| |
| |
| |
[Nummer 3]
Brief aan Jeroen Brouwers
Calcanda semel via leti
rené stoute
Amsterdam, 1 juli 1987
Goede Jeroen,
Was het maar waar dat alleen dichters met hun woorden worstelen, was het maar waar dat alleen dichters soms tot gek makens toe zitten te schaven, te slijpen, te schrappen, te beitelen. Het zou zo mooi zijn als de prozaschrijver niet degene was die ik ooit in een collage heb afgebeeld als een met vertrokken smoel in een dwangbuis gesjorde, halve krankzinnige ... Hij heeft een verhaal in z'n hoofd, hij hoeft niet veel méér te doen dan het op te schrijven. Maar daar begint het, het verhaal wil niet uit z'n kop! Hij probeert het op de zachte manier, fluit aangename melodieën, hij maakt lokkende geluidjes achter zijn tanden, hij oefent geduld, doet tussendoor een paar boodschappen, keert weer terug naar z'n tekst en begint van voren af aan. Tijd verstrijkt. De prozaschrijver verliest het geduld dat hij toch al niet had - hij vloekt, slaat met zijn vuisten op zijn werktafel, hij grijpt naar een koevoet om daarmee het verhaal open te breken ...
Met een beetje geluk wordt de prozaschrijver nog net op tijd bij zijn vermaledijde woorden weggesleurd, en in een ‘zelfbeschermende’ dwangbuis gegespt ... De volgende keer is het misschien te laat, dan gaat hij die woorden te lijf met een slagersmes, met een fies jenever, met een brok hasjisj, met een weerzinwekkend groot gevoel van onmacht en wanhoop.
Maanden lang weet niemand waar de schrijver uithangt, dan krijgen zijn vrienden op een dag een kort briefje, met daarin het verzoek hem eens te komen opvrolijken in Huize Padua - bezoektijden van 14.00 uur tot 16.00 uur.
Over wanhoop gesproken.
Jouw fraaie Miniatuur van wanhoop in dank ontvangen! Ben ik toch mooi één van de slechts eenenveertig gelukkigen aan wie het geschonken is dit kleinood te mogen bezitten - een goede belegging voor de oude dag. Die Dorinde van Oort boft wel met vrienden die zulke ideeën verzinnen, zoals Peter Yvon de Vries en Tom van Deel deze Miniatuur bezorgden ‘ter gelegenheid van de eenenveertigste verjaardag van Dorinde van Oort.’ (Zouden mijn vrienden ooit zo iets voor mij verzinnen?) De voorgeschiedenis van dit collectors item is bijna net zo interessant als de inhoud; Van Deel die door de ‘foon’ met jou
| |
| |
sprak over hoe dichters plegen te modderen, te schaven, te veranderen en dan nóg niet tevreden zijn, getuige de daarná weer ontstaande ‘varianten’, de varianten van ‘varianten’ etc.; jij die daarop uitriep wat daar nu zo bijzonder aan was, want: ‘dat gemodder is het schrijven zèlf, daar hoef je waarachtig niet per se een dichter voor te zijn, want schrijvers van proza werken ook zo.’ Vervolgens schrijf je Van Deel de brief met de vijf varianten van een zin uit De Zondvloed: ‘Je kent dat gezicht niet en toch is het je vertrouwd’, dit ter illustratie van je onweerlegbare konstatering dat het tobben boven papier niet uitsluitend aan dichters is voorbehouden. Deze brief werd tot Miniatuur van wanhoop omdat Peter Yvon de Vries tegen Tom van Deel zei dat Dorinde van Oort zo graag zou willen ‘schrijven’, maar dat het haar zoveel getob en gepieker kostte en dat ‘schrijven’ zo moeilijk is, waarop Tom van Deel jouw brief over de wanhoop van het schrijven voorlas, en De Vries besloot de tekst fraai te drukken bij wijze van verjaarscadeau aan bofkont Van Oort.
Waarom zou zij trouwens de beste jaren van haar leven willen offeren aan die romantische behoefte ‘te willen schrijven’? Misschien komt ze door jouw afschrikwekkende voorbeeld bijtijds tot inkeer. Bij mij veroorzaakte de Minatuur de drang je in ‘wanhoop’ te overtreffen met maar liefst 27 (!) versies van een verhaal dat niet geschreven wilde worden.
Ik kan het niet laten om hieronder eens te laten zien hoe het kan gaan met een tekst die weigert te onderwerpen. Vele varianten van varianten, beginregels van een verhaal dat ik in de afgelopen jaren (jij deed maar drie kwartier over die ene zin) met tussenpozen geprobeerd heb te schrijven. Ik had alleen een titel, een wonderschone, volmaakt onbruikbare. Als jij er wat mee kan doen mag jij hem hebben, ik doe 'm de deur uit, voor ik een ongeluk bega ...
| |
- Calcanda semel via leti -
Dit is het verhaal van een onmogelijke titel, eentje die zich nooit wou overgeven aan een lekker lopend, stevig in het vlees zittend verhaaltje. Een titel waar elke schrijver onrustig van droomt, een titel die dichters te gronde richt en hun vrouwen aan de drank of de morfine brengt. Neem 'm maar eens voorzichtig in je handen, en hou 'm op ooghoogte, kijk naar die titel en lik 'm van je vingers ... Langzaam, alsof je de liefde bedrijft.
| |
- Calcanda semel via leti -
1 | - Sommige titels verzin je niet, zij dienen zich op zeker moment bij je aan. |
2 | - Deze onmogelijke titel, die al jaren in mijn kop zit en maar blijft zeuren om eindelijk eens gebruikt te worden, heb ik gepikt uit een Latijns citatenboekje. De spreuk wordt toegeschreven aan Horatius. |
3 | - Vandaag. |
4 | - 22 december 1987
Ik zou graag schrijven: ik weet niet veel. En daar zou ik het dan bij willen laten. Dat zou evengoed een boek kunnen worden van honderden pagina's, gerust, als dat ene maar uit het hart van al die woorden sprak: IK WEET NIET VEEL. Maar het zou aanstelleritus zijn, een verwatenheid waarmee ik mijzelf tot een oubollige praalhans zou maken, want hoewel ik werkelijk niet erg geleerd ben is het wel zo dat mijn hoofd propvol ‘weetjes’ zit. |
5 | - 22 december 1986 |
6 | - 22 december 1986
Ondanks bovenstaande loodzware
|
| |
| |
| titel zal wat ik |
7 | - 22 december 1986
Ondanks deze loodzware titel zal wat ik verder zoal te melden heb, misschien nog blijken mee te vallen |
8 | - 22 december 1986
Zoals sommige verhalen het verdommen zich door mij te laten schrijven, terwijl ik toch de enige ben die ze zou kúnnen schrijven |
9 | - 22 december 1986
Zo zwaar en dreigend als de lucht al sedert enige dagen boven (onleesbaar) huis hangt, precies zo onheilspellend mag de titel van dit schrijven klinken: ‘Calcanda semel via leti’, oftewel ‘Eens moeten wij de weg des dood betreden.’ Een van de onsterflijke wijsheden uit de mouw van die ouwe Horatius, die het mij niet kwalijk zal nemen als ik mij zonder al te veel eerbied voor dat roemruchte verleden waaruit deze Romeinse dichter stamt, meester maak van zijn uitspraak. |
10 | - Zo zwaar en dreigend als de lucht al sedert enige dagen boven de stad hangt, precies zo onheilspellend mag de titel van dit schrijven klinken: ‘Calcanda semel via leti’, hetgeen zoveel wil zeggen als ‘Eens moeten wij de weg des doods betreden’ ... Een kostelijke waarheid uit de mouw van de oude Romein Horatius, een van de vele spreuken die ons zijn overgeleverd en die door deze klassieke meester schijnbaar moeiteloos uit de vleermuismouwen van zijn decadente robe werden geschud. Niet dat ik opeens Latijn ben gaan studeren, maar als autodidact kom je toch een heel eind met het Prisma Latijns citatenboekje |
11 | - 22 december 1986
Ik heb mijn vrouw gevraagd of het per se noodzakelijk is dat ik met haar meega naar een warenhuis om aldaar een stofzuiger te kopen, en ballen voor in de kerstboom, en dozen zakdoeken want iedereen hier in huis is verkouden; of het geregeld kon worden dat ik vandaag geen stap buiten de deur hoef te zetten om op die manier misschien, heel misschien, een paar zinnen op papier te krijgen zonder dat ik die zinnen geërgerd en allengs neerslachtiger wordend, uit de machine ruk en naast mij op de vloer gooi... Ik heb mijn vrouw, mijn kameraad, mijn liefdesanemoon, gevraagd of zij gedurende enige uren de zorg voor de kinderen op zich kan nemen, zodat papa als een onvervalste huistiran zijn ‘eigen dingen’ kan doen ... Weliswaar in alle redelijkheid heb ik haar met dit dringende verzoek opgezadeld, maar toch. Bij zulke dingen moet ik wel stilstaan |
12 | - 22 december 1986
Ik heb mijn vrouw gevraagd of het per se noodzakelijk is dat ik met haar meega naar een warenhuis om aldaar een stofzuiger te kopen, en ballen voor in de kerstboom, en dozen zakdoeken want iedereen hier in huis is verkouden; of het misschien mogelijk is dat ik vandaag geen stap buiten de deur hoef te zetten om op die manier misschien, heel misschien, een paar zinnen op papier te krijgen zonder dat ik die zinnen geërgerd en allengs neerslachtiger wordend, uit de machine ruk en naast mij op de vloer smijt; of het vandaag te regelen valt dat ik er ‘even niet ben’, althans gedurende enige uren, en of zij in deze spanne tijds de zorg voor de kinderen op zich
|
| |
| |
| kan nemen, wat geen sinecure is want onze jongste dochter is zó dynamisch dat zij in haar eentje gemakkelijk de bedrijvigheid van een halve schoolklas voor haar rekening neemt, en dan hebben we onze oudste nog die een vriendinnetje te spelen heeft, ze hoeft immers niet naar school vanwege kerstvakantie |
13 | - 22 december 1986
Wat bedoelde Horatius met zijn uitspraak CALCANDA SEMEL VIA LETI, hetgeen zoveel wil zeggen als EENS MOETEN WIJ DE WEG DES DOODS BETREDEN? |
14 | - 23 december 1986
In huischlijke omstandigheden: een brief aan mezelf. Opdat er, zoals mijn vrouw zegt, ‘misschien iets bruikbaars uit zal voortkomen.’ Zojuist heb ik haar stapel probeersels laten zien, hierbij zwaar zuchtend wees ik naar de nutteloze opbrengst van dagen en avonden ploeteren - ‘Ik zit muurvast, verder dan steeds een andere beginregel onder steeds dezelfde titel kom ik niet’ - dat zei ik en ik heb het mezelf al verdomd veel vaker horen zeggen. Een verveling die bijna een weerzin is, maakt mij het schrijven van een verhaal onmogelijk. Het verveelt mij stierlijk om iets te moeten verzinnen, en er dan een vorm voor te vinden, een begin, een middenstuk en als het even kan een onthutsend einde |
15 | - In de nacht van 23 op 24 december 1986, in ‘huischlijke omstandigheden’ verkerend, een begin gemaakt aan deze tekst, waarvan ik tot dusver niet méér weet dan dat hij deze titel dragen moet |
16 | - ‘Eens moeten wij de weg des doods betreden’ - heeft Horatius lang geleden vastgesteld, weet ik uit een Latijns citatenboekje, bronnen van vreugde tussen de boekenpracht. Men hoeft geen wijsgeer te zijn om deze uitspraak van de dichter als een onontkoombare waarheid te kunnen accepteren. |
17 | - Met deze prachtige titel - ik heb 'm geleend van Horatius van wie ik afgezien van deze spreuk nog nooit een letter heb gelezen - begin ik een nieuw hoofdstuk van mijn Grote Boek. |
18 | - Vooruit! |
19 | - En wat nu?
Ga je nu onthullen hoe je al maandenlang worstelt met de taal, en beschrijf je dan nauwkeurig |
20 | - En wat nu? Ga je nu en plein public zichtbaar maken |
21 | - Ik zag het bij mijn vriend Leo, die behoefte om te praten en in een naar woorden meteen een tóón te zetten, waardoor het voor de ander duidelijk is waar jij staat, wie je bent. En ik zag ook hoe onmogelijk dit is, en wat een verwarring er uit voort kan komen, om nog maar te zwijgen over de vijandigheid die de kwetsbare voor zijn kiezen krijgt door zich zo naakt te tonen. Hoewel in het geval van mijn vriend Leo de toehoorder oprecht geïnteresseerd was |
22 | - Ik zou mij willen ontdoen van alles wat overtollig aan mij is. Ik zou nú de drempel willen nemen die mij tegenhoudt |
23 | - Wat een grandioze titel voor een boeiend verhaal! ‘Calcanda semel via leti’, oftewel ‘Eens moeten wij de weg des doods betreden’ - een klassieke wijsheid van |
24 | - Sommige titels moet je als varkens die het slachthuis ruiken, met
|
| |
| |
| geweld je verhaal binnen sleuren. Dit is er zo een waarmee ik al heel wat te stellen heb gehad. Hoevaak ik geprobeerd heb na het opschrijven van deze titel, er daadwerkelijk een verhaal aan vast te knopen, zou ik nu niet meer kunnen zeggen. Tientallen pogingen, stapels papier met steeds opnieuw boven aan de pagina: Calcanda semel via leti... En elke keer dat ik het opschreef zag ik er weer andere beelden en verhalen bij, nooit kwam er ook maar één regel uit mijn pen. Ik begon te geloven dat ik mijn tijd verspilde aan een fantoom dat zich alleen wenste te tonen wanneer het daar zelf zin in had, en dan nog uitsluitend op een treiterige, zelfvoldane wijze. Het leek mij niet nodig te hebben om te kunnen schitteren, het liet zich gewillig oppakken, glipte weg, om vervolgens vanaf grote hoogte op mij neer te zien.
Wat wil je dan, schrijvertje? Weet je dan niet dat sommige verhalen zich niet laten schrijven? Zoek maar een andere titel die de kar voor je wil trekken, blader je notitieboekjes door en zoek er een uit die zich wil laten gebruiken... Woede, vlijerij, het hielp allemaal niets |
25 | - 3 maart 1987
Eens moeten wij de weg des doods betreden...
Sommige titels moet je als varkens die het slachthuis ruiken, met geweld je verhaal binnen sleuren. Vanmiddag heb ik het weer geprobeerd (naar ik hoop is het de laatste keer, en doe ik hierna echt geen pogingen meer) met CALCANDA SEMEL VIA LETI; een wijsgerige spreuk van Horatius, ooit aangetroffen in een Latijns citatenboek, en onmiddellijk genoteerd. Wat de oude dichter hier in één zin zegt over de weg des doods die wij eens moeten betreden, dat is een verpletterende waarheid van een kracht en eenvoud die mij niet alleen weemoedig maakt |
26 | - 5 maart 1987
Sommige titels moet je als varkens die het slachthuis ruiken, met geweld je verhaal binnen sleuren, en natuurlijk blijkt dan al dat trekken en duwen een averechts effect te hebben. Vanmiddag heb ik het weer geprobeerd met de titel die ik ooit in een Latijns citatenboekje aantrof: ‘Calcanda semel via leti’, oftewel ‘Eens moeten wij de weg des doods betreden.’ Een wijsgerige spreuk van de oude Horatius, reeds jaren geleden door mij genoteerd en apart gehouden in de ijdele hoop dat ik er op zekere dag méér mee zou kunnen doen dan hem bovenaan een pagina te plaatsen, waarna, in tegenstelling tot de talloze eerdere pogingen, de rest van het papier niet zo beklemmend leeg zou blijven. Ik deug niet als slachter, ik breng het belabberd af als het er om gaat sappige coteletjes van andermans varkens te snijden |
27 | - 5 maart 1987
Sommige titels moet je als varkens die het slachthuis ruiken, met geweld je verhaal binnen sleuren, en natuurlijk blijkt dan al dat getrek en geduw een blokkerend effect te hebben! Vandaag heb ik het nogmaals geprobeerd met de spreuk die ik ooit in een Latijns citatenboek aantrof: ‘Calcanda semel via leti’, oftewel ‘Eens moeten wij de weg des doods betreden’; een wijsgerige
|
| |
| |
| opmerking van de oude Horatius, jaren geleden door mij genoteerd en apart gelegd met het idee er op zekere dag gebruik van te maken. Minstens vijftig keer heb ik gedacht dat die dag was aangebroken, vooral op momenten van twijfel en verkrampende depressie leek het mij een titel waarmee ik verder zou komen, een wegbereider naar de belofte die elke nog onbeschreven pagina toch min of meer aan je opdringt. Telkens als ik de titel bovenaan een pagina schreef en er een mooi horizontaal lijntje onder zette, dan zag ik daar steeds weer andere beelden bij, en geen van die keren slaagde ik in mijn opzet om uit die krankzinnige chaos een verhaal te peuren. Het bleef bij die titel, dat zo voor bloemlezingen en uitrekselboekjes geschikte citaat van een oude Romein ... En vanmiddag zag ik in mijn koude werkkamer klaar om wat er ook zou komen, te lijf te gaan, maar d'r kwam wéér niks.
- EENS MOETEN WIJ DE WEG DES DOODS BETREDEN - Over wanhoop en ‘lekker schrijven’ gesproken. En dan was dit nog maar een greep uit de verzamelde opstapjes naar een verhaal dat niet geschreven werd, en dus nooit heeft bestaan, hoewel het tegelijkertijd wél bestaat, omdat ik het bij deze op papier heb gezet, en het aldus is voltooid. Toch even een opluchting, want inderdaad, zoals jij schreef: ‘Het is me allemaal wat.’ |
Hartelijks en mazzeltof, René
|
|