De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijVois: Gardames Mourons.Wel wat maakt gy hier myn schoone Bruinette,
Buiten in het Veld met u Schaapjes al,
Daar gy na de Wey gaat uw voetjes zetten:
Ik bid u laat my wezen in dat groene dal,
En wil op myne dienst en myn trouwheit letten:
Want ik u voor een Harder dienen zal.
Neen myn Heer geen Harder kan my behagen,
Ik kan wel bewaren myne Schaapjes hier,
Ik heb myn vermaak in dees groene hagen;
Buiten in het Veld neem ik myn plaizier,
Daar ik ga alleen treden alle dagen,
Met myn lieve Vee by een klaar Rivier.
Komt dog naar het Hof o myn schoon beminde,
Laat het groene veld en de lommers staan,
Daar ik u zal eeren als een beminde:
En gy zult gekleet in het zyde gaan;
Want gy schoon bruinet waardig zyn te minnen,
| |
[pagina 56]
| |
‘k Bid u neemt myn Lief voor u Dienaar aan
Meent gy dat ik agt al u zyde kleeren,
Parels en gesteenten, al u pronkery:
Al ben ik een meisje jong en teere.
Ik weet wel waar toe dat diend dit gevry:
‘t Is maar om de bloem van myn maagdoms eere,
En my te brengen in een slaverny.
Schoonste Lief de Hemel zoud nooyt gedoogen,
Dat ‘k zou verloochenen aan u myn trouw:
Eerder zou de vloet van de Zee verdroogen;
Eer ‘k zoeten Engel u verlaten zou,
Ag myn tweede ziel slaat op my uw oogen!
Want ik u verkies voor myn egte vrouw.
Myn Heer in ‘t Hof kan ik my niet vermaken,
Ik leef hier gerust in myn eenigheit:
Liever wil ‘k byuten by myn Schaapjes waken:
Dan van uwe liefde hier te zyn verleit,
‘k Seg u adieu wilt my niet meer naken,
‘t Is verloren moeit’ u van my dog scheit.
Wel myn schoon-Princes mag ik u niet minnen,
Wilt gy niet eens hooren meer na myne klagt:
Zo moet ik van droefheit missen myn zinnen,
Want myn ziel alleenig na u liefde tragt,
Ag hoe pynt gy my schoone Harderinne,
Zo gy myne trouwheit en myn Min veragt.
|
|