gedraai en geroddel, trouweloosheid, pose en pesterij maken iemand het hele bedrijf wel eens tegen. Niets hiervan bij Lambert Tegenbosch. Hij maait wel eens met een zwaard waar een floret toereikend schijnt, maar altijd staat hij voor wat hij meent. Gemanoeuvreer is hem vreemd.
Kenmerkend voor de ruimte die hij geschapen heeft, is het vertrouwen dat daarin heerst. Hij accepteert bijdragen, waarvan ik weet dat hij er innerlijke bezwaren tegen moet hebben. Kopie-nood geeft daar hoegenaamd de verklaring niet voor, maar wel vertrouwen. En naast het vertrouwen dat hij anderen schenkt, zijn er tegelijk krachten waarvan hij die ruimte vervult en waardoor de vrijheid die er heerst geen holheid is.
Gabriël is gek. Hij heeft 't altijd over versies. Alsof je daar een tijdschrift op kunt laten draaien. Maar 't is wel een kostbare gek. Om zo in versies te geloven. En zonder die zou een tijdschrift ook weer scheefhangen. Terwijl Lambert bekommerd is om vele dingen, zit Gabriël meer Martha's zuster na te volgen. Met hem geloof ik, dat, zó men in een literair tijdschrift van het ene nodige kan spreken, dit toch wel de poëzie is. Dus is Gabriël niet zo gek. Ik hoop alleen nog maar, dat ik hem een keer zo gek krijg, dat hij zijn verteltalent niet alleen mondeling meer kultiveert.
VAN NIEUWSTADT: Iemand zou een ‘lof op de provincie’ moeten schrijven, -roman, of desnoods, om het nóg archaïscher te maken iets op rijm, maar met vermijding van alle ‘force majeure’. De grauwe industrietjes, uitzicht tot aan de horizon, brakke misdeelde riviertjes, winderig en wel stationnetjes, hecht bijgeloof, hecht ongeloof, hecht godsgeloof, en (tegenhangers van de vele filmhelden) faunen, heel veel faunen moeten erin, - en dat alles met diezelfde raadselachtige flair als waarmee de elementen (de elementen) aandacht van boer en tuinder op zich te vestigen en gevestigd weten, de aandacht vragend van de lezer......niet, om hem ertoe te bewegen de eminente voortreffelijkheden der provincie tegen de even eminente voortreffelijkheid der wereldsteden uit te spelen, - het zou zo min mogelijk een apologie moete lijken en zo min mogelijk moet in de lezer de gedachte opkomen: we hebben dus aan de ene kant dit en dit, aan de ander kant de provincie, - op zeker ogenblik zou men zelfs, wanneer schrijver doet wat van hem verwacht wordt, vreugden en genietingen der metropool vergetend de provincie kosmopolitischer moeten zien worden dan alle wereldsteden bij elkaar. Dat hangt van het talent van onze auteur af, en dat is - men raadt het - groot. Te weten voor geen cent sociale bewogenheid, (en men hoeft dus niet beducht te zijn voor meer of minder akrobatische taferelen, waarin platlandic hun atavismen afreageren, de ruimte in) - voorts een strenge stijl, die op verre, minutieuze effekten is berekend (dus al evenmin duchte men het stereotype brave organist, die tenslotte in het laatste hoofdstuk als heimelijk handwerk lustmoorden te bedrijven blijkt) en, de opvallendste kwaliteit van dit schrijverschap, een vreeswekkend soort achteloosheid met betrekking tot de normale hand- en spandiensten ten behoeve van het lezerspubliek; er gebeurt namelijk nagenoeg niets, - de
romanfiguren zijn verre van zgn. ‘figuren van vlees en bloed’, er zijn geen konflikten, er zijn eigenlijk ook geen romanfiguren, en er is, dit alles in aanmerking genomen, natuurlijk van een roman in traditionele zin geen sprake, - er is alleen, heet van de naald, een onvoorstelbaar en pijnlijk gedetailleerde meteorologie, - er is alleen wind, weer en wind, - slecht te analyseren en steeds zo slecht geanalyseerde hogere regionen, in grijze ergernis, terecht, over de aanstootgevende charlatannerie en het dilettantisme van weerprofeten, over voorgewende kundigheid van onkundigen, slecht gespeeld dichtersenthousiasme enzovoort, enzovoort: een schat van rancunes, die gelucht worden, wolkig, maar ijzig objektief. Er zou daarnaast ruimte zijn voor: astrologie, astraal-mythen, voor paganisme (‘paganus’ = ‘heiden’ èn ‘provinciaal’), voor tafeldansen, spiritistische onstuimigheden, - en voor, zo er nog ruimte over mocht zijn, bevreesde en onder al die etherische bombarie minieme mensjes......als gezegd: faunen, parasitair op de slippen van het AL.