Salon des variétés
(ca. 1880)–Anoniem Salon des Variétés– Auteursrechtvrij48 der meest geliefkoosde coupletten en comique scènes
[pagina 31]
| |
stee-nen trap-pen koud als ijs, En bij het sner-pendst weer Een
moe-der met het ar-me wicht Ver-la-ten in el-lend. Hij,
die haar rust voor eeu-wig nam, Heeft haar nu snood mis-kend. Bij
spel en dans in o- -ver-vloed, Slaat hij op haar geen blik: Zoo'n
mensch van a-del zon-der hart, Is 't lee-lijk-ste, zeg ik. Zoo'n
mensch van a-del zon-der hart, Is 't lee-lijk-ste, zeg ik.
Daar waart verderf en dood in 't rond
Op 't bloedig oorlogsveld,
Door mitrailleuse en kanon,
Viel daar zoo menig held.
De laatste zucht in 't stervensuur,
Is beê voor vrouw en kind,
Of voor 't meisje of de bruid,
Die men zoo teêr bemint.
Maar door de duisternis bedekt,
Loert nog des roovers blik.
Dat wezen in 't hyenakleed,}bis.
Is 't leelijkste, zeg ik.}
Het maantje schijnt op 't eenzaam pad,
En treurig gaat daarheen
Een minnend paar vol levenslust,
Met zuchten en geween,
Maar hij is arm en zij is rijk,
Van adel nog daarbij,
En hoe hun hart ook minnend klopt,
Hun keuze is niet vrij.
De vader wil geen armen bloed,
't Woord ‘geld’ dat is hun schrik.
Zoo een die 't goud ten afgod strekt,}bis.
Is 't leelijkste, zeg ik.}
| |
[pagina 32]
| |
De ranke kiel gleed kalm en zacht,
En kliefde d' Oceaan,
Reeds daagd' de kust van 't verre strand,
En hoopvol snelt men aan,
Maar plotsling steekt een windvlaag op,
En zweept de woeste zee,
En 't schip dat roer en zeilen mist,
Strandt berstend op de reê,
Men seint om hulp, men ziet hun nood,
Zij zinken weg, o schrik!
Hij, die niet redden woû, en kon}bis.
Is 't leelijkste, zeg ik.}
Het purper en de koningskroon,
Drukt menig Vorst zoozeer,
Verdeeldheid in zijn ruim gebied,
Slaat hem zoo vaak ter neer,
De vlinder die zijn troon omgeest,
Brengt vaak van 't rechte spoor,
Hij kent de volksbelangen niet,
Men praat hem soms wat voor,
O, zag die Vorst met waar belang,
En met een zuivren blik.
Men zei niet reeds zoo vaak gehoord,}bis.
Hij is leelijker dan ik.}
W. Färber.
|
|