Lang duurde mijn nieuw verworven vrijheid niet want Smoels kwam op een zondagmiddag op huisbezoek. Hij was de vriendelijkheid zelf, sprak lovend over mijn ‘zuivere zangstem’, rookte een sigaar van mijn vader en prees de cognac die mijn moeder hem inschonk. Geen enkele toespeling maakte hij op mijn heiligschennis in de klas. Ook mijn afwezigheid op de repetities verzweeg hij. Wat broedde hij uit?
‘Hans, ik zie je zaterdagmiddag weer, hè jong?’, zei hij opgeruimd toen hij opstapte. ‘Dat Requiem zit er nog niet perfekt in en jouw aandeel kunnen we niet missen.’
Hij knipoogde naar me.
Schor beloofde ik te komen.
Was het een naieve voorzorgsmaatregel of wilde ik Smoels tot het uiterste tarten zodat ik nooit meer hoefde op te draven als hij vinnig met z'n dirigeerstokje zwaaide? Ik nam mijn blaaspijp mee naar de repetitie. Smoels' ogen schoten vuur toen hij het ding zag, maar hij maakte er geen woord aan vuil. Hij wees me mijn plaats als voorzanger en tikte op het katheder.
‘Zwaarmoedig en toch met een lichte jubel, hè jongens! Als we onze parochianen begraven, eren we de Heer en troosten we de nabestaanden. Begrepen?’
Hoewel we hem niet konden volgen, knikten we eerbiedig. ‘Hoenjet, jij zet het Requiem in.’
‘Re-è-qui-èèèm,’ zong ik geknepen.
‘Ho, stop. Helemaal verkeerd. En doe die stomme electriciteitsbuis weg; dat leidt alleen maar af!’, brieste hij.
Ik klemde de blaaspijp stevig vast, alsof het mijn laatste strohalm was in de vijandige wereld van Smoels en zijn knapenkoor.
Zonder iets te zeggen, gooide hij zijn dirigeerstokje neer, beende op me af, rukte de buis met ongelofelijke kracht uit mijn knuisten en brak hem op zijn knieën in stukken.
Verbluft keek ik naar de mishandelde pijp.
‘Ik deed toch niks.’
‘Ellendeling,’ siste hij.
Zijn machtige hand schoot uit en sloeg zo hard tegen mijn rechterwang dat ik suizebollend achterover viel.
‘Vuilak!’, schreeuwde ik.
Opeens kon Smoels zich niet meer beheersen. Hij schopte me tegen het harmonium, maakte me uit voor addergebroed en Satanskind terwijl de anderen stom toekeken. Ik kroop weg, smeekte om genade maar hij hoorde me niet meer en leek een sadistisch genot te puren uit mijn gekerm. De repen papier gleden uit mijn broekzak en vielen als de legstukjes uit een erotische legpuzzle op de cementen vloer.
‘Wat is dat? Jij obsceen misbaksel!’, riep hij buiten adem. Hij griste de reepjes vrouwendij en gevierendeelde Playtex-bh's van de grond en keek er stomverbaasd naar.