Septentrion. Jaargang 43

[p. 66]

Stefan Hertmans (^o 1951)
Tervaete

I. La fuite

À la mer des écluses sont ouvertes,
glougloutant en douceur la terre
se retire dans les roseaux et court vite
vers l'arrière jusqu'auprès du rivage.

Ils courent et ils bondissent,
ils nagent contre temps et marée,
le museau juste au-dessus de l'eau
et les yeux noirs qui scintillent.

Bientôt ils sautent à terre,
se précipitent plus loin, encore plus loin,
derrière eux la rive des morts recule.
Les toisons et les griffes sèchent,

au loin ça leur tonne encore vaguement
dans l'oreille, jusqu'à ce que ça s'arrête

dans leur coeur battant.

Tervaete

I. De Vlucht

Aan zee zijn sluizen open,
het land trekt zich stil klokkend
in het riet terug en loopt snel
achterwaarts tot bij de oever.

Ze rennen en ze springen,
ze zwemmen tegen tijd en tij,
hun snuiten net boven de waterlijn,
hun ogen die zwart blinken.

Straks springen ze aan land
en ijlen verder, almaar verder,
de dodenoever wijkend achter hen.
De vachten en de klauwen drogen,

het buldert vaag en ver nog
in hun oren, totdat het stilvalt

in hun bonzend hart.

[p. 67]

II. La moisson

Faucher, il l'avait vécu,
et le bruit quand ça tombe
avant que les tiges cassent.

Il avait vu des rangées et des rangées,
toujours des rangées qui tombaient
devant la faux chantante,

sifflement de métalliques
bouches goulues.

Le fil barbelé étreint le labyrinthe,
de la peau brille dans la palissade,
et pour dormir il y a de la paille.

Ce qui gisait sur la terre
aurait pu devenir fertile,
mais moissonner a mal tourné

dans la propre boue
dans la propre chair,
et personne qui connaisse le blé.

Traduit du néerlandais

par Frans De Haes.

II. De Oogst

Het maaien had hij meegemaakt,
en het geluid dat vallen maakt
voordat de halmen breken.

Hij had rijen gezien, en rijen,
altijd maar rijen die vielen
voor het zingen van de zeis,

het sissen van gulzige
monden van metaal.

Het prikkeldraad omspant de doolhof,
huid blinkt in de omheining,
en voor het slapen is er stro.

Wat op de aarde lag
had vruchtbaar kunnen zijn,
maar misgelopen is het oogsten

in de eigen modder,
in het eigen vlees,
en niemand kent het graan.