de leraar later, zijn arm en hand met daarop een stukje kaas, iets te ver door de tralies. Met zijn andere arm, met daaraan een hand met twee vingers, was hij daarna toch nog tot heel wonderbaarlijke dingen in staat.’
Justus en ik dronken zo geluidloos mogelijk.
‘Zo slaagde hij er tijdens de wereldkampioenschappen voor gehandicapten in om op het nummer invalidenwagenrace zijn rivalen ver voor te blijven. In de laatste bocht echter vloog hij uit de baan. Hij probeerde nog te remmen, maar raakte met zijn arm tussen de wild rondsuizende spaken. Toen hij uit zijn coma ontwaakte, merkte hij geen enkele arm meer te hebben.’
Ik slikte even. Justus liet van tussen zijn tanden een hoog fluitgeluidje horen. ‘Hij is later nog een verbazend knap mond- en voetschilder geworden,’ vervolgde Jan, ‘maar....’ Justus knikte: ‘... hij verloor een voet?’ Jan schudde zijn hoofd, sloeg zijn ogen neer en fluisterde: ‘Zijn beide benen.’ ‘Mijn God,’ kreunde Justus. ‘Er lag een bananeschil op de tramrails. Hij wilde snel oversteken, de tram ...’ ‘Hou op,’ brulde Justus.
‘Mijn vader zei later nog wel: zonder benen zal het ook wel gaan. Maar het ging niet meer, nee, het ging absoluut niet meer. De enige manier waarop hij zich nog onderscheidde was, dat hij zijn lichaam ter beschikking aan de wetenschap stelde. Dat werd zijn grote levensdoel: geen lidmaat meer verliezen. Voorzichtig dat hij werd! Hij dacht werkelijk aan alles.’
Justus klakte bewonderend met de tong. Jan nam een teug en zuchtte.
‘Jopper hoefde eigenlijk alleen nog op zijn hoofd te letten,’ probeerde ik de stilte te doorbreken. De anderen keken naar me met stroeve blik. ‘En hoe denk jij dat Jan verwekt is,’ retoreerde Justus op bestraffende wijze. ‘Dat gebeurde nog juist op tijd,’ vulde Jan aan. ‘Je wilt toch niet zeggen???’
Maar Jan stelde ons gerust: ‘Mijn vader emigreerde naar Amerika. Hij kwam in dienst van de NASA. Hij werkte zo ijverig dat hij ondanks zijn handicaps op ruimtereis mocht. Zijn ruimteschip had een voorspoedige start, steeg hoog op in de atmosfeer en werd een steeds kleiner stipje. Zo klein dat je op den duur daar niets meer zag. Zelfs op het radarscherm niet. Het laatst heeft een kunstmaan in de buurt van Pluto een glimp van de raket van mijn vader opgevangen.’ ‘Om Gods wil, zwijg,’ siste Justus plots.
Jan zweeg en in de stilte die volgde hoorde ik dat Justus zachtjes huilde. Ook ik had het moeilijk. Van verdriet klokte ik de mij nog resterende whisky in een keer naar binnen. Het hielp nauwelijks. Alleen Jan bleek zo moedig als zijn vader. Hij klopte Justus op de schouders en probeerde hem tussen twee snikken door drank in de mond te gieten. En troostend fluisterde hij vlak aan zijn oor: ‘Je weet het maar nooit met mijn vader!’
Toen schoten ook mij de tranen in de ogen. Kan je zien hoe sentimenteel je wordt van whisky bij een burgerlijk haardvuur.