De schreeuwende kat-soe, op zyn wagen. Pak maar weg, stuk voor stuk, voor vier stuyvers
(1775)–Anoniem De schreeuwende kat-soe, op zyn wagen. Pak maar weg, stuk voor stuk, voor vier stuyvers– AuteursrechtvrijZingende de aldernieuwste Liederen, die hedendaags gesongen worden
Stem: Van de Zoldaten-zang.Laastmaal een mof kwam in de Stad,
In ‘t grote Amsterdam!
Aan de Oudenbrug op zijn Bundelsak,
Toen keek hy als een lam,
Hoe schielyk krygt de Mof een keer,
| |
[pagina 70]
| |
En word in korten tyd een Heer,
Romdom, dom, dom, dom, dom,
Romdom, dom, dom.
Ten blyk hier van, maar kort geleden,
Dat deze Moffe kwant:
Was naauwlyks in de stad getreen,
Men gaf hem aan de hant:
Eerst moet gy varen met de stront schuyt,
Of anders brengen de bloed bak uit,
Romdom, &c.
O ja sprak hy dat’s niemendal!
Ik ben de stank gewent,
Als ik maar verder vordere zal:
Zo sprak die Moffe Vend,
Al moet ik hier in dese stad,
Maken schoon een anders Gat,
Romdom, &c.
Dat doen ik met een groot plesier,
Zo zei die Moffe ziel;
Maar mogt ik wezen Palvenier,
Te lopen met een kiel,
Dat is de kleeding van ons Lant,
Zo sprak aldaar die groene kwant,
Romdom, &c.
Zie daar hy wort dan Palvenier,
En dat maar korten tijd:
Of men ziet dat Moffe dier,
Trouwt eens Heer zijn Meid,
waar door hij nu van arm en naakt,
Tot eene hoge staat geraakt,
Romdom, &c.
Nu treet die Mof als een kapoen,
En lijkt een banjer Heer,
Maar eerst met spijkers in de schoen,
| |
[pagina 71]
| |
Doe scheen hy wel een Boer
Nu gaat hy als een Edelman
Die naaulyks nog ja zeggen kan
Romdom, &c.
Wyl Karremelk was eerst zyn kost
Nu drinkt dat Moffi wyn,
En daar by als een Graaf gedost
Baart dat geen sageryn?
En als hy nog maar Menschelyk was
Dan kwam ‘er niemant aan te pas;
Romdom, &c.
Maar neen hy zet zyn buik vooruit
En snoeft staag op zyn goed
Zoo leeft als dan die Moffe guijt
Ten koste van ons bloed,
Schoon dat zomtijds vraagt meenig Man,
Komt die Mof daar wel eerlyk an,
Romdom, &c.
Want ziet al past een ander op,
‘t Is meestentyt maar wind;
Een Mof die word voort geschopt,
Zoo als men veel bevind,
Al komt hy hier moeder naakt,
Hy makkelijk door de wereld raakt,
Romdom, &c.
Een ieder moet hen trooste dan
En denkt de stad is groot,
Waar door dat meenig komen kan,
Nog aan zijn daaglijks brood;
Dus leeft vernoegt en weest verbleit,
Tot dat de dood uw leven scheit,
Romdom, &c.
|
|