De Schiedamse jeneverstoker(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Den Docter met drie Oogen, Of een aardige Zamenspraak gehouden tusschen een welbekende Wynverlater, en een welbekende Docter. De eerste genaamt de Hr. Iohannes Klos, en den anderen Thomas de Vry. Een Docter en een Wynverlater, Geraakte zamen eens in praat, Den Docter, wel het langst van snater, (Of Tong) die sprak: myn lieve maat, Gy had nog wel een oog van nooden, Dat u te wonder dienen zou; Een oog (zy hy) ô lieve Goden! Dan wierd een yder voor myn schou, Maar waar moest myn dat oog dan wezen; (Dunkt u) zo ik het heb gebrek? Den ander, antwoord zonder vrezen, Monsieur vlak agter in uw nek! Zo kon u nimmer een Verklikker Betrekken; ja geen Pagter zou, (Schoon hy zo rat was als de nikker) U nimmer vatten by de mou; d’Wynverlater dus uitgestreken, Die werd daar op in ’t minst niet beus: Maar heeft den Docter aangekeken, En zag een lange spitze neus: Hy antwoord hem dan met dees reden, Heer Doctor gy hebt wel gelyk, Maar weet als dat gy zulks al mede Van noden hadde tot de kyk. Wel waar moest dan het myne pralen; [pagina 7] [p. 7] (Zy Heer Docter;) den aar niet lomp, Sprak Heer zo ik het mag verhalen, Myn dunkt aan ‘t pantje van u domp! Zo hoefden gy nooyt pis te kyken: Maar met u neus by yeder een, Door ’s Menschen aars na binnen ryken, En boven door ‘t gedarmte heên! Zo kunt gy met u oog beschouwen, Wat qualen binnen ‘t lyf onthouwen, Ia ‘k wed gy binnen korten tyd, De alderwyste Docter zyt. Vorige Volgende