|
| |
| |
| |
(Heel) klein pleidooi tegen de filosofie
Door Patricia de Martelaere
Moet de filosofie een opvoedende functie hebben? Moet ze ‘afdalen’ (uit haar ivoren toren) naar de gewone man - de man van de straat, het volk? Of moet wellicht omgekeerd, met grote inzet van alle middelen, de gewone man verheven worden tot het niveau van het denkende bewustzijn? Wat mij betreft niet, geen van beide. Het mag, dat wel, wat het eerste betreft. En wat het tweede betreft: je kunt het altijd proberen. Maar het moet niet.
Filosofie mag, wat mij betreft, alle vormen aannemen: ze mag academisch zijn, specialistisch, onbegrijpelijk voor de leek - tal van andere respectabele wetenschappen zijn dat ook. Dat heeft zo zijn eigen waarde, de specialisten amuseren zich ermee, en je weet uiteindelijk nooit waartoe het kan leiden. Maar filosofie mag gerust ook populair zijn, ze mag de Libelle vullen en de Playboy, ze mag op reclamefolders prijken en tussen de graffiti op toiletmuren, ze mag te vinden zijn in alternatieve kookboeken, in boeken over bloemschikken, bonsaiboompjeskweken en oosterse meditatietechnieken - ze mag oppervlakkig worden en banaal. Dat de filosofie hierbij haar gezicht zou verliezen is niet echt een probleem. Integendeel, het lijkt mij dat ze nooit een echt ‘gezicht’ heeft gehad, of anders juist heel veel gezichten: sommige ernstig en indrukwekkend, andere niet om aan te zien.
Maar er is één ding: filosofie moet ook de mensen met rust kunnen laten. Sommige filosofen vatten hun persoonlijke gave (of
| |
(Tout) petit plaidoyer contre la philosophie
Par Patricia de Martelaere
Traduit du néerlandais per Françoise Everaars.
La philosophie doit-elle avoir une fonction éducative? Doit-elle ‘descendre’ (de sa tour d'ivoire) vers l'être humain - l'homme de la rue, le peuple? Ou faut-il à l'inverse, à grand renfort de moyens, élever l'homme au niveau de la pensée consciente? Ma réponse est: non, ni l'un ni l'autre. Dans le premier cas, tout de même, on peut se le permettre. Et dans le deuxième, on peut toujours essayer. Mais il n'y a pas d'obligation.
La philosophie, pour moi, peut s'autoriser à prendre toute forme possible: elle peut être académique, spécialisée, incompréhensible pour le non-initié (comme bien d'autres sciences respectables). C'est une valeur en soi, les spécialistes s'en amusent et après tout on ne sait jamais où cela peut mener. Mais la philosophie peut tout aussi bien être populaire, occuper les pages de Libelle et de Playboy, elle peut trôner sur les affiches publicitaires et parmi les graffiti sur les murs des toilettes, elle peut figurer dans les livres sur l'autre cuisine, la composition florale, la culture des bonsaïs et les techniques de méditation orientale (elle peut devenir banale et superficielle. Que la philosophie risque d'y perdre son visage ne me paraît pas le véritable problème. Au contraire, il me semble qu'elle n'a jamais vraiment eu de ‘visage’, ou plutôt qu'elle en a eu beaucoup, les uns sérieux et impressionnants, les autres insupportables. Mais une chose est sûre: la philosophie doit pouvoir laisser les gens tranquilles. Certains philosophes considèrent leur talent personnel (ou leur déformation personnelle) comme
| |
| |
| |
[Nederlands]
hun persoonlijke misvorming) op als een roeping en - meer nog - als een zending. Ze vinden het onbegrijpelijk, zelfs schandelijk, dat niet iedereen, zoals zij, begaan is met vragen over leven en dood, zingeving en bestemming. Kijk om je heen, zeggen ze, is het Dasein (ze bedoelen daarmee gewoon het leven) niet één groot mirakel - hoe wonderlijk toch, dat er iets is en niet veeleer niets -, is het niet om op elke straathoek achterover te vallen van louter verwondering? Maar waarom zouden ze dat doen, de mensen van de straat - is het niet veel eenvoudiger om gewoon door te lopen, naar huis, naar de bioscoop, naar het restaurant of naar al die andere plaatsen waar het leven gewoon is? Sommige mensen hebben klaarblijkelijk helemaal geen behoefte aan een radicale problematisering; voor hen is het leven hoegenaamd niet problematisch - het heeft, integendeel, een onmiddellijke, verbluffende en onwankelbare evidentie. Waarom zou hun die evidentie tot elke prijs moeten worden ontnomen? In naam van een menswaardiger, bewuster, waarachtiger bestaan? Maar ze zijn niet noodzakelijk dom of oppervlakkig, deze mensen - ze begrijpen misschien, op hun manier, meer van de wereld dan de diepzinnigste filosoof.
En heeft hij uiteindelijk zelfs niet gelijk, deze zogenaamde ‘gewone’man? Het is niet evident dat er iets problematisch aan het leven is, het zou best eens allemaal heel simpel kunnen zijn. We worden geboren, we kennen wat vreugde en verdriet, we gaan dood - dat is alles. Je zou net zo goed kunnen zeggen: het leven spreekt voor zich, en het is veel te kort om je ook nog eens te gaan bezighouden met het denken over het leven - vooral omdat het niets oplost, het
| |
[Frans]
une vocation ou, plus encore, comme une mission. Ils trouvent incompréhensible, et même scandaleux, que tout le monde ne se penche pas, comme eux, sur les questions de vie et de mort, de sens et de destin. Regarde autour de toi, disent-ils, le Dasein (c'est simplement la vie, qu'ils appellent ainsi) n'estce pas un véritable miracle (c'est tout de même prodigieux qu'il y ait quelque chose, plutôt que rien), n'y a-t-il pas là de quoi, à chaque coin de rue, être renversé de pur étonnement? Mais on imagine mal l'homme de la rue réagir ainsi, n'est-il pas plus simple pour lui de continuer son chemin vers la maison, le cinéma, le restaurant et les autres lieux où est la vie? Il est clair que certains n'ont aucun besoin des problématiques fondamentales; pour eux, la vie n'est pas vraiment un problème - elle a au contraire une évidence immédiate, stupéfiante et inébranlable. Pourquoi faudrait-il leur enlever à tout prix cette évidence? Au nom d'une existence plus humaine, plus consciente, plus vraie? Mais ils ne sont pas nécessairement bêtes ou superficiels, ces gens-là (peut-être qu'à leur manière, ils comprennent mieux le monde que le plus lucide des philosophes.
Et n'a-t-il pas finalement raison, cet homme ‘ordinaire’? Il n'est pas évident que la vie soit problématique, elle pourrait même être toute simple. Nous naissons, nous rencontrons des joies et des peines, nous mourons, c'est tout. On pourrait dire aussi bien: la vie est l'évidence même, elle est bien trop courte pour qu'on la passe à réfléchir sur la vie - d'autant que cela ne résout rien, on se désespère et on n'en sort pas. La vie n'est-elle pas beaucoup plus belle quand on renonce à réfléchir sur elle?
La ‘problématique universelle’ que la philosophie prétend être doit aussi, et peut-
| |
| |
| |
[Nederlands]
maakt je wanhopig en je komt er toch niet uit. Is het niet zo dat het leven veel mooier is als er niet over wordt gedacht?
De ‘universele problematisering’ die de filosofie pretendeert te zijn, moet ook, en misschien zelfs op de eerste plaats, zichzelf ter discussie stellen. Filosofen moeten het maar eens toegeven: er zit iets gratuits, iets onbegrijpelijks, niet zelden iets ronduit belachelijks in de filosofische vraagstelling zelf. Je afvragen waarom je leeft, waarom de dingen zijn zoals ze zijn, waarom er veeleer iets is dan niets - hoe kom je er eigenlijk bij, wat gek eigenlijk.
Filosofie is belangrijk, men zal mij niet het tegendeel horen beweren. Maar filosofie is, zoals alles, allen maar relatief belangrijk - in bepaalde omstandigheden, voor bepaalde mensen. Filosofie is niet voor alle mensen. Postzegels verzamelen of parachutespringen trouwens evenmin; niets is voor alle mensen. Filosofie is voor mensen die het niet kunnen laten, al maakt het hen niet beter of wijzer, en zeker niet gelukkiger. Filosofie is voor mensen die voor filosofie zijn.
Uit ‘Over zoeken en vinden’, in ‘Verrassingen. Essays’, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pp. 75-77.
| |
[Frans]
être même en premier lieu, se remettre elle-même en question. Les philosophes doivent l'admettre: il y a quelque chose de gratuit, d'incompréhensible et quelquefois de carrément ridicule dans le questionnement philosophique lui-même. Se demander pourquoi l'on vit, pourquoi les choses sont ce qu'elles sont, pourquoi il y a quelque chose plutôt que rien, quelle idée, c'est vraiment fou.
La philosophie a son importance, personne ne m'entendra dire le contraire. Mais pour la philosophie, comme pour tout, cette importance est relative, elle dépend des personnes, des circonstances. La philosophie n'est pas faite pour tout le monde. Pas plus que la collection de timbres ou le saut en parachute; rien n'est fait pour tout le monde. La philosophie est faite pour les gens qui ne peuvent pas s'en passer, même si elle ne rend pas meilleur, pas plus sage, et en tout cas pas plus heureux. La philosophie est faite pour les gens qui sont faits pour la philosophie.
Extrait de ‘Over zoeken en vinden’ (Chercher et trouver), in ‘Verrassingen. Essays’ (Surprises. Essais), Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pp. 75-77. |
|
Auteursrechtelijk beschermd