Voor goed begrip
jan g. elburg
De gecondenseerde weergave van een geanimeerd gesprek in voortreffelijke sfeer levert niet noodzakelijkerwijs voortreffelijke informatie op. Dat blijkt uit het aardige artikel van Hans Renders in SIC nr 3. Een paar rechtzettingen:
Hoornik leerde ik niet kennen in het in '40 geopende Eylders maar elders, in '39, zoals mijn bio-bibliografie(tje) door Wil Heins uitwijst.
De panelen op de Cobra-tentoonstelling waren door Lucebert beschilderd. Ik tekende wel in Centaur en Het Woord, niet in Mandril; de Parooljongens die daar de boventoon voerden keken wel uit. Luceberts werk is voor mij niet ‘heel hermetisch’. De geciteerde regel van Hanlo begint ‘Ik kan, kamelen’, enz. Ik heb, eerlijk, nooit geprobeerd een ‘broeder-mens gezicht’ (?!) te maken. Ik verzamel geen dranketiketten maar heb een wand volgeplakt met etiketten van door mijzelf, met vrienden, geleegde flessen.
Twee vragen die ik, op mijn beurt, tijdens het vraaggesprek en daarna, herhaalde keren dringend stelde heb ik totnogtoe niet beantwoord gekregen. A. Waar heeft Hans Renders de platitude gehoord of gelezen dat volgens mij ‘een dichter tot daden moet komen’? B. Wáár vind ik de huilerige opmerking dat ik mij ‘miskend’ zou voelen? Hij mag het antwoord zelf opschrijven, zodat althans op dit punt geen misinformatie in ‘geschreven bronnen’ ontstaat.
Wat ik - maar vast ook wel de oplettende lezer - verder wil weten: Is Lucebert opgehouden met tekenen (‘om die reden’) toen mijn collage uit Het Stedelijk werd verwijderd? En: zou Lucebert een ‘sublieme kunstvervalser zijn geweest’ omdat-ie 36 vignetten uit een envelop schudde?
Dr. Willemijn Stokvis legt in haar inleiding tot ‘Vroeger komt later’ nergens ‘impliciet verband’ tussen surrealisme en existentialisme.
Hoe de werkelijkheid een uitzinnig verhaaltje als dat over ‘Tilburg’ in mijn Kikkers van Potter weet te overtreffen blijkt uit het feit dat Sybren Polet niet (meer) in de V.S. doceert maar ‘gewoon’ hoogleraar is in, eh, Tilburg. Welkom thuis, Siebe. Ten slotte: de bij het artikel afgedrukte tekeningen stammen inderdaad uit 1954, ze waren half-en-half gedacht als illustraties voor de cyclus Met grint gooien. Ze zijn, in het echt, allemaal in zwart/wit, óók het gevogel dat in blaartrekkende kleuren op SIC's omslag staat... op zijn kop. Tja, eigen schuld, moet je maar niet zo raar tekenen en netjes je naam in de rechter benedenhoek zetten.
Geen gesip, het kan allemaal mijn fiducie in het steeds interessanter wordende SIC niet drukken. Met vriendelijke groet,