Salon des variétés
(ca. 1880)–Anoniem Salon des Variétés– Auteursrechtvrij48 der meest geliefkoosde coupletten en comique scènes
[pagina 57]
| |
'k voel dat steeds mijn har - - te zwelt, Als 'k in haar oo - - gen
rall.
staar. Zij is niet jong, zij is niet schoon, zij is niet slank, zij is niet
teêr. Maar o zoo goed, goed, goed, Maar o zoo goed, goed, goed, Zij is niet
schoon, niet jong, niet slank, niet teêr, maar goed, goed, goed, Maar o zoo
goed, goed, goed, Maar o zoo goed, goed, goed. Zij is niet
schoon, niet jong, niet slank, niet teêr, maar goed. Ohé! la la la la la
la. Ohé! la la la la la la. Ohé! la la la la la la. Ohé!
la la la la la la.
| |
[pagina 58]
| |
De rijzige Rosine,
Geeft mij zeer veel te denken,
Haar lachjes te verdienen
Maakt mij zoo bijster raar.
O zij heeft haar, zoo zwart als git,
Zoo glanzig en zoo fijn,
Een blik, waarin een vuurgloed zit
Zoo het die maar kan zijn.
Zij is zoo schoon, zij is zoo lief,
Zij is zoo rank, een hartedief,
Maar daarbij dom, dom, dom, enz.
Ohé! la la la, enz.
Mejuffrouw Ad'laide,
Is op elk bal te vinden.
Verrukt daar als sylphide,
Steeds iedren jongeling.
Zij, die aanhoudend intrigeert
Elk dansend cavalier,
Geen een, helaas! die inclineert,
En zij, zij zit o wee.
Zij is galant, zij is pikant
En bijdehand, zij is charmant,
Maar o zoo dik, dik, dik, enz.
Ohé! la la la, enz.
Het dwepend Julietje,
Kan slechts van liefde droomen,
Een minnaar in haar netje,
Is al haar zaligheid.
Hoe dwepend zucht zij om een man,
Bij 't maantje, in den nacht,
Of zij een jong'ling vinden kan,
Hoe schelms dat mondje lacht.
Zij is zoo zacht, zij is zoo fijn,
Zij is zoo kuisch, zij is zoo rein,
Maar ach zoo loensch, loensch, loensch, enz.
Ohé! la la la, enz.
Lisette - o! is de ware,
Nooit, nooit wordt zij verlegen
Al telt zij vijftig jaren,
Toch maakt men haar het hof,
Waar zij verschijnt, daar is het vel
Van vleiers op mijn eer,
Hoe oud zij is, o het is dol,
Men vrijt haar evenzeer.
Valsch is heur haar, valsch haar gebit,
Haar jaren slechts zijn echt.
Maar o dat geld, geld, geld, enz. (wijxende dat zij geld heeft.)
Ohé! la la la, enz.
| |
[pagina 59]
| |
De spijtige Pepine,
Is ook niet te verachten,
Als ik het mocht verdienen
Te worden eens haar man!
Maar 't is gevaarlijk, toch als ik
Mijn liefde haar verklaar;
Bij allen heerscht een groote schrik,
En niemand nadert haar.
Een fraaie voet, een schoone koon,
Een kus er op, is hemelsch schoon!
Maar o zij snapt, snapt, snapt, enz.
Ohé! la la la, enz.
K....r.
|
|