De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Vois: Van de Bankroetiers.Komt hier Liefhebbers van Ienever,
Luistert toe met goet verstant,
Schoenmakers, Snyers ende Wever,
Die met flesjes in haar hant,
Loopen als de klok staat een,
Dan zyn zy al op de been;
Maar om haar hert eerst te sterken,
En om zo by de kaars te werken;
Maar by dag zyn zy niet lup,
Zes zoopjes dat is niet een drup.
Als de klok heeft twee geslagen,
Komt de Klapperman verbaest,
By Waard en Waardinne vragen,
Een rantzoentje met ‘er haast:
Klerken en Studenten ziet,
Zo als ons vermeld dit Lied,
Drinken ook Ienever schoone,
Eer den dag ons komt vertoone:
Is haar study in de kan,
| |
[pagina 4]
| |
Tot een spot voor alle man.
Te drie uuren wilt aanmerken,
Dan komt ook den Ambagtsman,
Die zo garen gaat te werken;
Maar met de Ienever kan,
Timmerluy en Metzelaar,
Al dat volkje met malkaar,
En Droogscheerders groote Heeren,
De Tuyniers haar geld verteeren,
Drinken tot vier uuren hou,
Dan is ‘t Mannen repje nou.
Te vyf uuren ziet men treden,
Ook veel Wyven langs de straat,
En verhalen duizent reden,
Van Ian Rap al met zyn maat;
Hoedemakers, Barrebiers,
Bakkers, Brouwers, Winkeliers,
Komen te zessen aan schuiven,
Om Ienever te gaan kluiven,
Elk drinkt naar zyn vernoeg,
Te zes uuren in de kroeg.
Wie zou geen Ienever drinken,
Als de klok van zeven slaat,
Dronkenzuipers, ligt vinken,
Zeven halfjes is haar maat;
‘s Morgens vroeg voor haar rantzoen,
Dikke Lys en manke Koen,
Drinken mee al om te scheuren,
Te agt uuren zeit men beuren,
Is de koffypot al klaar,
Om te drinken met malkaar.
Ia te negenen voorwaare,
Is de Koffy al in ‘t lyf,
Dan drinkt men weer van de klare:
Scheele Teunis met zyn Wyf,
Die verdronk nog laatst zyn broek,
[Aal] verkogt haar schorteldoek;
| |
[pagina 5]
| |
Quakzalvers, Musicanten,
Liedzangers Comedianten,
Al dat volkje van de smeer,
Houd het met Ienever heer.
Ian van Leyen met zyn klompen,
En mooy Kaatje zyn huysvrouw,
En zwart Anne met haar lompen,
Spinders, Kaarters die zyn gouw,
Want ten tien uuren verstaat:
Loopen zy af langs de straat,
Dronken zwieren, dommineeren,
En den lesten duyt verteeren;
Zo tot ellef uuren net,
Leggen zy dronken op ‘t bed.
Zo tot twaalf uuren wilt weten,
Dan roept yder met geweld,
Daar en is in huys geen eeten,
Zonder brood en zonder geld,
Dan komt het gewelt eerst aan,
Kyven, vegten, knorren, slaan,
Daar valt anders niet te eeten,
Als knorhanen wilt het weten:
By Ienever smaak zo zoet,
Als me ‘t by de buyk vol doet.
Sa Liefhebbers houd couragie,
Schoon dat al u Wyf eens knort,
Ienever is bon pottasie.
Roept de heele Weerelt voort,
Ienever heeft een goede smaak,
Het is yder een vermaak,
Dronken vald ‘er niet te zorgen:
Zonder geld de waard moet borgen,
Daarom drinkt den heelen dag,
Als ‘t u maar gebeuren mag.
|
|