de grootste mondiale inrichting om vrouwelijke bekoorlijkheden het ras bij te brengen, dat zij blijkbaar zo node missen; met Amaranthe stift als het ging om Amaranth; met Turkoois als het de uitbeelding van Turkoois betrof, en met groen als de Vrouw-in-het-groen, die specialiste in 's dichters polygamie ervan gnuifde. Maar weg met al die mooie kleuren! Mijn ellendige ogen eisen nu al weer zwarter zwart, al heb ik nog geen lust met Requiem's te schrijven.
Dat de uren van de nacht geheel ongebruikt aan mijn poëzie zouden voorbijgaan, durf ik niet te beweren, want in die uren wordt meer over mijn discipline beschikt dan mij soms welkom en lief was en is. In de zomernachten had ik de gewoonte tegen de bomen van onze laan te wuiven en mijn rechterhand daarbij buiten het raam te steken. Dan voelde ik soms gedichten komen en zich hechten aan de toppen van mijn vingers. Echter scheen er dan ook de kans te bestaan dat een of ander zeer late juffrouw, die zich nog in dit nachtelijk tafereel bevond, mijn gedichten-spinnerij voor een groet, aan haar faculteiten gericht, kon aanzien en dat moest in ieder geval worden vermeden en voorkomen. Dat zulks mijn nachtprestatie niet ten goede kwam en er een necrotische aangelegenheid van maakte, wie zal dat, zich beheersend, in deze huishoudelijke aangelegenheid kunnen ontkennen!
De dichtoefeningen in de vroege morgenuren in bed vielen niet onder deze wijze beperkingen. Als ik maar in het donker rijmde en men niet wist, wat ik eigenlijk deed, dan ging dit wel. Toch bracht dit nog zoveel nervositeit mede, dat ik het maar liever naliet. Zelfs mijn systeem van bolero-therapie bracht hier geen uitkomst.
Tot de normale dichturen reken ik van half elf tot half twaalf in de voormiddag. Van te voren ben ik wel eens naar mijn schrijftafel gegaan en heb ik enige regels van de ochtenduren neergelegd, regels die ik door herhaaldelijk prevelen heb aangehouden en onthouden. Dan volgt van half twaalf tot zestien uur een dichtpauze, verkort door een middagslaapje. Het gebeurt echter, dat het half vijf in de namiddag wordt en dat er van het dichtbedrijf nog niets is gemerkt die dag. Het komt zelden voor en dan ontstaat de vraag: half vijf en nog geen gedicht? Deze vraag is ook als titel boven een dan toch nog gekomen kleingedichtje gebezigd.
Tegen half zes is deze dichttijd meestal voorbij en wordt gewoonlijk gepauzeerd tot in de avonduren, meestal tegen half negen tot maximaal tien uur. Gewoonlijk wordt dan nog eens overzien, wat er in de loop van de dag is ontstaan, wat daarvan tot een volgende dag blijft liggen en wat in het album gaat.
Ik beschouw mijn kleingedichtjes als postzegels, die ik in een album plak voor ik ga slapen. Mijn verzameling bestond naar de jaarnummering op 30 juni j.l. uit 61154 nummers. Elk nummer is mij een dierbaar grafiekje met wat romantiek, wat kleur en overigens met dat ‘iets’, waardoor ze hun aantrekkelijkheid hebben bekomen.
Tijdens het schrijven heb ik zeer veel naar de radiomuziek geluisterd, wat aan de dichtsfeer ten goede is gekomen en waarbij, naast de meer gangbare favorieten, o.a. Boieldieu,