De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijVois: Wel Margriet ik moet u vragen.Geen dag myn Heer ik kreng u schyven,
Wilt daarom op myn niet kyven,
En verstaat dog mynen zin:
Daar is thien pont groot te min,
‘k Kan u ten vollen niet betalen,
Want ik ly wel duyzend qualen:
Door myn gewelt van dezen stryd,
Ik bid u scheltze my dog quyt.
Wel Ariaan dat kan niet wezen,
Want daar staat nog wat voor dezen;
Veerthien pont al van u Pagt,
Ik heb lang genoeg gewagt,
Gy moet zeker anders zorgen;
| |
[pagina 43]
| |
Of ik zou u niet meer borgen,
Als gy hebt den oogst van ‘t veld,
Zo moet gy myn geven geld.
Wel myn Heer hoort na myn beden,
En verstaat dog al myn reden,
Door uw schryven overvloed;
Raakt den Huysman zonder goet,
Gy eet gezoven en gebraden,
Dan kunt gy uw lust verzaden:
En den Boer in dezen nood,
Helpd hem met een stukje brood.
Wel Ariaan zou u dat niet spyten,
Want ik moet myn tyd verslyten,
Met Processen dit gelooft:
Dat brengt ruyse in myn hooft,
De Wyn die moet myn hart versterken,
Om de zaken uit te werken:
Zet uw klagen aan een zy,
Ik heb meer verdriet als gy
In myn Heer door al uw pagten,
Raakt den Huysman in onmagten,
Gy leeft als een Ryken Graaf,
En den Boer die is een Slaaf:
Ik moet spitten ende zaajen
Schooven binden Kooren draayen,
Zomtyds vlugtig voor den brand,
Gy zit met de Wyn in de hant.
Wel Ariaan voor al uw smalen,
Zult gy ten vollen my betalen,
Het geen gy zegt tot mynen spyt:
Niet een duyt schel ik uw quyt,
Of ik zal uw by gans tatten,
Nog wel by de kop doen vatten;
Sprak den Heer al met rumoer,
Weg gy vuilen lompen Boer.
Ia myn Heer ik zou myn weren,
En ik zet uw in myn deren,
| |
[pagina 44]
| |
Als gy myn maar raakten aan:
‘t Zou hier op een vegten gaan,
My verdriet langer te leven,
Niet een duyt zal ik u geven;
Myn zinnen worden disperaat,
Liever word ik een Zoldaat.
Dat zeggen al de looze guiten,
Pakt u van hier en gaat maar buiten,
Sprak den Heer al met rumoer:
Weg jou vuilen lompen Boer,
Het volk dat quam met groote hoopen,
En den Boer die ging aan ‘t loopen:
Hy zy Vrouwe ik moet weg,
Om dat ik de waarheit zeg.
|
|