Sic. Jaargang 5
(1990)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Over wonderbaarlijke zwangerschappen
| |
[pagina 41]
| |
onderweg om zichzelf te verwezenlijken, flaporen, reeëogen, een voorliefde voor de bergen, een neiging tot lichtgeraaktheid, een absoluut gehoor, een hazelip, zweetvoeten, bijziendheid, een spleetje tussen de voortanden, er is een basketbalspeler bij en een balletdanseres. Wij zijn allemaal de enige prijs in een loterij met verder louter nieten - tweelingen moeten de prijs zelfs delen. De strijd tussen ovulisten (alles uit het ei) en animalculisten (alles hangt af van de man) is uitgewoed en de geleerden spelen domino met DNA-ketens, maar bevruchting en zwangerschap zijn nog steeds een zorgelijk mysterie. De zelfverwerkelijkingsdrang van die miljoenen zweepdiertjes geeft onverminderd aanleiding tot innig gekoesterde misvattingen. Enige jaren geleden vertelde een studente in de farmacologie mij het volgende verhaal: Een meisje bedrijft de liefde met haar vriend. Nadat hij haar huis verlaten heeft, blijft zij onvoldaan achter in bed en neemt een kaars ter hand. Terwijl ze zich aan haar eenzame genoegen overgeeft, krijgt ze bezoek van een vriendin, die óók opgewonden raakt, haar kleren uittrekt en zich bevredigt - met dezelfde kaars. De vertelster trachtte mijn scepsis te bezweren met de verzekering dat deze samenloop van omstandigheden op de juridische faculteit deel uitmaakte van het verplichte studiemateriaal. Iedere rechtenstudent, hield zij koppig vol, kende deze casus als ‘het kaarsenarrest’.Ga naar voetnoot2) Het ‘kaarsenarrest’ is een van de legenden die zich in de loop der tijden om hun voortbestaan te verzekeren vermomd hebben als waar verhaal: het is een vriendin van een familielid overkomen, de echtgenoot van een collega was er zelf bij - het is, kortom, echt waar. In Broodje Aap (ondertitel: de folklore van de post-industriële samenleving) vertelt Ethel Portnoy: Een meisje moet in een vreemde stad zijn. Ze overnacht in een hotel, neemt een bad en gaat naar bed. Portnoy heeft met haar verzamelingGa naar voetnoot3) een Nederlandse naam gegeven aan het genre dat Amerikaanse folkloristen kennen als ‘urban legends’, een wat misleidende aanduiding: de meeste zijn zo oud als de wereld en niet gebonden aan het | |
[pagina 42]
| |
decor van de grote stad. Een van de belangrijkste verschillen tussen de oude en de nieuwe legenden is dat van een rationele verklaring (al luidt die vaak: toeval) tegenover een bovennatuurlijke. Voor de maagdelijke zwangerschap van Maria werden de natuurwetten opgeschort, voor de ongebruikelijke vorm van inseminatie die hierboven beschreven is, worden ze juist strikter toegepast.
Een van de eerste microscopen van Van Leeuwenhoek
Maar de boodschap is hetzelfde: zoals er in de oude legenden achter deze werkelijkheid een onbeheersbare bovennatuurlijke wereld schuilgaat, herbergt de vertrouwde wereld in de modernere varianten haar eigen angstaanjagende mogelijkheden. Stadslegenden (het is meer dan ‘broodje-aapverhalen’ een sprekende naam, ik gebruik hem daarom voor het gemak toch maar) ontlenen hun bedriegelijke geloofwaardigheid aan de inrichting van de wereld die wij kennen, en hebben de spoken, vampiers, magische zwaarden, kastelen, goddelijke interventies, kortom, de hele bovennatuurlijke cast en alle magische requisieten, vervangen door moordlustige psychopaten, magnetronovens, wasmachines, cementmolens, ziekenhuizen en personenauto's. Het zijn de verstedelijkte nakomelingen van de mythen, heiligenverhalen en sprookjes. Het is folklore. Stadslegenden zijn nauwelijks verlichter dan de oude mythen en sagen, waarin een ongeletterde bevolking haar hoop en haar angsten projecteerde, hoop op een beter leven, angst voor de natuurkrachten | |
[pagina 43]
| |
en bovennatuurlijke machten. Al berust de pointe van de stadslegenden op een rationele verklaring voor de vaak sinistere gebeurtenissen, op de bodem ervan liggen nog steeds de oude angsten. Waar zijn mensen bang voor? Het Fear Survey Schedule, een psychologische test, geeft een royale opsomming: open wonden, alleen zijn, lijken, zich op een vreemde plaats bevinden, auto's, geplaagd worden, wormen, denkbeeldige wezens, injecties krijgen, vreemden, vleermuizen, plotselinge geluiden, menigten, katten, mensen die er bedreigend uitzien, dode dieren, vuil, krioelende insekten, in de lift staan. De lijst is nog langer.Ga naar voetnoot4) Stadslegenden gaan over het Afrikaanse dienstmeisje dat de baby uit onwetendheid in de ijskast legt. over een dodelijke tweedehands jurk: de vorige draagster lag erin opgebaard en het lijkegif berooft ook de nieuwe eigenares van het leven. Over het schoothondje dat in het Chinese restaurant wordt meegenomen naar de keuken, naar later blijkt niet om gevoed, maar om geroosterd te worden. Over de vrouw die - dit verhaal is zeer recent - van haar Spaanse of Italiaanse vakantieliefde bij het afscheid een pakje krijgt dat ze pas thuisgekomen mag openen; het pakje bevat een dode rat met een begeleidend briefje: ‘Welkom bij de Aids-club.’ Racisme, smetvrees, xenofobie, vleermuizenhuiver, doodsangst, overal is een verhaal voor. Deze verhalen worden eindeloos herhaald, ze gaan van mond tot mond en veranderen daarbij van gedaante; ze vermenigvuldigen zich, gaan verbindingen aan, vertakken zich, groeien uit tot families van uitwaaierende typen en motieven. Er ontstaan mutaties, ze passen zich aan de omstandigheden aan: de best geadapteerde hebben de grootste overlevingskansen. Zo verschilt de legende van de farmacologiestudente van die van Portnoy, maar de overeenkomsten tussen de twee versies springen meer in het oog. Er bestaan bovendien nog meer legenden waarin vrouwen worden bevrucht door bad- of ander water en het geloof aan deze mogelijkheid komt ook los voor, als pasklaar idee, onafhankelijk van de plot die het verhaal tot een stadslegende maakt - pasklare ideeën staan een trapje lager in de evolutie van verhaalvormen. Ook met een andere oervorm van het vertellen, moppen, hebben stadslegenden veel gemeen. Vaak is de grens tussen stadslegende en mop niet scherp te trekken. Uit Rationale of the dirty joke, de bijbeldikke turf van Gershon Legman over schuine moppen en sexuele folklore: Een aantal zeelui op een walvisvaarder masturbeert in een vat spermolie. Van de olie worden kaarsen gemaakt, en een heel nonnenklooster wordt zwanger. (Verzameld in de VS, 1925) Hier worden in bijzonder weinig woorden minstens drie taboes geschonden. Uit dezelfde bron: De meisjes in een klein universiteitsstadje waar mannen schaars zijn, hebben nachtfeestjes | |
[pagina 44]
| |
waarop ze elkaar bevredigen met een kaars. Een van de meisjes smokkelt haar knappe neef naar binnen, vermomd als vrouw, en de andere meisjes worden zwanger. ‘Hoe kan dat nu toch gebeurd zijn?’ vraagt een van de vaders.
De vroegste afbeelding van menselijke zaadcellen door Van Leeuwenhoek
Sinds Freud is het geen geheim meer dat moppen eigenlijk helemaal niet leuk zijn en alles met agressie, taboes en onderbewuste angsten te maken hebben. Legman, een adept van Freud, noteert bij deze moppen: ‘Folk materials (...) almost invariably punish the woman, at least with pregnancy, for her auto-erotic act.’Ga naar voetnoot5) Zwangerschap herinnert de vrouw aan haar taak. Maar een gekneusd mannelijk ego of conservatieve opvattingen van zedelijkheid kunnen niet de enige verklaring zijn voor de populariteit van deze zwangerschapssprookjes, want in de variant met het badwater en in verwante geschiedenissen ontbreekt het masturberen van de vrouw. Zo herinnert de patholoog-anatoom en essayist Gonzalez-Crussi zich in Three forms of sudden death de bezorgde coördinatrice van een verpleegstersschool, die haar pupillen verbood een zwembad te gebruiken waarin uren tevoren artsen-in-opleiding hadden gezwommen, uit angst dat de aan haar toevertrouwde meisjes onverhoopt bezwangerd zouden blijken door achtergebleven, rondzwemmende zaadcellen.Ga naar voetnoot6) Nonnen of studentes of aankomende | |
[pagina 45]
| |
verpleegsters: het motief heeft zich vele honderden jaren lang met opmerkelijk weinig variatie gehandhaafd. | |
2.Het oudste geval dat ik heb kunnen vinden (maar er is geen reden om aan te nemen dat er geen oudere zijn, integendeel) wordt beschreven in het Alfabet van Ben Sira, een Hebreeuws verhaal waarin de spot wordt gedreven met God en andere bijbelfiguren. De profeet Jeremia zou volgens deze satire tegelijkertijd de vader en de grootvader zijn van Ben Sira, doordat boze mannen hem dwongen zichzelf te bevredigen en zijn dochter vervolgens in bad zwanger werd van zijn zaad. Het staat niet vast van wanneer dit godslasterlijke schotschrift precies dateert, maar het moet geschreven zijn in het Oosten en na de opkomst van de Islam. In de twaalfde eeuw werd bevruchting in bad als een reële mogelijkheid voorgesteld door de Arabische geleerde Averroës, die hiermee de geleerden nog voor eeuwen stof verschafte om postuum met hem te polemiseren. Een van hen was Sinibaldus, professor in de medicijnen te Rome, die Averroës vermanend toespreekt in zijn Geneanthropeia (1642). Een paar jaar later bestreed de geneesheeer Thomas Browne de misvatting in zijn Pseudodoxia Epidemica, Enquiries into vulgar and common errors (1646). Browne is de Karel van het Reve van de zeventiende eeuw en de inhoudsopgave van het boek waarin hij biologische, medische, natuurkundige en godsdiensthistorische nonsens ontmaskert, leest als het pak van Sjaalman. Een kleine bloemlezing uit de onderwerpen die Browne tegen het licht van zijn gezonde verstand houdt: dat Joden stinken; over de afbeelding van onze Verlosser met lang haar; over haar op moedervlekken; over eens per maand dronken zijn; dat kinderen van nature Hebreeuws zouden spreken; dat mannen één rib minder hebben dan vrouwen; dat kristal niets anders is dan zeer sterk bevroren water; dat een bever om aan de jagers te ontsnappen zijn teelballen afbijt; dat het hart van de mens zich aan de linkerzijde bevindt. Browne, die de verbreiding van misvattingen toeschreef aan de duivel, geloofde overigens wel in heksen, en het leek hem hoogst onwaarschijnlijk dat lichamen zouden kunnen drijven in de Dode Zee. Ik citeer uit de Nederlandse editie (door een Liefhebber uyt het Engelsch vertaalt) die in 1688 verscheen te Amsterdam:Ga naar voetnoot7) De vertellingen van Averroes, en nu in alle mans mond gemeen is, hoe dat een zekere vrouw in een Badstoof bevrugt wierd door het nahalen van het zaad eens mans, toegelaten niet verre van haar te baden, kan ik niet wel aannemen; en had ik een van de Rechters geweest, ik zou nauwlijkx gedagt hebben dat ik den Vader getroffen had in den perzoon die bij haar | |
[pagina 46]
| |
stond. 't Is een nieuwe en ongehoorde wijze in Historien, dat iemand van verre zou overspel bedrijven, en strijd grotelijkx de fondamenten der Medicijne, welke voor vast stellen, datter geen voorttelinge geschied, zonder een gezamentlijke zaad-schietinge (... )Ga naar voetnoot8) Overigens bood Brownes ‘badstoof’, het openbaar badhuis, in eigentijdse varianten veranderd in het zwem- of ligbad, wel meer rechtstreekse gelegenheden om zwanger te worden: badhuizen bezaten lange tijd en niet ten onrechte de reputatie een ware poel van ontucht te zijn, behalve bad ook bordeel. Sluiting van badhuizen was een van de maatregelen waarmee men de syfilis, die na 1500 om zich heen greep, terug probeerde te dringen. Ook dat zal bijgedragen hebben aan de exemplarische indruk die deze verhalen maakten. Een Duits beroepsgenoot van Browne, Martin Schurig, besprak de zwangerschap zonder bijslaap in Spermatologie (1720), Parthenologie (1729), Gynaecologie (1730) en Syllepsilogia (1731), - hij vond het kennelijk een belangwekkend onderwerp - een serie werken over sexuologie en gynaecologie, stuk voor stuk getooid met ontzagwekkende titels in potjeslatijn: Gynaecologia historicomedica hoc est congressus muliebris consideratio physico-medico-forensis [...] raris observationibus [...]. Schurig, die toch niet terugschrikt voor raris observationibus, gelooft er ook niet in: zaad gaat dood in water en er is ook geen sprake van dat de baarmoeder het zou ‘aantrekken’, zoals Averroës meende. In hetzelfde boek schampert Schurig over, de ‘niet minder belachelijke historie’ die Thomas van Aquino opdist, over het meisje dat ‘om haar kuisheid te beschermen’ bij haar vader in bed sliep en zwanger werd van een van zijn nachtelijke zaadlozingen. Dit laatste voorval wordt ook besproken in Venus Minzieke Gasthuis, een anekdotisch voorlichtingsboek bestemd voor personen boven de dertig, van de hand van een zich J.V.E. noemend medicus, die ook enige woorden wijdt aan de gevaren van het badhuis en de verzameling varianten verrijkt met het geval ‘van een andere Vrouw, beswangert door het spelen met eene harer Metgesellinnen, die even uit de armen van haar Man was gekomen’. J.V.E. behandelt dit alles in het hoofdstuk met de titel: ‘Of een vrouw zwanger kan worden, zonder het aanraken van de natuurlijke delen eenes Mans & waar men zeer naauwkeurig handelt van de Nachtmerrien, en Onder of Bovenliggende Spooken.’ Volgens deze achttiende-eeuwse voorlichter van de Hollandse jongemannen is het allemaal wishful thinking en vrouwenlist, wat gezien de hardnekkigheid van de verhalen een nogal gemakzuchtige en ontoereikende verklaring is, die vooral de oude mannelijke angst voor ontrouw en ondergeschoven kinderen weerspiegelt: Maar deze Historien, en vele andere diergelyken, zyn uit kortswyl | |
[pagina 47]
| |
versiert, om de geilheit der Vrouwen te bedekken en d'ondeugt van een schandelyke liefde te verbergen. Dus is het dat men zich ingebeelt heeft, dat de teeling geschieden kan zonder met malkander uit liefde te vereenigen; zoo dat het geoorloft zou zyn te geloven, dat een maagt natuurlyker wyze zou konnen teelen, zonder van een Man aangeraakt te zyn, 't welk ons kon doen twyffelen aan een van de hoogste verborgentheden der Christelyke Religie.Ga naar voetnoot9) De vrouw is een zwak vat en meer dan de man geneigd tot alle kwaad. Maar het sterkste argument heeft J.V.E. voor het laatst bewaard: erkenning van de mogelijkheid van bevruchting zonder geslachtsgemeenschap zet de deur op een kier voor ketterse twijfels aan het geloofsmysterie van de moedermaagd. | |
3.De heilige Basilius, de heilige Ambrosius en andere eerbiedwaardige kerkleraren uit de eerste eeuwen van het christendom probeerden het maagdelijke moederschap van Maria aannemelijk te maken door twijfelaars te wijzen op de merries, gieren en andere dieren die bevrucht werden door de zuidenwind, een gemeenplaats uit de biologie van die dagen. De redenering, die dankbaar werd overgenomen door middeleeuwse predikers, verliep dan als volgt: als zelfs stomme dieren zich op zo'n ongeloofwaardige manier kunnen voortplanten, waarom zou de almachtige God zelf dan niet in staat zijn op deze wijze een zoon te verwekken? De theologen waren begrijpelijkerwijs niet ingenomen met geattesteerde gevallen van maagdelijke bevruchting bij mensen. Dat keerde hun apologetische argumentatietruc om en ondergroef de unieke status van Maria. Ongeveer dezelfde tegenslag ontmoetten de missionarissen die de bewoners van de Trobriandeilanden kwamen kerstenen en op een bevolking stuitten die het verband tussen geslachtsgemeenschap en bevruchting niet kende, en daarom met de beste wil van de wereld niets uitzonderlijks kon zien in de geboorte van Christus. Sexuele voorlichting moest hier voorafgaan aan de evangelisatie. Hoe werd Maria bevrucht? De bijbel zwijgt erover. En waarom ook niet - God staat boven alle verklaringen, zou men zeggen. Toch bleek een dergelijke graad van abstractie de gelovigen teveel te zijn. Er moest - op zijn minst - een beeld gevonden worden voor de gebeurtenis die door Lucas, op dit punt de meest concrete van de vier evangelisten, niet nauwkeuriger wordt omschreven dan: ‘De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen.’ En al snel werd het moeilijk om het beeld te onderscheiden van de voorstelling van een feitelijk gebeuren. De metafoor had het mysterie verdrongen, de letter bleek sterker dan de geest. | |
[pagina 48]
| |
Ed Schilders schrijft in De voorhuid van Jezus en andere roomse wonderen over een aantal uitbeeldingen van de ware toedracht die bewuste 25e maart. Een van de meest abstracte ervan is de overdrijvende wolk, op grond van het ‘overschaduwen’ bij Lucas, een beeld dat onlangs nog werd gebruikt in de film Je vous salue, Marie van Jean-Luc Godard, waarin Maria bevrucht wordt door een overkomend vliegtuig. Andere voorstellingen zijn onthutsend concreet. De meest tot de verbeelding sprekende variatie is wel het vijftiende-eeuwse reliëf in het portaal van de Mariakapel te Würzburg: ‘De boven Gabriël en Maria tronende God is met het linkeroor van de Moedermaagd-in-spé verbonden door een lange blaaspijp. Op die pijp duikt het kind naar beneden als betrof het een glijbaan. Fuchs stelt in zijn Sittengeschichte dat het hier een gecensureerde weergave betreft. Oorspronkelijk zou de beeldhouwer de pijp regelrecht onder Maria's gewaad hebben geleid, precies gericht op die ene plek waar er enige kans van slagen is.’Ga naar voetnoot10) | |
4.Twijfel aan de uniciteit van Maria's bevruchting was niet het enige gevolg van deze ongewilde zwangerschappen dat de kerk zorgen baarde. Moeten dergelijke bevruchtingen opgevat worden als echtbreuk? Ik zou er niet aan denken de vraag te stellen als niet iemand zich ernstig had beziggehouden met deze kwestie. De moraalfilosoof en Jezuïet Thomas Sanchez (1550-1610) nam de mogelijkheid van bezwangering middels badwater serieus genoeg om zich in zijn standaardwerk over het huwelijk, De Sancto Matrimonii Sacramento Disputationem (eerste druk Madrid 1605, vervolgens nog vele malen herdrukt, tot 1754) af te vragen of conceptie langs deze weg gezien kan worden als overspel. Met de subtiliteit van de Societas Jesu gaf Sanchez een antwoord dat tegelijkertijd bevestigde en ontkende: jawel, het kan gezien worden als een vorm van overspel, en neen, het vormt door het onvrijwillige karakter ervan geen grond tot echtscheiding.Ga naar voetnoot11) Ook nu kunstmatige inseminatie tot de alledaagse mogelijkheden van de medische praktijk behoort en de casuïsten zich buigen over morele dilemma's als omgangsrecht of geen omgangsrecht voor zaaddonoren, wijkt de R.K. Kerk geen duimbreed van haar standpunt anno 1605. De kerk blijft gekant tegen elke vorm van buitenechtelijke bezwangering. Het Theologisch woordenboek (1957) schrijft kuis: ‘Er is vooreerst de vraag naar het zedelijk karakter van de zaadverkrijgingsakt.’ Maar eigenlijk, poneert een ter zake kundige geestelijke even verder, doet de wijze van zaadverkrijging (waar ook Leeuwenhoek zich nog zo gewetensvol van kweet) er helemaal niet toe: ieder kind dat is verwekt met niet kerkelijk ingezegende spermatozoïden wordt uit zonde geboren.Ga naar voetnoot12) | |
[pagina 49]
| |
5.De Amerikaanse folklorist Brunvand vertelt in The choking Doberman and other ‘new’ urban legends over de blanke vrouw die van een zwart kind bevalt, in de meeste versies die hij optekende doordat haar echtgenoot voordat hij het kind verwekte een prostituee had bezocht die voor hem een neger als klant had gehad. En met nauwkeurige bronvermelding (‘a letter to the London Tribune published on 17 may 1968’) noemt hij het bericht over een blanke vrouw die van haar kind verlost werd door een zwarte arts; op de navel van het kind verschenen twee moedervlekken in de vorm van zwarte vingerafdrukken.Ga naar voetnoot13) Hier blijkt de indirekte bevruchting nog een reeks verwante verschijningsvormen te hebben die een nieuw en niet minder verontrustend element introduceren: de onvoorziene en aanvankelijk onverklaarbare bevalling van een kind van een andere huidskleur. In het moderne, van media verzadigde Engeland schreef een meisje dat een kind gekregen had van een zwarte minnaar, in 1977 naar de vragenrubriek van een vooraanstaand vrouwenblad. Ze stond op het punt met een blanke man te trouwen; zou het negerbloed dat nog in haar zat, betekenen dat ze zwarte baby's zou blijven krijgen?Ga naar voetnoot14) Het gaat in deze verhalen meestal om allerminst grappige ongelukjes, onschuldige spelingen van de natuur of van het lot. De onuitgesproken afkeer van het vreemde is zonneklaar: negers moeten met hun roetzwarte handen van onze roomblanke vrouwen en kinderen afblijven. Maar het is meer dan xenofobie, de angst is algemener; het vreemde wezen dat de ongelukkige moeders baren is het gevolg van een sinistere infectie. Bevruchting en besmetting, zaadcellen en ziektekiemen versmelten met elkaar in het onderbewuste en de angsten die daar het gevolg van zijn komen in deze verhalen aan de oppervlakte. Die huiver van zwangere vrouwen voor het vreemde leven in hun lichaam en de angst voor een mismaakt kind hebben ook hun weg gevonden naar de stadslegenden. Brunvand vertelt in The choking Doberman over een slangeëi dat in iemands maag uitgroeit tot een volwassen slang en over een meisje met een octopus in haar buik. Het risico om onvrijwillig inktviseieren uit te broeden zou zelfs in de jaren 1933 en 1934 de Amerikaanse oostkust bij zwemsters berucht hebben gemaakt - op zich al een ongeloofwaardig verhaal.Ga naar voetnoot15)
Stadslegenden gedijen op een voedingsbodem van angst. De zwangerschapssprookjes worden gevoed door een keur aan meer en minder bewuste angsten en taboes: angst van vrouwen voor zwangerschap; van mannen voor een ondergeschoven kind; angst voor andere huidskleuren; angst voor | |
[pagina 50]
| |
besmetting; het taboe op masturbatie. De voortplanting blijft een griezelig wonder, wetenschappelijke en sexuele revoluties ten spijt. De angsten wortelen diep en geven zich niet makkelijk gewonnen voor populairwetenschappelijke literatuur, voorlichtingsfolders en vragenrubrieken in damesbladen. Modernwetenschappelijke, vaak halfbegrepen modellen en theorieën over hormonen, genen, bacillen, virussen en andere beestjes die zich aan de waarneming onttrekken en daardoor de smetvrees alleen maar verergeren, zijn nauwelijks geruststellender dan middeleeuwse magische en medische inzichten. En de pessimisten en hypochonders hebben het ook niet altijd bij het verkeerde eind. De oude geslachtsziekten zijn amper overwonnen of er dient zich een nieuw virus aan, dat zich niet laat bestrijden met penicilline. De legenden over onmogelijke besmettingen, die rondzwerven op zoek naar een vruchtbare voedingsbodem, kunnen zich nu hechten aan de angst voor Aids, ook overgebracht door zaad en door die andere magische levenwekkende vloeistof, bloed.
Zaadcel met homunculus (1694)
|
|