De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijVois: Kupido dat looze Boefje.Bolle Baggus perst me druyven,
‘k Heb nog een klein entje worst, worst, worst,
Dat ik nu meen op te kluiven,
En dan smeer ik braaf de borst.
‘t Is gestopt om lang te duren:
Daarom is ‘t nog zo gestyft, styft, styft,
Niemant is ‘er van myn buren:
Daar de Worst zo fleurig blyft.
’k Laat de darmpjes schoontjes wassen,
En ‘t is vleisje van de bil, bil, bil:
‘k Laat de entjes netjes passen;
Hoe lang ik die hebben wil.
’k Maakze rontjes en in orden,
| |
[pagina 45]
| |
Lang genoeg en matig dik, dik, dik:
Zo der ymand my toe porden,
Van de Worsten riep ik schrik.
Nu een reisje braaf aan ‘t pullen,
Zonder vogt wil ‘t ‘er niet in, in: in,
Wie wil nu nog met myn smullen;
Wie heeft in dit entje zin.
Tree vry nader aardig meisje:
Zie ik stroop ‘er ‘t velletje af, af: af,
Proef een reisje van dit vleisje,
Dat ik u zo vriendelyk schaf.
Nu eens hartig toe gedronken,
In myn Worst is juist geen quaat, quaat, quaat,
Maar veel pepers heete vonken:
Zomtyds aan de meisjes schaat.
Iy woont digt hier in dit straatje,
Zo je lust tot een stuk, stik: stik,
Zo kom weder om een praatje
Van de Worsten roep ik schrik.
|
|