De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijStem: Ionge Meisjes luistert toe.Ik droomden laast op een nagt;
Hoe dat ik gantsch onverwagt,
Wiert by Sjaco en Cardoesje:
Gevoert midden in myn rust,
Daar men myn een borlezoesje;
Schonk en wat ‘t hertje lust.
Daar was van alles te koop,
Genever, Lavas met stroop:
Ook Genevertje op schillen:
En Annys voor de pyn,
In de Buik en zulke grillen:
Ook zeer goede Brandewyn.
Wat was daar een raare pret,
‘t Was ‘er niet als stryk en zet:
| |
[pagina 80]
| |
Die zou na zyn dood niet wenschen:
Als het wezen kan te zyn;
By dees onderaardsche Menschen:
Altyd vrolyk zonder pyn.
‘t Was een woning gants adret,
Met een bedste maar geen bed:
Zo als ‘t uythangbord vermelden:
In Cardoesje en Sjako:
Woone deze vroome Helden;
Slapen tot nog toe op stroo.
Maar als zy eens zyn hersteld,
‘t Mankeert haar niet als aan geld?
Sullen zy haar Huis palleren:
Geen blind Paart hoe stout of koen;
Zout Huishouwen kunnen deeren,
Of in ‘t minst geen schade doen.
Want daar hengt niet aan de want,
Daar’s ook Ian Cant:
Zy drinken daar om te scheuren?
Op de slof dat doet Sjaco:
En Cardoesje zamene treuren:
Daarom slapen zy op stroo.
Ook zo gaan zy alle dag,
Veeltyds deur met het gelag:
Kreupel Woorden om te zugten:
Slaanser by de voet en vaam?
Oft agten zy maar voor klugten:
Maar en past niet in haar kraam.
Ook word ‘er alle dag,
Is dat niet een droeven slag:
Gevogten: gesneen, gekurven:
Van dat hels vervoert gespuys;
Die voor dezen zyn gesturven:
Aan de Galg of op het Kruys.
‘t I(s ‘er dag en nagt dat’s raar,
Of ‘t een Boere Bruiloft waar:
Daar’s goet Logys te bekomen:
| |
[pagina 81]
| |
Hoor die geen die het begeert;
Yder werd ‘er zonder schroomen,
Wel onthaalt en getracteert.
Weetje wat voor Volkje dat,
Daar veel komt? van ‘t Fransse Pad:
En ook uyt het Fort de Knokke,
En de drommels Hoek, Passeerestraat,
Ik zeg het jou zonder jokke,
Zo wat jan rap, en zyn maat.
Voor een stuyver slaapjer net,
Als een Prins maar op geen Bed:
Men slaapt ‘er op lange veeren,
Laagjes by de grond dat ’s plat:
Al die daar daaglyks verkeeren,
Zyn meest dronke vol en zat.
Daar waren verscheide Lien,
Dien ik wel meer had gezien,
Die zeer gelukkig in ‘t vinde ware:
Hadde Meester Hans,
Haar de keel niet toe gaan binden,
Wis en zeker hadder kans.
Geweest om een pot met geld,
Te begraven maar dien Held:
Sloeg haar, haar gezonde knooke,
Aan stukken doe was ‘t verbruyt;
Doe kon niemant van haar zoeken,
De waardy van eene duit.
Ook sloeg hyze de kop of,
Dat dunkt myn gaat vry wat grof,
Zo een Bol kan wis niet vinden,
Die loopen dit vry gelooft,
By honderden als de blinden,
By Sjaco daar zonder hooft.
Als ik al dat ik daar zag,
Zou verhalen schad en dag?
Dat vier weeke wel om te schryven!
Maar ik zal voor deze maal,
| |
[pagina 82]
| |
Het hier zo by laten blyven,
En doen een ander verhaal.
Hoe dat gy langs eenen weg,
‘t Is zo als ik u hier zeg,
Sjaco heeft het myn geschreven:
Daar zeer maklyk komen kan,
By ons Peetje Raghels leven,
Zweer ik twyffel daar niet an.
En dat altemaal te voet,
Zo is hy wiskunstig goet,
Voor die geen die ‘t water schromen,
Dat’s maar potje! konnen dan
Der vry makkelykjes komen,
Haasje wat en loopt maar an.
Voor eerst moetje Baffay deur,
Dar hebben zy om de floeur,
Opgeregt veel Ordinairen:
Ook Logys voor Vrouw of Man,
Ik zal u eens gaan verklaren,
Wat men daar al krygen kan.
Daar word dik en ook dun Bier,
Verkogt tot yders pleizier,
Ook zo is ‘er de Genever:
Zeer goet koop en goet van smaak,
Want zy heeft ‘er kuit en lever,
Is dat niet een schoonder zaak.
Door Kulsteert gaat gy te voet,
Na de Prutgang dan gants bloed,
Langs het Overtoomse wegjen:
Dan regt toe, regt an, regt uit,
By myn zole ‘t is ik zegje,
Dan zo lang tot datje stuyt.
Dan zo loopjer regt op an,
Vryers, Vrysters, Vrouw of Man,
Ge hebt in ‘t minsten niet te vrezen,
Die pyp in dees steyger deur:
Dan zaljer met der haast wezen,
Stapt myn na, ik ga jou veur.
| |
[pagina 83]
| |
Klein Ian die prezenteert zyn dienst voor die ‘t begeren,
Aan die wat makk’lyk zyn, en niet heel graag voeteren,
Voor een cieviele prys, te ryden uit de kunst,
Na Sjaco en Cardoes, hy verzoekt yders gunst.
|
|