Vooraf
Deze uitgave is een gevolg van en een vervolg op de
doctoraalscriptie waarmee wij in 1980 onze studie aan de Rijksuniversiteit te
Leiden afsloten.
Het onderwerp werd ons aangereikt door onze studiebegeleider, M.J.M.
de Haan; tijdens het onderzoek voor zijn Elkerlijk-editie stuitte hij op een
interessante tekst, waarin de Dood eveneens een hoofdrol speelt, een ‘boecxke
daer men in leren mach salichlic te sterven ende eewelick te leven’. Hoe
inspirerend zijn begeleiding is geweest, moge blijken uit het verschijnen van
deze uitgave. Ook C.C. de Bruin, P.A. Elderenbosch, L. Jongen, H.W. de Kooker,
F.P. van Oostrom, B. van Selm en M.J. van der Wal hebben ons van advies en
kritiek gediend.
De tekst vertegenwoordigt een minder bekend genre binnen de
Middelnederlandse geestelijke literatuur: de ars moriendi. Hoewel deze
‘sterfboeken’ in de late middeleeuwen zeer populair waren, is er tot nu toe
weinig aandacht aan besteed en Nederlandstalige tekstuitgaven ontbreken zelfs
geheel. Door middel van deze kritische uitgave met inleiding en annotaties
maken wij een Middelnederlandse ars moriendi toegankelijk en vragen wij
aandacht voor het genre. Met het oog op lezers die weinig ervaren zijn in het
lezen van Middelnederlands proza, zijn wij bij het annoteren liever te royaal
dan te karig geweest. De beknopte inleiding plaatst de tekst in een ruimer
kader, voor verdere informatie verwijzen we naar de bibliografie.
De volledige titel van deze ars moriendi luidt:
Een scone leeringe om salich te
sterven. De incunabel, gedrukt in 1500, bevindt zich in de
Koninklijke Bibliotheek te
's-Gravenhage. In de Inleiding gebruiken we de
aanduiding ‘Sterfboek’.
Dit Sterfboek geeft de lezer niet alleen een beeld van het
levenseinde van de middeleeuwse mens, met zijn angst en zijn hoop, maar ook van
de middeleeuwse maatschappij, waarin de theologie allesbepalend was. Reden
waarom dit ‘tractaetken’ onzes inziens niet alleen interessant is voor
Neerlandici en historici - met name de mediaevisten onder hen -, maar evenzeer
voor theologen. Wij bevelen het derhalve aan in de aandacht van ‘niet alleene
slechte leeken mer oec mede gheesteliken ende devoten menschen’.
Juli 1984
B. de Geus |
J. van der Heijden |
A. Maat |
D. den Ouden |