Ruimte. Jaargang 1(1920)– [tijdschrift] Ruimte– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Uit ‘De Zwerver’ De echo van mijn stem vergalmt in donkre woud. Op avondhelling rusten mijn moeie leden, Mijn hoofd, in heidekruid, zacht als in vrouweschoot, Mijn oogen, wijd vol goud Van Zonnedood. De stroom, beneden, diep, Eén lijn van vrede en van schemeringen, En meisjesstemmen die heel ver aan 't zingen, En weergalm van mijn stem die in den avond riep. - Aan oever, brandend vuur, Onzichtbre vlammen, en de rook Is roerloos in de lucht, een ranke zuil Die draagt de teerheid van deez' late uur. De Zon is weg, mijn oogen nog vol goud. Deez' rust is als een sterven Na 't lange zwerven, En echo van mijn stem vergalmt in 't woud. Henk NAUDTS Vorige Volgende