat onmiddellijk en liep dan urenlang met een zakdoekje met Eau de Cologne voor haar neus. Als kind durfde ik nooit bij haar op schoot te zitten, omdat ik bang was dat ze ook van mij zou vinden dat ik stonk.
‘Olga wordt vast nog eens professor in de biologie,’ zei Eva. ‘Als je liever in een microscoop zit te turen dan te zwemmen met de binken van hiernaast, moet er wel een grote carrière in de wetenschap voor je weggelegd zijn. Wat zal je vader trots op je wezen!’
‘Geef mij het leven maar,’ riep Fanny en ze stak luid geeuwend haar armen in de lucht.
‘Dit is ook leven,’ zei ik, ‘je weet niet hoe fascinerend dit onzichtbare leven is.’
‘Wat koop je d'r voor,’ zei Eva en sprong vanaf de stoel in haar hoge bed.
Er brak een hittegolf uit. Eva en Fanny waren rood verbrand, maar trokken elke dag weer in hun bikini's naar zee. Van het rooster kwam niets meer terecht. De tweede dag al vroegen ze me of ik het erg vond om die avond alleen te eten, de buurjongens wilden op het strand barbequen en ik was vanzelfsprekend niet uitgenodigd.
‘Maar als je het heel leuk vindt, wil ik je wel aan hen voorstellen,’ zei Eva, ‘misschien vragen ze jou dan ook mee.’
‘Ik vind het niet erg alleen te eten,’ zei ik. ‘Bovendien heb ik nog van alles te doen.’
Ik had ontdekt hoe mooi een schijfje helmgras was en ik experimenteerde nu ook met de vruchtjes van het herderstasje en met dennenaalden. Als het 's middags te warm werd om nog iets te doen, lag ik in de schaduw van de caravan op een luchtbed te lezen. Ik verveelde me geenszins, maar verlangde hevig naar mijn eigen kamer en naar het einde van de week.
Toen het wat koeler werd, kwamen de buurjongens op een avond bij ons eten. Eva maakte kaasfondue klaar, terwijl Fanny hen amuseerde met verhalen over de stunts die Ine en zij in de klas met leraren uithaalden. Ik deed of ik de krant las.
‘Ik heb gehoord dat jij je al aan het voorbereiden bent op de Nobelprijs voor biologie,’ zei Peter tegen me.
‘Pure liefhebberij,’ zei ik, ‘ik weet nog helemaal niet wat en of ik ga studeren.’
‘Is het niet een beetje een onvrouwelijke hobby, dat exacte gedoe met micro-