Alles ist zerbrochen-
Alles ist zerbrochen-
Mein Leben ward verwirrt.
Die Völker und die Bande der Länder
Zerrissen. Wir schwirren wie Ränder
Windtoller Bäume. O, dunkle Wochen!
Wo haben wir geirrt?
Alles ist zerbrochen-
Die Aufrechten fing man, in Mooren
Graben sie mit dem Spaten.
Rings droht der Motore Pochen.
Dein Leib ist mir fern und verloren,
Kaum kann ich dein Lächeln noch raten.
Auch deine Stimme geht mir verloren.
Östlich erscheinen Soldaten.
Wolfgang Cordan
Op het achterplat van het eerste nummer staat een paginagrote advertentie van ‘Verlag A.A.M. Stols, Maastricht (Holland)’ waarin bekend gemaakt wordt dat Ed. Hoornik in juni van dat jaar de Van der Hoogtprijs had gekregen. Behalve de reeds verschenen bundels van Hoornik werd er ook geadverteerd met ‘In Vorbereitung: Geburt, übertragen von Wolfgang Cordan.’
Het tweede en laatste nummer, met hetzelfde omslagvignet van Willem van Leusden als op het eerste nummer, naar een ontwerp van S.H. de Roos, de uitgeversnaam in het overdadige Libralettertype gedrukt, het binnenwerk in een magere Bodoni en nu wel met de verschijningsmaand vermeld (september/oktober), had op de achterzijde weer een advertentie van Stols. Ook stond er een advertentie afgedrukt van Het Fundament.
Volgens het colofon was de redactie van plan in volgende nummers Scandinavische en Engelse auteurs aan het woord te laten komen, ‘diese letzteren nicht übersetzt.’
Het tweede nummer had de ondertitel (en die spreekt ook tegen de al te duidelijke politieke doelstellingen van het blad, terwijl de noodzaak er toch niet minder om werd): ‘Eine Zweimonatschrift für die Dichtkunst.’ In de inleiding van het tweede nummer wordt overigens niet meer over het surrealisme gesproken. De oorlogsdreiging maakte een duidelijk literair uitgangspunt noodzakelijk: ‘CENTAUR stelt zich als doel, de overal verspreide lyrische stemmen te bundelen en te redden van de storm van deze tijd.’
Dat lag anders met ‘Revolution der Französischen Lyrik’ van Ivan Goll, het essay waarmee het tweede nummer opende. Hij laat de ‘Revolution’ beginnen met het dadaïsme. ‘Der Dadaismus räumte mit allem auf, Form, Sprache und Stil. Die Negation sank auf den Nullpunkt nieder. Von allen Errungenschaften blieb nicht der Satz, nicht das Wort, nicht die Silbe, kaum der Buchstabe.’
Pas toen kon er weer opgeruimd worden. Dat werd weer voor het eerst door Guillaume Apollinaire (ps. van Albert Kostrowiecki) gedaan. Als een fenomeen uit de steentijd verscheen zijn Le mot en liberté, aldus Goll.
Natuurlijk noemt hij als voorloper Lautréamonts Les Chants de Maldoror. Voorloper waarvan? Goll is zo enthousiast dat hij vergeet te schrijven dat Lautréamont als voorloper van het surrealisme beschouwd wordt. Pas enkele regels verder zegt hij: ‘Dichtung war eine Leugnung dieser Welt und eine Flucht in die schwebende, strahlende, göttliche Welt des Traums und des Unbewussten. Der SURREALISMUS war entdeckt.’
Op dichterlijke wijze gaat Goll verder met het toelichten van dat surrealisme. Hij noemt namen, invloeden en